Home Dossiers Koude Oorlog Spionage met een luchtballon

Spionage met een luchtballon

  • Gepubliceerd op: 22 november 2017
  • Laatste update 25 okt 2023
  • Auteur:
    Cees Wiebes en Constant Hijzen
  • 10 minuten leestijd
Spionage met een luchtballon.
Wereldleiders tijdens de Koude Oorlog.
Dossier Koude Oorlog Bekijk dossier

Tijdens de Koude Oorlog dropten westerse inlichtingendiensten agenten achter het IJzeren Gordijn. Ze gebruikten daarvoor soms luchtballonnen. Nieuw archiefonderzoek laat zien hoe gevaarlijk die spionage-operaties waren.

Na 1945 ontpopte de Sovjet-Unie zich binnen enkele jaren van een geallieerde bondgenoot tot de grootste tegenstander van het Westen op het geopolitieke toneel. Voor de westerse inlichtingen- en veiligheidsdiensten betekende dit dat zij zich in betrekkelijk korte tijd een beeld moesten vormen van Stalins geopolitieke, militaire en economische plannen en potentieel.

Meer lezen over de Koude Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Dat was geen gemakkelijke opgaaf. De Sovjet-Unie was een van de buitenwereld hermetisch afgegrendelde dictatuur. Het land onopgemerkt in en uit reizen was niet mogelijk gezien de 220.000 man sterke grenscontrole. Slechts een handjevol door Stalin uitverkoren diplomaten, journalisten en bezoekers werd een visum verleend. Reizen door de Sovjet-Unie werd bemoeilijkt door een intern paspoortsysteem, dat ook gold voor de bevolking zelf, en de veiligheidsdiensten waren buitengewoon bedreven in de bestrijding van spionage. Ze konden steunen op een voor westerse begrippen onmetelijk netwerk van agenten en informanten in de Sovjetmaatschappij.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Honderden spionage-operaties

Buitenlanders werden in de Sovjet-Unie zelf en in de satellietstaten continu gevolgd en geobserveerd, hun post werd geopend en meegelezen, hun telefoontjes werden afgeluisterd en hun hotelkamers met microfoons en camera’s volgehangen. Het traditionele inlichtingenwerk was daardoor praktisch onmogelijk. Want dat kwam neer op contacten aanknopen, informanten en agenten rekruteren, netwerken opbouwen, mensen ondervragen, agenten erop uitsturen om bepaalde informatie boven tafel te krijgen – vaak samengevat met de term human intelligence of humint. Algauw werd daarom het inwinnen van inlichtingen op afstand met behulp van technische apparatuur belangrijker – een discipline die signals intelligence (sigint) wordt genoemd, vrij vertaald als ‘verbindingsinlichtingen’.

Militaire parade op het Rode Plein in Moksou, 7 november 1956.
Militaire parade op het Rode Plein in Moksou, 7 november 1956.

Toch werden tussen 1945 en 1960 honderden operaties opgetuigd om westerse agenten de Sovjet-Unie of een van diens satellietstaten binnen te smokkelen. Via land, zee en lucht probeerden de CIA, de Britse Secret Intelligence Service (SIS), beter bekend als MI6, en de West-Duitse Gehlen-organisatie hun agenten achter het IJzeren Gordijn te krijgen. Dat probeerden ze nu eens via Finland, de Baltische staten of Oekraïne, dan weer door Wit-Rusland, Moldavië en Turkije.

Westerse agenten worden gemarteld en geëxecuteerd

Alle operaties waren in de woorden van een oud-CIA-medewerker ‘spectacularly unsuccesful’. De operationele beveiliging was vaak slecht: de Sovjet- of de Oost-Europese inlichtingen- en veiligheidsdiensten waren vaak al van tevoren op de hoogte en wachtten de westerse agenten op. De meesten werden gemarteld en geëxecuteerd. In het beste geval werden ze ‘gedubbeld’: de Russen dwongen de westerse agent dan te doen alsof hij in vrijheid opereerde. Zo’n agent speelde in ruil voor zijn leven valse informatie door, waardoor de Sovjets meer te weten kwamen over de intenties en werkwijze van de westerse diensten.

Bootexpedities

Nieuw archiefonderzoek in de National Archives in Washington werpt licht op de rauwe en complexe praktijk van deze hachelijke clandestiene operaties. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de Amerikaanse inlichtingendienst nauwe contacten met de Europese tegenhangers. Diens opvolgers, de in april 1946 opgerichte Strategic Services Unit (SSU) en in september 1947 opgerichte CIA, haalden de banden aan, in het bijzonder met de Scandinaviërs, omdat hun staten grensden aan de IJzeren Gordijn-landen. Bovendien produceerde het ‘neutrale’ Zweden kwalitatief hoogstaande inlichtingenrapporten over de Sovjet-Unie, de Baltische staten en Polen, die werden gedeeld met de CIA en MI6. Vanuit het SSU-station in Stockholm, waar de Amerikanen vijf medewerkers posteerden, zetten de Amerikanen en de Scandinaviërs gezamenlijke operaties in gang.

Boten werden gebruikt voor spionage.
Een in beslag genomen Duitse E-boot of Schnell-boot in een Engelse haven, 1945. Dit soort boten wordt gebruikt voor spionage-acties.

Zo voerden de Zweedse inlichtingendienst T-kontoret en MI6 talloze ‘bootexpedities’ uit in Estland, Letland en Litouwen. Doel hiervan was om, meestal met een speedboot, ongemerkt langs bijvoorbeeld de Litouwse kust te varen om agenten, uitgerust met draadloze zendapparatuur, aan land te krijgen en inlichtingenwerk tegen het communistische bezettingsleger uit te voeren. Zo’n agentennetwerk zou politieke inlichtingen moeten opleveren, bijvoorbeeld over het anticommunistische verzet in de Baltische staten, maar ook militaire inlichtingen over de strategisch belangrijke haven van Liepaja en het vliegveld bij Riga.

De Britten lanceerden Operation Jungle, erop gericht om meer inlichtingen over de Baltische staten te verkrijgen. Met hulp van een West-Duitse marineofficier, Hans-Helmut Klose, werden snelle en wendbare patrouilleboten (S 208-boten), varend onder de dekmantel van de British Baltic Fishery Protection Service, heimelijk uitgerust met geavanceerde elektronische apparatuur voor identificatie en navigatie. Vanaf de boten werd met dure camera’s photo reconnaissance uitgevoerd, een vorm van inlichtingenvergaring waarbij meestal van vijandelijk militair wapentuig of troepenbewegingen foto’s werden gemaakt door overvliegende vliegtuigen. Later werd ook getracht om vanaf de boten sigint te vergaren. Tussen 1949 en 1955 zetten de snelle Duitse boten ongeveer dertien agenten aan land, die allemaal werden opgepakt.

Klose, die de operaties voor de Britten uitvoerde, kwam al doende op een nieuwe idee: agenten droppen in Polen of de Baltische staten met behulp van met waterstof gevulde ballonnen. Zo werd de luchtballon een nuttig inlichtingeninstrument. Ballonnen waren flexibel – dat wilde zeggen, de plaats van waaruit de agenten werden ‘gelanceerd’ kon eenvoudig worden gekozen. Verder waren de metaalloze ballonen niet te detecteren door de radar van de vijandelijke diensten. Ook was het makkelijk om met ballonnen ver landinwaarts te reizen; de agenten ‘strandden’ niet letterlijk aan de kustlijn, zoals met bootjes, waar ze gemakkelijk in de gaten liepen. De weersomstandigheden moesten wel meezitten: de wind mocht niet te sterk zijn en moest vanaf zee landinwaarts waaien.

Flinke storm

Klose tuigde in opdracht van MI6 een operatie op. Op de avond van 20 oktober 1952 vertrok de bemanning van een S 208 met aan boord een lege ballon, acht Poolse agenten en veertig waterstofcilinders. Aan boord werden de cilinders aan de ballon gekoppeld, zodat deze zich langzaam vulde met waterstof. De acht Poolse agenten klommen aan boord van het mandje en stegen in de buurt van de Poolse kustplaats Ustka op. De groep moest een Poolse guerrillabeweging versterken, die een gewapende strijd tegen het Rode Leger voerde en bij een militaire Oost-West-confrontatie de aanvoerlijnen van de Sovjet-Unie moest vernielen. Na vermoedelijk succes – in het archiefmateriaal is geen sprake van mislukking – werden twee andere succesvolle droppings uitgevoerd, maar eind juni 1953 ging het mis.

Acht Polen weten een guerrillabeweging te versterken

Klose voer in de nacht van 26 op 27 mei 1953 opnieuw uit, maar moest uitwijken naar het Deense eiland Bornholm. Er was een flinke storm opgestoken, die vier weken duurde. Toen het weer eindelijk opklaarde, voer de groep alsnog in de richting van de Poolse kust, waar de ballon werd opgeblazen. Onverwachts stak er opnieuw een storm op. Terugkeren was onmogelijk en de opgeblazen ballon dreigde de boot op volle zee te beschadigen, maar de Polen weigerden met dit slechte weer met de ballon te vertrekken. Ze werden onder schot genomen en kregen de keuze: de kogel of alsnog vertrekken. De Polen besloten uiteraard tot het laatste, om uiteindelijk veilig aan de Poolse kust te landen. MI6 besloot hierna al snel dat de ballonlandingen te gevaarlijk waren en stopte ermee.
De Amerikanen namen hierna het stokje over. De ballonacties pasten bij een scala aan droppingsoperaties die de CIA vanaf de tweede helft van de jaren veertig uitvoerde om met agenten achter het IJzeren Gordijn te infiltreren. De CIA had twee agenten opgeleid, die boven Estland afgezet zouden worden, hoewel de dienst hun geschiktheid in twijfel trok – de mannen waren ‘nors, eigenwijs, vaak opstandig en emotioneel licht ontvlambaar’.

Gewaagde spionage

De Amerikanen zochten samenwerking met de Noorse inlichtingendienst en de Finse Sissi Rangers, speciale troepen die waren opgeleid voor lange verkenningsmissies en inlichtingenverzameling in vijandig Sovjetgebied.In augustus 1954 ging de operatie van start. Vanaf een vissersboot in de Barentszzee lieten de medewerkers van de Noorse inlichtingendienst met succes een ballon op. Op 8 september werd weer een ballon opgelaten, maar de twee gedropte agenten keerden een week later alweer terug naar Noorwegen. Ze hadden drie uur met de ballon gezweefd, maar toen het ochtend werd, hadden ze, om niet ontdekt te worden, hun ballon aan de grond gezet. Ze waren pas negen kilometer over de grens en gingen te voet naar een nabijgelegen vliegveld, dat zwaar bewaakt werd. Ze maakten foto’s en aantekeningen, en besloten daarop terug te keren naar Noorwegen. Het grensgebied tussen Noorwegen en de Sovjet-Unie is altijd buitengewoon poreus geweest. Noorse en Finse jongeren staken (al dan niet beschonken) op zaterdagavonden vaak illegaal de grens over om kentekenplaten van Sovjet-Russische voertuigen te stelen.

De CIA beschouwde de gewaagde operaties niettemin als een succes. Vanaf een klein (vissers)schip kon een bemande ballon worden opgelaten om zo agenten toegang te verschaffen tot de Sovjet-Unie en diens satellietstaten. De CIA betrok de Zweedse en Deense diensten bij deze operaties. Zij wezen verschillende vliegvelden aan, zoals dat op het eiland Bornholm, waar de Amerikaanse luchtmacht in geval van nood spionagevliegtuigen kon laten landen. De Denen leverden radioverbindingen, een safe house en onderdak voor de CIA-contacten. Maar belangrijker nog: de Scandinavische diensten leverden de Amerikanen agenten. Die werden meestal in bijvoorbeeld Estse migrantengemeenschappen geworven door de Deense en Zweedse diensten in Stockholm en Kopenhagen. Ook de Finse en Duitse diensten hielpen met het rekruteren van agenten.

Treurige balans

In de CIA-archieven zijn ook de contracten terug te vinden die de agenten kregen aangeboden. Ze kregen 480 dollar per persoon vooraf, 5000 dollar na voltooiing van de missie. Ook was er 5000 dollar voor ziekenhuiskosten beschikbaar. Een permanent onderkomen in de Verenigde Staten werd opvallend genoeg niet beloofd. Naar welke motieven deze agenten hadden, valt slechts te gissen. Het financiële aspect kan een rol hebben gespeeld, maar de wens om iets voor het vaderland te doen en een bezettingsmacht te bestrijden kan ook zeer zeker hebben meegespeeld.

Agenten krijgen 480 dollar voor en 5000 dollar na de missie

In de jaren daarop werden verschillende agenten tijdens ballonnenmissies boven de Baltische staten gedropt. Soms werd in plaats van de luchtballon een kano gebruikt om de agenten aan land te brengen. Tijdens andere missies werden de ballonnen onbemand gelaten en gebruikt om propaganda achter het IJzeren Gordijn te verspreiden. Een tijdklok bepaalde dan wanneer zich een luik opende waaruit pamfletten naar beneden dwarrelden.

Op 27 februari 1956 besloot de CIA om alle missies gericht op Estland te staken. De Estse inlichtingen- en veiligheidsdiensten hadden de agentennetwerken van de CIA geïnfiltreerd en wisten van bijna alle operaties af. Pas in maart 1960 werden de operaties daadwerkelijk definitief gestaakt.

Een blik op de balans stemt uitermate treurig. Nagenoeg alle agenten van het project gericht op Letland werden opgepakt, gedubbeld of geëxecuteerd. De inlichtingen uit de missies waren nauwelijks van waarde voor de Amerikanen. ‘All we are doing is proving the law of gravity,’ merkte een betrokken CIA-medewerker cynisch op. In totaal hadden de operaties miljoenen dollars gekost, om nog maar te zwijgen van de inmiddels honderden mensenlevens van de Russische, Poolse, Letse, Estse en Litouwse gedropte agenten.

Dat de Amerikanen er toch zo lang mee doorgingen, en de Scandinavische diensten ze daarbij hielpen, maakt duidelijk hoezeer de westerse diensten zaten te springen om human intelligence. De Koude Oorlog draaide inmiddels op volle toeren, en ver weg van de politiek van alledag experimenteerden de diensten er lustig op los om toch toegang te krijgen tot de hermetisch afgegrendelde Sovjet-Unie. Daarom werd er nóg maar een dropping op touw gezet, en nog een, en nog een, ook al hadden ze ongetwijfeld het donkerbruine vermoeden dat de meeste agenten in handen van de vijand waren gevallen.

Meer weten:

  • Operation Rollback. America’s secret war behind the Iron Curtain (2000) Peter Grose.
  • Twilight Warriors, Covert Air Operations against the USSR (2005) door Curtis Peebles.
  • International Journal of Intelligence History (2001, nr. 2) ‘The British Baltic Fishery Protection Service (BBFS) and the clandestine operations of Helmut Klose’, door Sigurd Hess.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 12 - 2017