Home Gehannes met de witte vlag

Gehannes met de witte vlag

  • Gepubliceerd op: 22 augustus 2005
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bart van der Boom

Na de meidagen van 1940 wist iedere goede Nederlander hoe de verpletterende nederlaag verklaard moest worden. De Duitsers hadden oneerlijk gevochten; vermomd als nonnen of als Nederlandse soldaten, schuilend achter krijgsgevangenen en geholpen door een vijfde colonne van NSB’ers. Desalniettemin hadden de dappere Nederlandse soldaten zich als leeuwen geweerd, duizenden Duitsers neergemaaid, een hele luchtvloot naar beneden geschoten en daarmee de Duitse legerleiding zodanig getergd dat deze zijn toevlucht had genomen tot een terreurbombardement op Rotterdam. Tegen zoveel lage listen was het goede vaderland niet opgewassen.


Bij de vijftigste verjaardag van deze memorabele gebeurtenissen, in 1990, publiceerde de Sectie Militaire Geschiedenis, ressorterend onder het ministerie van Defensie, Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied. In deze grondige studie werden alle troostrijke verhalen aan flarden geschoten. Wat de vijand betreft was de strijd in Nederland geheel naar wens verlopen. De gevechten hadden niet langer geduurd of meer verliezen gekost dan hij had gedacht. Het bombardement op Rotterdam was dan ook geen noodgreep; de Nederlandse positie was op dat moment al hopeloos. Zo hopeloos dat je je zelfs kon afvragen of het niet hoogst onverstandig was de Duitse eis tot overgave van de stad, op straffe van vernietiging, zo lichtvaardig van de hand te wijzen.

De Duitsers, zo bleek verder, hadden niet systematisch, maar alleen incidenteel het oorlogsrecht geschonden, net als de Nederlanders. Met name deze vaststelling riep woedende reacties op van enkele veteranen, die uiteindelijk zelfs een rechtszaak aanspanden (en verloren). Geschiedenis, zo bleek maar weer, is te belangrijk om aan ooggetuigen over te laten.

Nu is er een herziene versie van Mei 1940 verschenen. De strekking blijft hetzelfde; het boek, hoe nuchter ook geschreven – en ondanks het rijkelijk obligate eerbetoon aan hen die vielen op de laatste pagina – blijft ontluisterende leesstof. Er zijn mooie kaarten en foto’s toegevoegd, die overigens niet de indruk kunnen wegnemen dat het ideale medium voor militaire geschiedenis niet het boek is, maar de cd-rom.

Tegelijkertijd heeft Herman Amersfoort, hoogleraar militaire geschiedenis en een van de twee samenstellers van Mei 1940, een aparte studie gepubliceerd naar schendingen van het krijgsrecht in de meidagen: ‘Ik had mijn roode kruisband afgedaan’. De conclusie uit Mei 1940 blijft staan: er waren alleen incidentele schendingen van het krijgsrecht, en die vonden zowel aan Duitse als aan Nederlandse zijde plaats.

Dat de Wehrmacht zich aan de regels hield, is niet geheel vanzelfsprekend; bij de verovering van Polen waren die namelijk grof overtreden. Maar, zo laat Amersfoort overtuigend zien, dat was de Duitse legerleiding ook slecht bevallen. In de voorbereiding van de aanval op West-Europa deed ze grote moeite de manschappen op dit punt nog eens bij te spijkeren. De oorlog in het Westen, zo blijkt opnieuw, was een heel andere dan die in het Oosten.

En het zelfbeeld van de Wehrmacht als een professionele, niet-ideologische organisatie, in Duitsland lang gekoesterd maar door de onthullingen over de betrokkenheid van het leger bij de holocaust gesneuveld, is wat de strijd in Nederland betreft wel degelijk juist. De SS-eenheden, in de Nederlandse geschiedschrijving vaak aangewezen als bijzonder gewetenloos opererende ‘elitetroepen’, waren voldoende in de structuur van de Wehrmacht geïntegreerd om zich niet wezenlijk anders te gedragen.

Hoewel een vergelijking tussen Duits en Nederlands gedrag in de strijd niet goed mogelijk is door de eenzijdigheid van het bronnenmateriaal – dat is bijna geheel Nederlands -, krijgt de lezer toch de indruk dat het Nederlandse leger zich zeker niet beter aan de regels hield dan het Duitse, en misschien wel slechter. Zo is er grootscheeps gehannest met de witte vlag, waarbij sommige manschappen zich overgaven terwijl andere doorvochten. Ook het Rode Kruis-symbool werd door Nederlandse militairen misbruikt voor min of meer militaire doeleinden. En wat te denken van de opdracht die generaal-majoor Harberts, commandant van het Tweede Legerkorps, op de tweede oorlogsdag liet uitgaan: alle burgers boven de zestien die in een huis met Duitse militairen werden aangetroffen, dienden direct te worden doodgeschoten.

Deze overtredingen, zo maakt Amersfoort duidelijk, kwamen meer voort uit onervarenheid en paniek dan uit kwade opzet. Zo kan de lezer uit beide uitstekende boeken eigenlijk maar één conclusie trekken: het Nederlandse leger was wat betreft training, uitrusting, oefening, discipline en vooral leiding voor de Duitsers volstrekt geen partij.

Bart van der Boom is universitair docent aan de Universiteit Leiden en werkt aan een boek over de NSB.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.