Home Dossiers Nederlands-Indië Slavernij in Nederlands-Indië: geen paradijselijke tijden

Slavernij in Nederlands-Indië: geen paradijselijke tijden

  • Gepubliceerd op: 30 november 2005
  • Laatste update 26 jul 2023
  • Auteur:
    Gert Oostindie
  • 6 minuten leestijd
Slavernij in Nederlands-Indië bij Batavia
Cover van
Dossier Nederlands-Indië Bekijk dossier

Om de kolonisatie in Azië tot een succes te maken, schreef Jan Pietersz. Coen in 1623, moest er vanuit de Republiek een ‘groote menichte van allerley volck, mannen, vrouwen, jongens ende dochters, insonderheyt goede, eerlijcke lieden met goet capitael’ die kant op worden gestuurd. Dat gold zeker voor het in 1619 veroverde Jaccatra. Slavernij in Nederlands-Indië bood uitkomst.

Het liep allemaal anders. Jaccatra werd dan wel herdoopt tot het zo Nederlands aandoende ‘Batavia’, maar een volksplanting werd het niet. In 1632 was van de achtduizend inwoners van het stadje nog geen kwart afkomstig uit de Republiek of omstreken. In 1679 telde Batavia ruim 30.000 inwoners, van wie slechts 7 procent Nederlanders. In de ‘Ommelanden’ van de stadskern was hun aantal verwaarloosbaar: in 1699 slechts 475, op een totale bevolking van bijna 50.000.

Meer lezen over slavernij? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Ook hier gold dus weer dat de Republiek, in tegenstelling tot de meeste andere koloniale machten van Europa, heel weinig blijvende migranten voortbracht. En zo bleef Jaccatra/Batavia, anders dan Coen had gehoopt, een Aziatische stad. Over de eerste eeuw van die stad schreef Henk Niemeijer een informatief en onderhoudend boek, mede gebaseerd op zijn bijna tien jaar geleden gepubliceerde dissertatie.

Ging dat proefschrift over calvinisme en de stedelijke cultuur van Batavia, in dit publieksboek verbreedt hij zijn vizier. Hij geeft een weidse schets van de stad en de directe omgeving, met een sterke nadruk op de sociale geschiedenis, van interetnische relaties tot criminaliteit, van klassenverschillen tot het uitgaansleven, van religie tot de huwelijksmarkt. 

Slavernij in Nederlands-Indië

Wie denkt aan de West-Indische Compagnie, denkt direct aan slavernij. Weinigen zullen dezelfde associatie hebben met de Verenigde Oost-Indische Compagnie of met Nederlands-Indië. Ten onrechte, laat Niemeijer ons zien. Het meest opvallende in de bevolkingssamenstelling van Batavia was wel het aandeel van de slaven: zo’n 20 procent in 1632, maar al meer dan de helft in 1679; in de Ommelanden bestond aan het eind van de zeventiende eeuw een kwart van de bevolking uit slaven. Die slaven waren afkomstig uit Voor-Indië, maar ook uit andere delen van wat later de Indonesische archipel zou zijn, onder meer van Bali, de Molukken en Sulawesi.

De slavenbevolking nam in omvang toe door de voortdurende aanvoer van nieuwe slachtoffers. Net als bij de Atlantische slavenhandel waren er uiteenlopende ‘oorzake’ van slavernij (schulden, bestraffing, rooftochten, oorlogen etc.) en was er een directe Nederlandse betrokkenheid bij de handel zelf. Maar er waren ook verschillen. Zo was er nauwelijks sprake van overerving van de slaafse staat: kinderen werden gewoonlijk vrijverklaard, zeker als de vader een Europeaan was. Ook werden slaven zelf vaak door hun eigenaar vrijverklaard – soms om een mooi gebaar te maken, soms uit bot eigenbelang, wanneer de slaaf meer kostte dan opbracht.

In Batavia woonden in 1679 een van de weinige jaren waarvoor cijfers beschikbaar zijn naast deze slaven en Nederlanders ook kleine aantallen vrije burgers uit ‘Indonesië’, zo’n 10 procent Chinezen – ook hier oververtegenwoordigd in de handel – en bijna 20 procent burgers van gemengde afkomst. Dat is een interessante groep van vooral afstammelingen van Europese vaders en Aziatische moeders, slavinnen dan wel concubines. Een typische in between-groep dus, met alle statusproblemen van dien. In de regel waren zij – nominaal althans – christelijk, maar in cultureel, sociaal en economisch opzicht onderling sterk verschillend. En zo groeide hier, in een door slavernij gedomineerde stedelijke samenleving, de eerste aanzet voor de latere ‘Indo’-bevolking.

‘Henk Niemeijer bracht enkele jaren door in de rijke VOC-archieven in Jakarta om dit vergeten rendez-vous van verschillende etnische groepen, culturen en godsdiensten weer boven water te halen,’ prijst de flaptekst dit boek aan. Die jaren van ongetwijfeld gedegen archiefonderzoek resulteerden inderdaad in een enorme hoeveelheid anekdotes uit het zeventiende-eeuwse Batavia. Niet vaak lees je een boek zó vol kleine voorvallen en couleur locale uit een ver verleden, dat zich bovendien ook nog eens ver van ‘ons’ afspeelde. Want dat laatste is óók een kenmerk van Batavia: het spreekt, op basis van archiefmateriaal dat werd gevormd door Nederlanders in een koloniale context, toch vooral een Nederlands lezerspubliek aan. Niet alleen door de taal, maar ook door het veelvuldige gebruik van jargon dat wij tegenwoordig graag gebruiken om onze eigen samenleving te duiden: ‘multicultureel’, ‘multi-etnisch’, ‘inburgering’ enzovoorts.

Bij alle redenen om Batavia aan te prijzen past toch ook wel de nuchtere vaststelling dat het Niemeijer maar zeer ten dele is gelukt zijn analyse te richten op de groepen die getalsmatig de meerderheid van de bevolking uitmaakten, maar in de altijd aan Nederlandse instituties gekoppelde archieven zelden een gezicht krijgen. Dit geldt voor de bestuurlijke en gerechtelijke bronnen, en nog sterker voor de kerkelijke archieven. Zo kan het gebeuren dat we veel lezen over het reilen en zeilen van de protestantse kerken en hun niet altijd erg succesvolle pogingen het eigen kerkvolk bij de les te houden, maar vrijwel niets over de islam, zoals Niemeijer zelf aangeeft getalsmatig toch de belangrijkste godsdienst van Batavia.

Waar geen alternatieve bronnen zijn, heeft de historicus maar weinig ruimte om toch verder te kijken. Dat Niemeijer dit niettemin probeert siert hem. Het hielp hem in elk geval een beeld van Batavia te schetsen dat dan niet altijd erg representatief mag zijn, maar in elk geval wel levendig en evocatief is. Dat hij in dit verband af en toe begrippen als ‘acculturatie’ uit de kast haalt – die verwijzen naar een wetenschappelijke benadering uit de onmiddellijke naoorlogse jaren die impliciet sterk eurocentrisch was – heeft iets ironisch. Alsof de eenzijdigheid van de beschikbare bronnen de onderzoeker vanzelf een kant op trok waar de Aziatische werkelijkheid wel voortdurend wordt benoemd, maar nooit helemaal een eigen plaats kan krijgen.

Ontucht

Lezing van Batavia herinnert er overigens nog eens aan hoe ongewis het leven was van die kolonisten die zich wél blijvend vestigden. Altijd levensbedreigende ziekten. Altijd de angst voor opstandigheid en erger van hun slaven en de (andere) ‘inheemsen’. Altijd het risico van armoede, statusval, ambtelijke willekeur. Neen, de gemiddelde koloniaal uit Niemeijers Batavia leefde geen luxeleventje. Wel een leven met regelmatige excessen. Zowel de kerkelijke als de ambtelijke bronnen geven hier blijk van: ‘ontucht’, goklust en bedrog, maar ook vreselijke mishandelingen van slaven die onmiddellijk aan de ergste uitwassen van de West-Indische slavernij doen denken. Ook hier geldt weer: geen sprake van paradijselijke tijden.

Niemeijer heeft zich kennelijk op een breder lezerspubliek gericht dan de specialisten. Hij is daarin geslaagd, ook al zal de lezer weleens genoeg krijgen van nóg een anekdote, en ook al is zijn stijl niet altijd even uitnodigend. Eén handreiking naar de lezer mis ik wel: vrijwel nergens noemt en becommentarieert Niemeijer het werk van andere historici. Daarmee komt zijn Batavia historiografisch enigszins in de lucht te hangen. Zijn eigen werk en dat van zijn voorgangers verdient beter.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.