Home Gedreven en behoedzaam. Willem Drees 1886-1988. De jaren 1940-1948 door Hans Daalder

Gedreven en behoedzaam. Willem Drees 1886-1988. De jaren 1940-1948 door Hans Daalder

  • Gepubliceerd op: 15 januari 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Doeko Bosscher
  • 6 minuten leestijd

Ongeveer vijftien jaar geleden zat ik in een adviescommissie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), toen nog ZWO geheten. Wij mochten een subsidieaanvraag voor een proefschrift over Willem Drees beoordelen. Prima opzet, uitstekende onderzoeker, belangrijk onderwerp: ja dus! De ZWO-stichting, die het geld moest fourneren, dacht er helaas anders over. Met de onderzoeker noch met zijn plannen was iets mis, maar was niet alles wat er over deze politicus te weten viel al bekend?

 

Lezing van het eerste deel van de studie van Hans Daalder over Drees (medegefinancierd door de van haar dwalingen teruggekeerde NWO!) brengt deze kortzichtigheid terug in de herinnering. Inderdaad is ‘Vader Drees’ door de jaren heen al aardig bedeeld met biografische aandacht. Allerlei aspecten van zijn rol in de politiek van de twintigste eeuw zijn belicht, geanalyseerd en geëvalueerd. Maar een samenvattend oordeel, een genuanceerde weging van Drees’ kwaliteiten en de betekenis die hij voor Nederland heeft gehad, ontbraken vooralsnog. Naar de nu verschenen biografie van Daalder werd daarom reikhalzend uitgezien. Zou het hem lukken de echte Drees te laten opstaan? De grote verdiensten van Daalder voor de wetenschap beloofden veel goeds. 
Gedreven en behoedzaam behandelt slechts de periode 1940-1948. Daalder zal nog een vervolg schrijven over de latere tijd en de historicus J.H. Gaemers komt binnenkort met een deel dat het tijdvak tot de Tweede Wereldoorlog zal bestrijken. Het is alsof bewust geprobeerd is voor Daalders eerste product een zachte landing te garanderen. Elk definitief oordeel is op deze wijze immers prematuur, temeer daar de auteur in zijn boek benadrukt dat hij geen balans wil opmaken en het achterste van zijn tong pas in het volgende werkstuk laat zien. 

Illegaliteit
Van een teleurstelling kan dus moeilijk worden gesproken, zelfs wanneer dit deel enigszins tegenvalt – wat het helaas doet. Theoretisch is het nog mogelijk dat Daalder met een inhaalslag alle kritiek op de droge, voorspelbare en vooral weinig inspirerende kost die hij serveert doet verstommen. Hij moet er dan wel heel erg voor gaan zitten, want er is nogal wat in te halen. 
Niet dat dit boek geen nieuwe feiten en interpretaties aanreikt. Daalder beschrijft uiterst gedetailleerd Drees’ worsteling met de Duitse bezetting en zijn standvastig opponeren tegen alles wat zweemde naar gelijkschakeling, zoals zijn afwijzing van de Nederlandse Unie omdat hij die daarin te ver vond gaan. 
Dan Drees’ gevangenschap in Buchenwald, in 1940. Was hij ook daar een flinke man, in een situatie die de ware aard van mensen naar buiten lokt? Daalder stelt de juiste vragen en gaat serieus op zoek naar een antwoord, in aanvulling op – en ter controle van – wat zijn hoofdpersoon in het autobiografische Van mei tot mei al optekende. Gelukkig, het valt niet tegen. Daalder schetst een fatsoenlijk, zorgvuldig met zijn medegedetineerden omgaand mens. Hoogstens was Drees wat aan de pessimistische kant wat de toekomst betrof, echter zonder defaitistisch te worden. 
Voor gewapend verzet was Drees de man niet, maar voor het overige is er alle reden hem een plaats te geven in de meest eervolle categorie van goede Nederlanders. Het lot was hem welgezind en na zijn vrijlating uit Buchenwald in 1941 ontliep hij arrestatie. Het leek soms alsof de Duitsers hem domweg over het hoofd zagen in hun jacht op de topmensen van het verzet. Mede daardoor werd zijn positie, onder andere in de top van de ondergrondse SDAP, het Nationaal/Vaderlands Comité en de Contact-Commissie van de illegaliteit, steeds belangrijker. 
Aan het eind van de oorlog was zijn prestige zo toegenomen dat Drees de meest logische kandidaat werd om leiding te geven aan het eerste kabinet van het bevrijde Nederland. Dit zou een ‘koninklijk’ kabinet worden, dat nog in een politiek vacuüm opereerde en zowel ‘vernieuwing’ als ‘herstel’ moest uitdragen. Uiteindelijk werd Schermerhorn premier, maar dit was mede een bewuste keus van Drees. 
Daalder doet adequaat uit de doeken door welke omstandigheden de ster van deze man van bescheiden komaf zo hoog kon rijzen, al ontbreekt soms de scherpte die van een opsomming van feiten een werkelijk overtuigend relaas maakt. Onkritisch is de auteur niet, maar waarom houdt hij zijn eigen overtuigingen, waarvan een historicus de lezer deelgenoot hoort te willen maken, zo op de achtergrond? 
Het ontbreken van een weldadige distantie, die prikkelt, uitdaagt, soms zelfs amuseert en de lezer kan innemen voor de rode lijn in een betoog, stoort nog meer in het verslag van de jaren voorafgaand aan het premierschap, dat aanving in 1948. Ironie (die wonderen kan doen) valt in dit boek niet te bespeuren. Opnieuw heeft de auteur allerlei boeiend materiaal gevonden en dat vervolgens keurig op een rij gezet. Daarmee heeft hij, net als in het voorafgaande gedeelte, op belangrijke punten het beeld van Drees aangevuld. Maar helaas heeft hij hierbij nog minder dan in het deel over de oorlog gezocht naar (stijl)middelen om een vonk te laten overspringen. 

Gestolen ramen

Wie meer wil weten over Drees’ virtuositeit en over de efficiëntie waarmee hij zijn socialistische inspiratie inzette om zijn doelen te bereiken, komt met dit boek een heel eind. Wie het geheim van Drees ontrafeld hoopt te zien, wie zicht op de mens van vlees en bloed wil krijgen, staat niet met lege handen, maar krijgt wel het gevoel dat er meer in had gezeten. Hoe werd hij ‘Vadertje Drees’, iemand met een magie die decennia standhield, in weerwil van zijn zogenaamde saaiheid? Daalder voegt wel bomen toe, maar laat het bos onbeschreven. Wilde hij soms bewijzen dat de ZWO indertijd niet helemaal ongelijk had? 
De politicoloog heeft geprobeerd voorbeeldig historicus te zijn, maar zag over het hoofd dat historici niet alleen maar van bron naar bron hoppen. Een halve pagina citaat uit een brief van Drees over een duikeling in de Kostverlorenvaart is te veel van het goede, ook al had hij kunnen verdrinken. Dat Drees zijn partijgenoot Van der Goes van Naters condoleerde met de dood van diens moeder was attent van hem, maar niet vermeldenswaard, want de lezer had al niet anders verwacht. Waarom citeren uit een brief van dochter Annie over ramen die met sponningen en al uit de ouderlijke woning zijn gestolen? Zoiets verwacht je in een werkstuk van een student die wil laten zien dat hij heus in het archief is geweest. 
Historici zijn verslaafd aan bronnen en citeren graag om hun gelijk te bewijzen, maar vegen af en toe met een grote zwaai de hele handel van tafel om te vertellen wat zij van hun onderwerp vinden. Gelukkig heeft Daalder nog een heel volgend boek tot zijn beschikking om dat ook eens te doen. 

Doeko Bosscher is hoogleraar eigentijdse geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen.

 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.