Keizer Karel de Grote liet zijn familie in 814 een immens rijk na. Maar door conflicten tussen zijn zoon en kleinzoons viel het in drie delen uiteen. De gevolgen ervan zouden Europa nog eeuwenlang verscheuren.
Fontenoy, zondagmorgen 26 juni 841, een dag na de veldslag. Priesters betreden het slagveld met wierookvaten en een mobiel altaar. Tussen de doden en stervenden dragen ze de Heilige Mis op. Kroniekschrijver en ooggetuige Nithard heeft het in zijn Historiën over een ‘gigantisch leger’ dat zich daar verzameld had. Hoeveel Franken er zijn gesneuveld, weet niemand precies. In ieder geval zijn het alleen maar Franken, want Fontenoy is een regelrechte burgeroorlog. Landgenoten vechten er tegen landgenoten, broers tegen broers.
De avond voor de veldslag probeerden Lodewijk de Duitser en Karel de Kale hun oudste broer Lotharius nog op andere gedachten te brengen, aldus Nithard. Zij deden een beroep op zijn broederlijke liefde, zijn barmhartigheid en zijn loyaliteit aan de familie, maar Lotharius wilde van geen wijken weten. Hij meende het recht aan zijn zijde te hebben. Hun broedertwist, die na de dood van hun vader Lodewijk de Vrome in 840 volledig was ontspoord, moest tot een apotheose komen. De veldslag had de allure van een godsgericht. De Allerhoogste bepaalde wie de oorlog zou winnen. Lotharius was zeker van zijn zaak, zijn jongere broers berustten in zijn vastberadenheid. Als hij oorlog wilde, zouden zij slag leveren.
Het is het kamp van Lodewijk de Duitser en Karel de Kale dat die zondagochtend de mis opdraagt. Zij hebben Lotharius verslagen. Hij zoekt een veilig heenkomen naar Aken, de broers besluiten op het slagveld bij Fontenoy hem niet te achtervolgen. Een restje broederlijke liefde? Volgens Nithard laten zij ‘de loop van de dingen over aan Gods Genade’. Na de mis begraven zij de doden, ook die van de vijand.

Militaire nederlaag
Fontenoy was de uitkomst van een langdurige familievete. In 814 volgde Lodewijk de Vrome, de nog enige levende legitieme zoon van Karel de Grote, zijn vader op als keizer van een immens rijk, dat zich uitstrekte van Frisia in het noorden tot het Koninkrijk Italië in het zuiden van Europa. Zijn huwelijk met Ermengarde van Haspengouw leverde hem drie zonen op, waarvan Lotharius – de oudste – als serieuze troonpretendent voor de keizerskroon werd aangewezen. Hij zou na de dood van zijn vader ook het grootste grondgebied krijgen, zo bepaalde Lodewijk in 817 in de Ordinatio Imperii. Pepijn zou heersen over het koninkrijk Aquitanië en Lodewijk de Duitser over Beieren.

Bernhard van Italië, een onwettige kleinzoon van Karel de Grote, kreeg niets terwijl hem het Koninkrijk Italië was beloofd. Hij kwam in het geweer tegen Lodewijk, maar werd gevangengenomen bij een ontmoeting met hem. Lodewijk besloot in zijn goedertierenheid de bastaard niet ter dood te brengen, maar hem alleen de ogen te laten uitsteken. Bernhard stierf drie dagen na deze rigoureuze ingreep alsnog. De dood van Bernhard zou Lodewijk sterk worden aangerekend in de gebeurtenissen die komen zouden.
Lodewijk liet de bastaard niet doden, maar alleen de ogen uitsteken
Toen Ermengarde in 818 overleed, overwoog Lodewijk in het klooster te treden, maar zijn entourage wist hem te overreden te hertrouwen met Judith van Beieren. Zij schonk hem in 823 nog een zoon, die de roemruchte naam van zijn grootvader kreeg. Dat was de eerste barst in het familiebastion van de Karolingen. Naamgeving in het Frankische Rijk was een statement en betekende in dit geval dat de drie oudste broers er een geduchte concurrent hadden bijgekregen, al was die nog maar een wiegeling. De tweede volgde in 827, toen de machinerie van veroveringen en de onderdrukking van rebellerende gebiedsdelen opeens begon te haperen. Twee edelen kregen de schuld van een militaire nederlaag tegen de Spaanse Mark en moesten het veld ruimen.

Een deel van het hof koos hun kant, net als Pepijn van Aquitanië, en wees Judith als de kwade genius aan. Zij was de Eva die de idyllische vredelievendheid aan het hof met haar verleidingskunsten en hekserij had verstoord en daarmee de toorn van de Allerhoogste had opgeroepen. Want dat God de Franken verlaten had bleek wel uit de loop van de gebeurtenissen, van hun zelfverzekerdheid dat ze het nieuwe uitverkoren volk waren bleef weinig over. Wellicht werd Lodewijk dat nog het meest aangewreven. Als keizer had hij de plicht de Goddelijke wil ten uitvoer te brengen en te voorkomen dat die door menselijk ingrijpen gedwarsboomd werd, laat staan dat dat gebeurde door de machinaties van een vrouw.
Vrouw als bron van kwaad
De kliek rond Lotharius had verschillende Bijbelse voorbeelden om keizerin Judith in een kwaad daglicht te stellen. Zij was de verleidster die chaos en onrust (commotio et conturbatio) aan het hof had gebracht. Daarmee herinnerde ze niet alleen aan Eva, maar ook aan Izebel, het prototype van de heerszuchtige koningin, die haar echtgenoot Achab volledig in haar macht had, hem verleidde een afgodsdienst te omarmen en daarmee de Israëlieten in het ongeluk stortte. Misogynie was een geducht wapen aan het belezen Karolingische hof. In het wereldbeeld van geleerde monniken als Radbertus Paschasius was de bron van alle kwaad (tocius mali causa) een vrouw.

Reputatieschade
Het heilige verbond van de Karolingen met de kerk was de inzet sinds de keizerskroning van Karel de Grote in 800 door paus Leo III. In 816 was die opnieuw bevestigd met de kroning van Lodewijk de Vrome door Stefanus IV. In de Ordinatio Imperii had Lodewijk vooral de onderlinge verhoudingen en verantwoordelijkheden vastgelegd tussen vader en zonen en tussen de broers. Zij waren verantwoordelijk voor de eenheid van het Corpus Christi, het mystieke lichaam waarin de drie orden van geestelijken, edelen en arbeiders een eigen plaats kregen toebedeeld. Maar het draaide ook om goed keizerlijk bestuur, en dat was volgens de opstandige hofkliek ver te zoeken.
In het voorjaar van 830 dreigde er een regelrechte burgeroorlog, aangevoerd door een opstandige hofkliek die in eerste instantie werd gesteund door Pepijn van Aquitanië. Alleen door het optreden van co-keizer Lotharius kon de lieve vrede bewaard blijven. De drie broers – Lotharius I, Pepijn van Aquitanië en Lodewijk de Duitser – verenigden zich uiteindelijk schoorvoetend rond hun vernederde vader en zijn vermaledijde koningin. De façade van vergevingsgezindheid kon de schade die aan de reputatie van Lodewijk de Vrome was toegebracht nauwelijks verhullen. Zeker niet toen Pepijn vanwege zijn rol in de opstand door zijn vader gedwongen werd zijn koninkrijk in Aquitanië aan zijn halfbroer Karel over te dragen. Het zaad van de volgende opstand was gezaaid.
Verdrag van Verdun
Het Verdrag van Verdun (843) heeft veel invloed gehad. Na de dood van Lodewijk de Vrome verdeelden zijn drie overgebleven zoons hiermee het rijk in drie delen. Karel de Kale kreeg het westelijk deel. Daaruit ontstond het West-Frankische Rijk, wat later zou uitgroeien tot het Franstalige Frankrijk. Lotharius kreeg het middelste deel en Lodewijk de Duitser het oostelijk deel. In het oosten ontstond het Oost-Frankische Rijk dat zich ontwikkelde tot het Heilige Roomse Rijk, waaruit later de Duitstalige landen zijn voortgekomen. De indeling die in 843 ontstond lag aan de basis van de eeuwenlange Frans-Duitse rivaliteit.

Openbare boetedoening
Twee jaar later bond Lotharius openlijk de strijd aan met zijn vader. Hij vreesde de groeiende invloed van zijn stiefmoeder aan het hof, en daarmee de machtspositie van zijn halfbroer Karel, op dat moment nauwelijks tien jaar oud. De legers van Lodewijk de Vrome en Lotharius troffen elkaar op het Rothfeld in de Elzas.
Behalve de steun van zijn twee broers had Lotharius nog een troef in handen: paus Gregorius IV was op zijn verzoek naar de Elzas afgereisd, om in onderhandeling met zijn vader te treden.

Beide partijen zeiden in vrede te komen en in te staan voor de eenheid van de Heilige Kerk. De opstandelingen vonden dat ze de morele en religieuze plicht hadden de keizer op zijn tekortkomingen te wijzen, want wie de zondaar niet waarschuwt, maakt zich door zijn verzuim (negligentia) zelf schuldig aan een zondig bestaan. De keizer moest voor alles het heilige verbond tussen kerk en staat bewaren. Een goede heerser beschikte over drie onontbeerlijke karakterologische eigenschappen: pietas (vroomheid), iustitia (gerechtigheid) en misericordia (barmhartigheid). Op al die fronten schoot Lodewijk volgens zijn oudste zoon tekort. Lotharius riep het wrede lot van Bernhard van Italië in herinnering om zijn vader in diskrediet te brengen, de bastaard die in 822 aan zijn mishandelingen bezweken was. Bovenal had Lodewijk de geest van de Ordinatio Imperii aan zijn laars gelapt en zijn vertrouwelingen met valse eden tegen zijn zonen in het harnas gejaagd.
Er werd in de Elzas geen slag geleverd. De bondgenoten van Lodewijk de Vrome liepen massaal over naar het kamp van zijn oudste zoon, reden waarom het Rothfeld werd omgedoopt tot Leugenveld (campus mentitus). De overwinnaars belegden in het klooster van Saint-Médard in Soissons een paenitentia publica, een openbare boetedoening, waar de keizer berustte in zijn nederlaag. Nadat Lodewijk zijn belt had afgelegd en zijn koninklijke mantel had omgeruild voor een monnikspij, wierp hij zich voor het altaar van de kloosterkerk neer op een haren kleed en biechtte hij en plein public zijn zonden op. Hij zei volgens ooggetuigen dat ‘hij onwaardig had gehandeld met het koningschap dat hem was toevertrouwd, dat hij God in verschillende opzichten had mishaagd en de kerk van Christus publiekelijk te schande had gemaakt, en dat hij zijn volk in het ongeluk had gestort’.
Liggend voor het altaar biechtte de keizer zijn zonden op
Maar Lodewijk trad niet in een klooster, zoals Lotharius wilde, want daarmee zou hij zijn lot definitief bezegeld hebben. In vier maanden tijd slaagde hij erin zijn zonen Pepijn van Aquitanië en Lodewijk de Duitser weer aan zijn zijde te krijgen. En op 1 maart 834 werd hij in Aken opnieuw tot keizer gekroond. Ook verzoende hij zich met Lotharius, die hem om vergiffenis had gesmeekt en aan een soortgelijke openbare boetedoening werd onderworpen als zijn vader moest ondergaan. Deze opstandige zoon werd naar Italië verbannen en gesommeerd de Alpen nooit meer over te steken.
‘Lodewijk werd verraden’
Lodewijk de Vrome had twee eigentijdse biografen, die hem zichtbaar goed gezind waren. Thegan, een ridder uit de Maasvallei, en de anonieme ‘Astronoom’ schetsen in hun levensbeschrijvingen het beeld van een leider die zich niet bekommert om wereldse zaken, goedhartig is voor armen en pelgrims, matigheid betracht en een voorbeeldige zelfbeheersing aan de dag legt. Dat uitmuntende karakter beantwoordt aan het ideaal van een kloosterlijk leven met zijn monastieke verzaking van de wereld. Lodewijk had volgens hen één zwakheid: hij gaf het vulgus, ‘de gewone man’, een kans aan het hof. Die ontpopte zich tot de Judas die hem uiteindelijk zou verraden.

Weer strijd
Vergevingsgezindheid was niet alleen een christelijke deugd, maar ook een politiek smeermiddel in een samenleving die anders door wraakzucht zou worden verscheurd. In 838, tijdens een rijksdag in Nijmegen, werd het co-keizerschap van Lotharius dan ook in alle luister hersteld. Maar dat was tegen het zere been van Lodewijk de Duitser, die op een grotere beloning voor zijn loyaliteit had gehoopt. Bovendien werd hij van een groot deel van zijn koninkrijk beroofd.
Wat er precies in Nijmegen is gebeurd, wordt niet geheel duidelijk uit de bronnen, maar Lodewijk de Duitser was door een ‘hevige ruzie’ tijdens de rijksdag uit de gratie geraakt van zijn vader. Hij verzamelde een leger in het Rijnland en trok weer ten strijde tegen zijn vader. Tijdens die campagne stierf de bejaarde keizer op 20 juni 840 in een tentenkamp bij Ingelheim aan de Rijn.
Lotharius was er als de kippen bij om na de dood van zijn vader orde op zaken te stellen. Hij belegde in augustus van dat jaar een rijksdag in Worms, waar hij als rechtmatige keizer van het verweesde rijk werd aangemerkt. Zijn middelste broer Pepijn van Aquitanië leefde toen al niet meer, maar zijn jongste broer Lodewijk de Duitser wilde van geen wijken weten na de faux pas in Nijmegen. Hij vond een bondgenoot in zijn halfbroer Karel de Kale, de protegé van de keizerin-weduwe Judith.

De broedertwist zou na de veldslag in Fontenoy nog twee jaar voortduren en eindigde in 843 met het Verdrag van Verdun, waarin het Frankische Rijk werd opgedeeld in drie parten. Hoewel Lotharius de titel van keizer mocht blijven dragen, lieten Lodewijk en Karel zich geheel in lijn van het verdrag nog weinig gelegen aan hun oudste broer. Nithard, de kroniekschrijver van het Karolingische hof, dacht er het zijne van. Hij herinnerde zich de gouden jaren onder Karel de Grote en vond dat die verscholen gingen onder de donkere wolken die zich boven het verdeelde rijk hadden samengepakt. ‘Ooit was er overvloed en geluk, nu is er gebrek en verdriet. Ooit lachten de elementen ons toe, nu bedreigen ze ons.’
Meer weten:
- Oathbreakers (2024) door Matthew Gabriele en David M. Perry behandelt het keizerschap van Lodewijk de Vrome en de strijd met zijn zonen.
- The Penitential State (2009) door Mayke de Jong analyseert de religieuze dimensies van de Karolingische dynastie.
- Nithards vier Bücher Geschichten (1889) negentiende-eeuwse uitgave van een contemporaine kroniek, te downloaden via google.nl/books.
