Home Excentriek gedrag in het kwadraat

Excentriek gedrag in het kwadraat

  • Gepubliceerd op: 22 april 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Doeko Bosscher

Kan één individu de wereld veranderen? Eric Duivenvoorden vindt van wel. In zijn boek over Robert Jasper Grootveld (1932-2009), algemeen bekend als ‘de antirookmagiër’, maakt hij zijn hoofdpersoon tot degene die ‘de jaren zestig’ tevoorschijn heeft getoverd. Zonder Grootveld zou Nederland niet in de culturele voorhoede van het nieuwe levensgevoel zijn beland. Met Grootveld ging dat haast vanzelf.

Een mooie, uitdagende these. En het is waar: Grootveld was niet alleen een magiër omdat hij zichzelf zo noemde. Met excentriek gedrag in het kwadraat bevorderde hij dat in Amsterdam en omstreken een aanzienlijke groep mensen die hunkerden naar verandering hun behoefte aan ‘magie’ in woorden en daden omzette.

Hoe was dat allemaal begonnen? ‘Robbie’ (later gaat Duivenvoorden over op ‘Jasper’, de naam die hij in Provo-kringen kreeg om verwarring met Rob Stolk te voorkomen) was van jongs af aan ‘een vreemde snuiter’: thuis een door moeder niet gewenst nakomertje en op school gemeden door klasgenoten. Hij groeide op in een eenvoudig, links milieu, dat zich langzaam opwerkte naar middenstandshoogte.

De soms letterlijk, maar vaker geestelijk mishandelde jongeman toonde zich tegendraads tot op het bot en had psychiatrische problemen die heden ten dage waarschijnlijk een concrete diagnose zouden hebben opgeleverd, maar waarvoor toen geen behandeling in zwang was. Een oudere broer en een zus deden tijdens de oorlog allerlei dingen die leken op collaboratie.

Het hele gezin, vader misschien uitgezonderd, ging onder in het soort bandeloosheid dat oorlogen teweegbrengen. Robbies leven bleef ook daarna in het teken staan van ontreddering en ontworteling. Het geld dat hij verdiende met ‘homocontacten’ bracht hij gezwind naar de hoeren. Gewone baantjes liepen op niets uit.

Verslavingsangst
Grootveld hing rond in kringen van ‘nozems’ en raakte door puur toeval in contact met Jan Vrijman, die dat nieuwe fenomeen als journalist bestudeerde. Als klusjesman voor Vrijman en diens huisgenoten (onder wie Remco Campert) verzeilde hij steeds meer in de hoofdstedelijke ‘scene’ van cultureel onruststokers. Vanuit een positie als randfiguur marcheerde hij langzaam op naar de status van organisator en inspirator.

Op zijn manier werd hij ook publicist. Na door Vrijman als onderzoeker naar de sekte van ‘Lou de Palingboer’ te zijn gestuurd, herontdekte hij aldaar zijn ‘geloof’ in Sinterklaas. Uit verslavingsangst – hij wist wat er in zijn binnenste op de loer lag – lanceerde hij een campagne tegen roken, en meer nog tegen de reclame voor roken. Daarmee trok hij weer diverse andere zweverige types naar zich toe, zoals de horeca-uitbater Nicolaas Kroese, van wie hij in de Korte Leidsedwarsstraat een pandje ter beschikking kreeg voor antirookrituelen (de ‘K-Kerk’, waarbij de k stond voor ‘Klaas’, kunst en kanker).

Natuurlijk brandde de tempel af en natuurlijk ging er nog veel meer anders dan gepland, in een leven dat vanaf Robbies geboorte in chaos gedompeld was geweest. Hij werd in ieder geval een beroemdheid, belangrijk genoeg voor een lang interview in Vrij Nederland, waarin Grootveld tal van diepzinnige dingen tegen Igor Cornelissen mocht zeggen. Maar was het echt diepzinnig, of was hij een keizer zonder kleren?
De ‘provo’s’ herkenden een geestverwant, lieten Grootveld zijn gang gaan, maar ontdekten in hem ook krachten die zij minder goed konden gebruiken. Het eind van het liedje was dat hij door de Provo-beweging in het magische Amsterdam zowel geabsorbeerd werd – met de ‘happenings’ van 1964 als hoogtepunt – als langs de zijlijn werd gehouden.

Maar ‘iedereen’ wist wie Grootveld was en met ‘iedereen’ was hij bevriend. Men hield ook echt van hem, hoe moeilijk dat soms ook was. Duivenvoorden beschrijft met warmte en mededogen hoe Grootveld later steeds meer aftakelde en onmogelijk werd, maar desondanks op hulp en zorg van allerlei mensen in de hoofdstedelijke kunstenaarselite kon blijven rekenen.

Liefdevol
De auteur van deze studie, die niet minder leesbaar is dan diens eerdere werk over onder andere de kraakbeweging (waarvan hij zelf deel uitmaakte), is bescheiden over de compleetheid van het beeld dat hij schetst. Hij wil in Grootvelds leven slechts wat lijn brengen en het stokje daarna aan anderen doorgeven – aan andere auteurs of aan de lezer zelf, die zijn eigen verbeeldingskracht maar aan het werk moet zetten.

Deze terughoudende aanpak is Grootveld waardig. Heeft hij zelf ooit iets willen afmaken of afronden? Ook het liefdevolle element in deze biografie past wel bij het onderwerp. Grootveld was – kort samengevat – behoorlijk gek, maar tegelijk een boeiend, vulkanisch mens; het wachten was steeds op de volgende uitbarsting van creatieve lava. Iemand met zo’n wirwar van constructieve en destructieve impulsen in zijn hoofd moet met zachtheid en liefde benaderd worden, anders gaat de essentie verloren.

Tegelijk zit er in het door de biograaf gekozen perspectief wel erg veel psychologiserende vaseline op de lens. De belangrijkste informatiebron was Grootveld zelf, die toen hij zijn geschiedenis aan de auteur vertelde in kennelijke staat van voortgezette geestelijke onttakeling verkeerde. Duivenvoorden reflecteert als volgt op het probleem van de betrouwbaarheid van Grootvelds herinneringen: ‘Als in de loop van de tijd het ene na het andere merkwaardige verhaal van Robbie door diverse bronnen bevestigd wordt, ga je je toch afvragen of er niet minstens een kern van waarheid [in] schuilt.’

De auteur heeft met riemen van dubieuze kwaliteit moeten roeien. Wat blijft er dan bijvoorbeeld over van het verhaal dat Grootveld medeauteur was van Wim Sonnevelds bekende lied ‘Poen, poen, poen poen’, maar door de grote cabaretier ‘eruit wordt gesodemieterd’ omdat deze ‘bij voorkeur geen glazenwassers als vrienden heeft’? Een biografie schrijven wordt zo een zero-sum game: wie van Grootveld een held maakt, maakt van Sonneveld een moordenaar. Zo eindigt ook Robbies moeder op de brandstapel, op basis van herinneringen die deels dateren van voor Grootvelds vijfde verjaardag, zoals Duivenvoorden zelf becijfert.

Of de balans van het boek klopt, blijft al met al in het midden. Grootvelds optredens waren vast wel ‘een toonbeeld van de vredelievende verbeeldingskracht waar Nederland toen om zat te springen’. En dat deze raadselachtige man in de jaren zestig ‘precies op de juiste tijd en de juiste plaats [verscheen] om langzaam maar zeker uit te groeien tot het epicentrum van alle opschudding’ valt ook niet te betwijfelen. Maar zou het echt ‘zonder Jaspers optreden allemaal heel anders gelopen zijn’?

‘In den beginne was Robert Jasper Grootveld,’ citeert Duivenvoorden de grote Jan Vrijman. Dat is een feit. Hij stond aan het begin en heeft recht op het bijpassende krediet. Maar met zijn inbreng is noch het stormachtige succes, noch de vorm die de geest van zestig kreeg echt verklaard.

Doeko Bosscher is hoogleraar eigentijdse geschiedenis aan de Universiteit van Groningen.

Eric Duivenvoorden
Magiër van een nieuwe tijd. Het leven van Robert Jasper Grootveld.
485 p. Arbeiderspers, €29,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.