Gezien het grote aantal geboorten in de naoorlogse jaren was de algemene verwachting in de jaren zestig dat Nederland in het jaar 2000 20 miljoen inwoners zou tellen. Dat deze rampzalige ontwikkeling ons bespaard is gebleven, hebben we te danken aan de introductie van de anticonceptiepil, beter bekend als ‘de pil’, in 1963. In maart van dat jaar verklaarde de bisschop van Den Bosch, W.M. Bekkers, op de televisie dat echtparen zelf maar moesten uitmaken hoeveel kinderen ze wilden hebben. Priesters moesten zich daar niet meer mee bemoeien.
Drie jaar later slikte ongeveer 16 procent van de vruchtbare vrouwen in Nederland de pil. In 1976 was dat 41 procent – op dat moment het hoogste percentage ter wereld. Daarna heeft zich nog een lichte stijging voorgedaan, maar na 1995 was er sprake van een lichte daling, zodat het percentage nu weer 41 is. Tussen 1965 en 1975 was er sprake van een zeer scherpe daling van het aantal geboorten, van bijna 20 per 1000 inwoners naar 13.
De pil heeft niet alleen voorkomen dat wij op dit moment nog eens 4 miljoen mensen extra in Nederland moeten onderbrengen, maar heeft ook in de afgelopen vier decennia miljoenen in staat gesteld om onbezorgd te vrijen. Dat is een groot goed, zij het dat het lastig te meten valt.Eva Rensman heeft de geschiedenis van het pilgebruik in Nederland op heldere, evenwichtige, maar wel wat schoolse wijze uit de doeken gedaan. Een aardige anekdote hier en daar, die wat strijklicht had kunnen werpen op het menselijk tekort, dat juist in een mentaliteitsgeschiedenis over de pil een aanzienlijke rol speelt, was welkom geweest.
Rensman schrijft dat de pil precies op tijd kwam. Hoewel het vanuit het oogpunt van de historische analyse wellicht wat eigenaardig klinkt, is dat toch een zeer begrijpelijke observatie. De geesten waren er in 1963 rijp voor. De opvattingen over het gebruik van voorbehoedmiddelen begonnen in de jaren vijftig al langzaam te veranderen. Het ledental van de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming (NVSH) groeide sterk en in vrijzinnig protestantse kring kwam men tot de conclusie dat voortplanting niet het primaire doel van het huwelijk is. Dat neemt niet weg dat de confessionele partijen in die jaren nog volop in de gelegenheid waren hun vooroordelen op te dringen aan de rest van de bevolking.
In 1957 had de Food and Drug Administration (FDA) in de Verenigde Staten toestemming gegeven voor de lancering van een anticonceptiepil, Enovid. Ook het Nederlandse Organon had op dit terrein onderzoek gedaan, maar was toch erg terughoudend met een eigen pil om de rooms‑katholieke kerk niet voor het hoofd te stoten. Pas in 1962 begon Organon samen met de NVSH met een proefproject, dat het volgende jaar dus tot de introductie van Lyndiol leidde. Tussen 1965 en 1970 voltrok zich in Nederland in een verbazend tempo een culturele revolutie waarvan de zeer snelle verandering van de opvattingen over seksualiteit een opmerkelijk onderdeel vormde.
Een merkwaardig bijverschijnsel van de pil was de zich met grote regelmaat manifesterende pilpaniek. In 1967 beweerde een Leidse professor dat de pil zou leiden tot ‘vroegtijdige veroudering’. Het volgende jaar kwam het weekblad Libelle met twee paniekerige stukken waarin de veronderstelde gevaren van de pil aan de orde werden gesteld, zonder dat van een behoorlijke wetenschappelijke onderbouwing sprake was. Veel vrouwen stopten onmiddellijk met de pil, en dat leidde weer tot tal van ongewenste zwangerschappen.
Dat bleef het patroon: opgewonden publicaties waarbij een behoorlijke bewijsvoering ontbrak, maar die wel veel narigheid veroorzaakten. In 1970 verscheen er een Amerikaans boek op de Nederlandse markt waarin werd beweerd dat de pil een reeks van huiveringwekkende kwalen veroorzaakte. Een goed alternatief voor de pil zou het zogenoemde Dalkon-schildje zijn. Dat bleek echter al op korte termijn levensgevaarlijk. Serieus wetenschappelijk onderzoek heeft nooit aangetoond dat de pil een bedreiging voor de gezondheid is. Welbeschouwd is een zwangerschap een heel wat groter risico voor de gezondheid dan het gebruik van de pil.