Home Elke winstkans uitgebaat

Elke winstkans uitgebaat

  • Gepubliceerd op: 22 augustus 2007
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Doeko Bosscher

Elke winstkans uitgebaat

Weinig Nederlanders zullen weten dat een kanonneerboot van de Koninklijke Marine in 1914 een bijdrage heeft geleverd – of heeft willen leveren – aan het beteugelen van Mexicaanse woelingen, ontketend door de beroemde revolutionairen Francisco ‘Pancho’ Villa en Emiliano Zapata. Wat hadden een Nederlands oorlogsschip, vertegenwoordiger van een neutrale natie, daar te zoeken? Het antwoord is even simpel als diep weggezonken in de geschiedenis. De Brits-Nederlandse ‘Koninklijke/Shell’ had vanaf 1912 een economisch belang in Mexico opgebouwd. 


           
Toen de posities van buitenlandse investeerders bedreigd werden door politieke instabiliteit, zonnen de betrokken bedrijven en hun overheden op een gemeenschappelijk, krachtdadig antwoord. Vandaar de kanonneerboot, een klein detail in de omvangrijke (een paar kilo wegende) Geschiedenis van de Koninklijke Shell. Het verder uiteraard sterk op bedrijfsvoering en -strategie georiënteerde relaas staat vol met zulke trivia, anekdotes en ‘human interest’. Mede door die verrassende rijkdom is het zeker niet alleen voor specialisten interessant, maar laat het zich ook gemakkelijk vanaf het nachtkastje lezen. 
           
Misschien zijn er nadelen verbonden aan het feit dat een groot en machtig bedrijf zelf historici aan het werk zet om zijn verleden te boekstaven, maar er wordt tenminste niet op een euro meer of minder gekeken. In de drie delen (plus een kleiner deel met bijlagen en drie dvd’s) die dit boekwerk omvat staan de schitterendste illustraties. Aan de lay-out is veel aandacht besteed, het papier is dik en zwaar en natuurlijk ontbreekt het leeslint niet. 
           
Van de eventuele nadelen is in dit geval trouwens ook weinig te bespeuren. Alle hulde voor de objectiviteit van Jan Luiten van Zanden, Joost Jonker, Stephen Howarth en Keetie Sluyterman. Zij laten zich niets aan gevoeligheden bij de opdrachtgever, als die er al waren, gelegen liggen. In het laatste deel, over de periode vanaf 1973 (van de hand van Sluyterman), waar op de achtergrond steeds meer kritiek van milieuactivisten opklinkt, doet de tekst bijvoorbeeld geen moeite Shell van slordigheid – en wereldvreemdheid – vrij te pleiten of de harmonie tussen oliewinning en milieu te bezingen. Wel laat Sluyterman doorschemeren dat Greenpeace in de Brent Spar-affaire (1995) volgens haar op de demagogische toer ging, maar daarmee bedrijft zij nog geen pr voor Shell. Greenpeace is in zijn strijd voor de nobele zaak nu eenmaal niet van zijn eerste leugentje (om bestwil immers…) gebarsten. 

Verstandshuwelijk
De Koninklijke/Shell ontstond in 1907 uit een fusie van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij voor de Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië en de Britse Shell Transport & Trading Company. De gezamenlijke productie van ruwe olie bedroeg op dat moment ruim een miljoen ton, waarvan verreweg het meeste uit Nederlands-Indië kwam en een klein deel (35 duizend ton) uit Roemenië. In de jaren 1890 waren beide bedrijven opgericht met de bedoeling de concurrentie aan te gaan met de Amerikaanse monopolist Standard Oil Trust. Nadat hun samenwerking warm had kunnen draaien in een op Azië gerichte joint venture, de Asiatic Petroleum Company, zetten zij in 1907 de volgende stap.

Deze fusie voltrok zich enigszins overhaast. Als de Koninklijke de Britten niet te hulp was gesneld zou Shell, dat door slechts management en tegenvallers bij de oliewinning in grote financiële moeilijkheden verkeerde, het loodje hebben gelegd. De samensmelting van de bedrijven was overigens ook na dit verstandshuwelijk nog verre van compleet, want officieel bleven de Britse en de Nederlandse tak gescheiden. De aandelen in het gemeenschappelijk belang verhielden zich als 40:60. Het zakelijke succes leed niet onder de hybride structuur. Al rond 1920 was de Koninklijke/Shell het grootste oliebedrijf ter wereld geworden.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen een in het bezette Nederland wortelend bedrijf als de Koninklijke op voorhand zwak stond, zijn er van Britse kant pogingen gedaan een meerderheid van 51 procent te verwerven. De Britse regering was echter uit bondgenootschappelijke overwegingen beducht misbruik te maken van de situatie. Zonder steun van de eigen overheid maakte Shell Transport & Trading geen kans met zijn machtsgreep. Zo bleef de Nederlandse dominantie in stand.

Aan het begin van de 21e eeuw voldeed de duale structuur van het bedrijf niet langer. In brede kring, en niet in de laatste plaats bij de financiële pers, ontstond het gevoel dat de crisis van 2004 rond de hercategorisering van oliereserves – er bleek minder olie in reserve te zijn dan aan de buitenwereld was voorgespiegeld – mede te wijten was aan de onduidelijke (‘Byzantijnse’) machtsverhoudingen. In oktober 2004 kondigden de twee bedrijven het einde van de dualiteit aan.
Er zou één maatschappij komen, ‘geïncorporeerd’ in Engeland en Wales, maar voor de belastingen gevestigd in Nederland, waar ook het hoofdkantoor zou komen. De aandelen van Royal Dutch Shell (nu zonder schuine streep) gingen voor veertig procent naar de aandeelhouders van Shell en voor zestig procent naar die van de Koninklijke. Op het moment van deze omschakeling produceerde het bedrijf ruim honderd keer zoveel ruwe olie als bij de oprichting in 1907.

Hollands glorie
Het reilen en zeilen van de Koninklijke/Shell in de honderd jaar van zijn bestaan speelde zich af op vrijwel alle continenten. Dit heeft de auteurs genoodzaakt de wereldgeschiedenis van de twintigste eeuw sterk te laten doorklinken. Geen politieke crisis of revolutie kon zich waar dan ook voordoen of ‘de Groep’, zoals het bedrijf in het boek wordt aangeduid, keek tandenknarsend toe, intervenieerde zo mogelijk, paaide de leiders en probeerde zijn belangen in een veilige haven te loodsen, à la Mexico. In dat licht had deze bedrijfsgeschiedenis gemakkelijk een allegaartje kunnen worden. De auteurs zijn echter zo verstandig geweest duidelijk te kiezen tussen tot wat wel en wat niet moest worden behandeld.

Hun benadering is enigszins noodgedwongen top-down; de activiteiten van werkmaatschappijen komen slechts aan de orde voor zover zij de grote lijn van de bedrijfsstrategie verhelderen. Veel aandacht is er voor de interne organisatie, de concurrentie met andere oliemaatschappijen en research and development in relatie tot ontwikkelingen in de markt voor olie en gas. De couponknipper die wil natrekken of hij achteraf misschien beter in BP of Esso had kunnen beleggen, kan zich in de bijlagen uitleven, want daar wordt een complete financiële vergelijking gemaakt.

Vraag een middelbare scholier van vandaag wie Henri Deterding was, en een goede kans dat hij zijn schouders ophaalt. Deze banden laten zien waarom de grote baas van de Koninklijke ondanks zijn talrijke eigenaardigheden als representant van Hollands Glorie mag gelden. Elke winstkans baatte hij uit – op het geniepige, maar ook op het geniale af, constateert Luiten van Zanden en hij sloot naarstig deals met wie zijn pad maar wilde kruisen. Tegelijkertijd liet zijn tegenhanger bij Shell, Marcus Samuel, de eerste burggraaf van Bearsted, zich onbekommerd tot Lord Mayor van Londen benoemen. Daardoor hield hij nog ongeveer één uur per maand over voor echte zaken.    

Doeko Bosscher is hoogleraar eigentijdse geschiedenis aan de Universiteit van Groningen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.