Home `Een mening’

`Een mening’

  • Gepubliceerd op: 11 februari 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bastiaan Bommeljé

Nederland puilt uit van zaken waarover men in het geheel niets wil weten. En de zaak waarover men wel het minst wil weten, is het koningshuis. Men tolereert de Oranjes zwijgend, zoals men een regenbui of een universitaire opleiding met een stiff upper lip over zich heen laat gaan. Althans, ik meende dat zulks in beschaafde kringen de rigueur was.

        Dit abuis openbaart hoe weinig ik in beschaafde kringen verkeer. De Oranjes liggen thans op ieders lippen, en onlangs waaide er zelfs stof op over een geschiedfilosofische opmerking die Maxima en Willem-Alexander maakten aan de vooravond van hun huwelijk. Zij noemden het onderzoek van de historicus Michiel Baud naar de rol van vader Zorreguieta tijdens het militaire bewind in Argentinië even unisono als welgemeend `een mening’. Politici tuimelden over elkaar heen om deze uitspraak te bestempelen als `dom’, en Baud zelf gaf een schriftelijke verklaring uit waarin hij meldde dat zijn mening wel degelijk stoelde op onderzoek van niet minder dan `duizenden bladzijden’ leesvoer.
        Hoewel de Leidse historicus van Oranje in wijsgerige zin gelijk had, is het toch jammer dat hij enigszins neerbuigend deed over de goedbedoelde inspanningen van Baud. Met zijn `mening’ was hij immers niet de eerste Nederlands historicus die het vorstenhuis met groot vertoon van dienstbaarheid uit de penarie redde. Sterker nog: de Oranje-dynastie is in hoge mate de vrucht van meningen van geschiedvorsers. Verleden jaar publiceerde de Amsterdamse historica Sandra Langereis nog het belangwekkende proefschrift Geschiedenis als ambacht, waarin dit ter sprake komt.
        In haar werk over de oervaders van de vaderlandse geschiedschrijving, Scriverius en Buchelius, blijkt zonneklaar hoe nijver – en na lezing van wel `duizenden bladzijden’ – deze historici met hun meningen de fundamenten legden van ons koningshuis. Zij deden zulks overigens op rechtstreeks verzoek van stadhouder Frederik Hendrik, de zoon van Willem van Oranje en in 1625 opvolger van zijn broer Maurits. Frederik Hendrik wilde zijn vorstelijke ambities schragen met een bijpassend verleden, inclusief een klinkende genealogie en oogverblindende heraldiek.
        Petrus Scriverius uit Leiden liet zich willig voor dit karretje spannen (Orange faut bien une messe, denkt men algauw in de Sleutelstad), maar zocht wel rugdekking van zijn minder enthousiaste Utrechtse collega Arnoldus Buchelius. Uit hun briefwisseling blijkt dat de heren wat lacherig waren over de vorstelijke ambities van de stadhouder, die alleen kon bogen op een grafelijke wapentje. Maar zoals dat gaat, kwamen zij uiteindelijk met een geschiedkundig rapport dat bij de Oranjes in de smaak viel. Zozeer dat de Leidse hoogleraar nog eens mocht opdraven, nu om Frederiks zoon Willem II te redden.
        Die zou in 1641 trouwen met Maria Stuart, maar aan de vooravond van het huwelijk wilde het Engelse koningshuis bewijs dat men niet in zee ging met een Hollandse parvenu. Scriverius was Leids historicus genoeg om razendsnel een klinkende stamboom en dito wapenteken voor Willem te verzinnen, met onnavolgbaar lange historische wortels. De Engelsen zwichtten voor dit geschiedkundig geweld, en aldus geschiedde het dat wij straks een historicus als vorst hebben dankzij de `mening’ van andere historici.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.