Home Een kosmopolitisch revolutionair

Een kosmopolitisch revolutionair

  • Gepubliceerd op: 5 december 2007
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Lambert J. Giebels

Harry Poeze heeft met de omvang van zijn biografie van Tan Malaka een nationaal record gevestigd. Zijn boek telt niet minder dan 2191 pagina’s. De schrijver is kennelijk al lang geobsedeerd door de figuur Tan Malaka; hij wijdde er zijn doctoraalscriptie aan, daarna zijn dissertatie en vervolgens heeft hij dertig jaar besteed aan zijn opus magnum, de laatste tien jaar fulltime. Poeze smaakt de voldoening dat de uitgeverij van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, waarvan hij zelf directeur is, zijn meesterwerk op bijzonder fraaie wijze heeft uitgegeven in een cassette met drie dikke delen.



Niet iedere lezer zal vertrouwd zijn met de hoofdpersoon, Tan Malaka, een Minangkabauer uit West-Sumatra. Hij bezocht de kweekschool; eerst in Fort de Kock, daarna in Haarlem. In 1920 keerde hij als onderwijzer terug naar Indonesië en ontwikkelde zich tot een overtuigde communist. In 1921 werd hij voorzitter van de Partai Kommunis Indonesia (PKI). Bedreigd met internering door het Nederlands-Indische bewind, week hij in 1922 uit naar Nederland. Daar werd hij met open armen ontvangen door de Communistische Partij Holland.

De partij vaardigde hem datzelfde jaar nog af naar het vierde Kominterncongres in Moskou. Het Komintern stuurde Tan Malaka op zijn beurt in 1923 als vertegenwoordiger naar Zuidoost-Azië. Daarmee begon een zwerftocht door Azië die twintig jaar zou duren, waarbij het Komintern meer en meer het zicht op zijn Aziatische vertegenwoordiger verloor. Tan Malaka koos zijn eigen koers voor een Aziatische revolutie. Voor Indonesische nationalisten werd de kosmopolitische revolutionair een legendarische figuur.

In 1942 keerde Tan Malaka tijdens de Japanse bezetting heimelijk terug naar Indië. Gewend aan een incognitobestaan, nam hij de naam Iljas Hussein aan. Hij dook onder op West-Java. Vandaar reisde hij op 6 augustus 1945, toen de capitulatie van Japan aanstaande was, naar Jakarta. Hij was nog steeds incognito en daardoor tot zijn spijt niet betrokken bij de onafhankelijkheidsverklaring op 17 augustus.

Abjecte trotskist

Op 9 september ontmoette Iljas Hussein president Soekarno. Soekarno was zo onder de indruk van de legendarische revolutionair dat hij hem spontaan tot zijn opvolger benoemde, mochten de Engelsen hem en vicepresident Hatta gevangennemen. Hatta stak hier echter een stokje voor. In plaats van alleen Tan Malaka werden vier nationalisten uit verschillende kampen in een ‘politiek testament’ door Soekarno en Hatta tot hun opvolgers benoemd. Gewapend met dit testament reisde Tan Malaka over Java, nog steeds incognito.

Op 4 januari 1946 onthulde Hussein op een openbare bijeenkomst eindelijk zijn ware identiteit. Tan Malaka lanceerde de slogan ‘100 % Merdeka’ (100 procent vrijheid) en initieerde een volksfront, dat hij Persatoean Perdjoeangan (PP) doopte. Het minimumprogram van het PP had als eerste punt 100 % Merdeka, maar daarnaast ook ‘naasting’ van ondernemingen en fabrieken. Tan Malaka werd de exponent van de perdjoeangan-krachten, die de onafhankelijkheid wilden veroveren op het slagveld. Hij stelde zich daarmee tegenover minister-president Sutan Sjahrir, die eveneens 100 % Merdeka beleed, maar dat wilde bereiken door diplomasi, onderhandelingen met Nederland.

Even leek Tan Malaka met zijn strijdfront PP de leiding van de revolutie over te kunnen nemen. Op 23 januari 1946 diende Sjahrir zijn ontslag in als premier. Hij plaatste Soekarno en Hatta daarmee voor de keuze tussen hem en zijn rivaal Tan Malaka. Het pleit werd beslist op 28 februari, op de vergadering van het voorlopig parlement. Tan Malaka bleek daar in een minderheidspositie. De PKI, die de diplomasi van Sjahrir steunde, beschouwde Tan Malaka als een abjecte trotskist, de rechtse partijen zagen hem als een gevaarlijke communist.

Tot kennelijk verdriet van Poeze kozen Soekarno en Hatta niet voor zijn held, maar voor Sjahrir, die opdracht kreeg een nieuw kabinet te formeren en zijn diplomasi voort te zetten. Sjahrir wilde echter eerst de oppositie elimineren. Tan Malaka werd op 17 maart 1946 gearresteerd en verdween tweeënhalf jaar achter de tralies. In feite was zijn rol op het hoofdtoneel toen uitgespeeld. Poeze constateert dit op pagina 301. Dan volgen evenwel nog bijna 2000 pagina’s.

Minutieus beschrijft Poeze de ‘coup’ van 3 juli 1946, die volgde op een kidnapping van Sjahrir door gefrustreerde restanten van de perdjoeangan-krachten, en concludeert dat Tan Malaka er geen rol in heeft gespeeld. Het laatste geldt ook voor de communistische Madioenopstand in de Republiek, waarvan ontstaan, verloop en einde al even minutieus worden uitgeplozen. De ondertitel van het boek, Tan Malaka en de Indonesische revolutie, 1945-1948, wordt enigszins misleidend naarmate Tan Malaka uit het zicht verdwijnt

Megalomanie
We lezen nog dat Tan Malaka op 15 september 1948 eindelijk wordt vrijgelaten, om als tegengif te dienen tegen de PKI, die een Indonesische variant van de dictatuur van het proletariaat wil vestigen; hoe hij als tegenkracht tegen de PKI een eigen communistische partij, Murba, opricht; hoe Tan Malaka en Murba overbodig blijken als de PKI na de Madioenopstand ten onder gaat.

We lezen hoe Tan Malaka tijdens de Tweede Politionele Actie onder bescherming van een omstreden warlord zijn toevlucht zoekt in een desa in Oost-Java. Vervolgens roept hij, gedreven door wat op mij overkomt als megalomanie, zichzelf uit tot president van de Republiek in plaats van de gevangengenomen Soekarno. Ten slotte lezen we over het tragische einde van Tan Malaka, van wie Poeze door waar detectivewerk heeft achterhaald dat hij omstreeks 21 februari door een Indonesische militaire eenheid overhoop is geschoten en in een naamloos graf is neergelegd.

Met de dood van Tan Malaka eindigt het boek niet. Poeze wijdt nog enkele uitvoerige hoofdstukken aan de nagedachtenis van Tan Malaka en aan de marginale Murba. Aan het eind van het boek blijkt dat Poeze zelf sinds 2000 in Indonesië doende is op seminars de herinnering aan zijn held te promoten.

Poeze schrijft helder, hier en daar bepaald spannend, zonder literaire hoogstandjes. Maar hij is meer een geschiedvorser dan geschiedschrijver. Zijn boek is geen leesboek, maar een naslagwerk. Hij heeft tal van onbekende feiten en gebeurtenissen, personen en bronnen boven water gebracht. Maar zijn beschrijvingen komen op mij vooral over als de petite histoire van de Indonesische kant van de revolutie.

De lezer moet zich door een woud van namen worstelen – van personen, van partijen en partijtjes, van strijdgroepen en strijdgroepjes, van tijdschriften, pamfletten, bladen en blaadjes – alsook door lange citaten en door voetnoten, die hier en daar tot over de helft van de bladspiegel reiken. Over grote gebeurtenissen als het Akkoord van Linggadjati, de Renville-overeenkomst en de Politionele Acties wordt niets nieuws verteld.

In een slotbeschouwing spreekt Poeze de verwachting uit dat Tan Malaka dankzij het boek dat hij aan hem heeft gewijd uit de vergetelheid zal worden gehaald. Dat lijkt mij wishfull thinking. Poezes naslagwerk zal ongetwijfeld zijn weg vinden naar wetenschappelijke bibliotheken. Het is te hopen dat degene die Indonesische finesses over de revolutie wil weten op het idee komt die op te zoeken in een lijvig werk over Tan Malaka. Maar die zal zelf, vrees ik, een vergeten, marginale figuur in de Indonesische geschiedenis blijven.  

Harry A. Poeze
Verguisd en vergeten. Tan Malaka, de linkse beweging en de Indonesische revolutie, 1945-1949
2191 p. KITLV Uitgeverij, € 99,00

Lambert Giebels schreef biografieën van Louis Beel (1995) en Soekarno (1999 en 2001).

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.