Home Eelco Runia over het Srebrenica-rapport

Eelco Runia over het Srebrenica-rapport

  • Gepubliceerd op: 23 juni 2005
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 7 minuten leestijd

Psycholoog en historicus Eelco Runia liet een psychologische theorie los op de totstandkoming van het Srebrenica-rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Een aantal karakteristieken van de Dutchbat-missie heeft zich tijdens het onderzoek van het NIOD herhaald, meent hij. Volgens Peter Romijn, hoofd Onderzoek van het NIOD, is Runia’s beschrijving van de gang van zaken op het instituut ‘mythologisch’ en ‘ontleend aan het roddelcircuit’.


Op 10 april 2002 presenteerde het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) zijn rapport Srebrenica: een ‘veilig’ gebied. Zes jaar lang hadden onderzoekers van het NIOD in opdracht van de regering gezocht naar een antwoord op de vraag hoe het kon gebeuren dat Nederlandse VN-soldaten in 1995 de Bosnische safe haven Srebrenica zonder slag of stoot overleverden aan de Serviërs, waarna deze circa 7500 moslimmannen vermoordden. Het rapport leidde tot de val van het tweede kabinet-Kok. Maar daarna werd het angstaanjagend stil.

Historicus en psycholoog Eelco Runia (50) probeert deze stilte te verklaren in een artikel in het oktobernummer van gezaghebbende Amerikaanse tijdschrift History & Theory. Hij schreef eerder de veelgeprezen studies De pathologie van de veldslag en Waterloo, Verdun, Auschwitz, is medeoprichter van het Centrum voor Metageschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en leidt daar het onderzoeksprogramma Committing History, dat wordt ondersteund door NWO.

Dubbele boodschap

Volgens Runia heeft het NIOD er door zijn manier van communiceren onbewust zelf op aangestuurd dat de affaire-Srebrenica werd doodgezwegen. ‘In november 2002 was er een symposium in Leiden. Toen ik daar NIOD-directeur Hans Blom over het rapport hoorde praten, geloofde ik mijn oren niet. Hij gebruikte exact dezelfde bewoordingen als de regering en de legertop als zij spraken over de missie naar Srebrenica. Blom had het over een “buitengewoon gevaarlijke onderneming”; het NIOD “riskeerde een zeer ongelukkig resultaat”; “We moesten de dingen van de grond af aan opbouwen” en: “Het was onzeker of we adequate gegevens konden verzamelen.” Daarbij reageerde hij uitermate vinnig op kritiek, terwijl hij aan de andere kant voortdurend uitnodigde tot debat. Deze houding sloeg ter plekke de discussie dood.’

Het gebeuren liet Runia niet meer los. ‘Vanuit mijn ervaring als psycholoog kreeg ik een gevoel van herkenning. Hoe meer ik me verdiepte in de communicatie en de werkwijze van het NIOD, hoe meer ik tot de conclusie kwam dat we hier te maken hadden met wat in de psychologie “parallelle processen” worden genoemd.’ Parallelle processen treden op wanneer een therapeut ten overstaan van zijn supervisor onbewust elementen uit het gedrag van zijn patiënt kopieert die hij als problematisch ervaart. Bijvoorbeeld: een therapeut vindt het hinderlijk dat zijn patiënt nauwelijks aandacht schenkt aan zijn adviezen; als hij dit probleem vervolgens voorlegt aan zijn supervisor, luistert hij zelf amper naar wat deze hem adviseert. Volgens de theorie duiden parallelle processen erop dat iemand met een probleem zit waar hij tegelijkertijd wel en niet over wil praten. Deze dubbele boodschap heeft tot resultaat dat het gesprek stilvalt.

Zo’n proces kan alleen optreden als de therapeut zich in zekere mate identificeert met de patiënt. ‘Als we het NIOD als de “therapeut” zien en zijn onderzoeksobject als de “patiënt”, dan zien we dat die identificatie voor de hand lag. Zowel de landmacht als het NIOD zaten verlegen om een opdracht die hun bestaansrecht kon veiligstellen.’ De landmacht, omdat zij na het einde van de Koude Oorlog in een identiteitscrisis verkeerde; het NIOD, omdat het na de voltooiing van het werk van Loe de Jong zijn taak in wezen had volbracht. De Dutchbat-missie, respectievelijk het Srebrenica-rapport, waren een geschenk uit de hemel.

Stress

Volgens Runia heeft een aantal karakteristieken van de Dutchbat-missie zich tijdens het onderzoek van het NIOD herhaald. ‘Zowel de landmacht als het NIOD is volkomen blind het avontuur in gestapt.’ Beide hebben geen gebruikgemaakt van al aanwezige expertise bij respectievelijk de Canadese blauwhelmen en collega-onderzoekers. ‘Het is verbluffend dat Blom het personeelsbeleid van de landmacht heeft gerepliceerd. Zowel Dutchbat als het NIOD-team bestond uit mensen met verschillende achtergronden, ervaringen en ambities. Het resultaat was een gebrek aan samenhang en hoog oplopende onderlinge spanningen. De heterogeniteit van de onderzoeksgroep werkte door in het rapport: een verzameling individuele opstellen die niet door één visie bijeen wordt gehouden. “Knip- en plakwerk”, zo noemde een van de auteurs het zelf.’

De ‘meest spectaculaire’ herhaling vindt Runia het feit dat het NIOD-onderzoeksteam zelf een soort enclave had gebouwd op de derde verdieping van het instituut. Omdat er voortijdig geen informatie mocht uitlekken, werden de deuren gepantserd en waren de gordijnen altijd gesloten. ‘Deze enclave moest worden beschermd tegen de vijand: het “politiek-journalistieke complex”, zoals Blom het noemde.’

De onderzoekers schreven hun eindrapport onder enorme tijdsdruk. Twee deadlines waren al verstreken en het werk moest klaar zijn voordat in mei nieuwe parlementsverkiezingen werden gehouden. Het gevolg was hevige stress en oververmoeidheid. ‘Sommigen dreigden in te storten,’ zou Blom later zeggen. ‘Ook dit was een belangrijke replicatie van de gebeurtenissen in Srebrenica,’ meent Runia. ‘Toen de enclave viel, hadden de Dutchbatters al een week thuis moeten zijn. Ook hier heersten een crisissfeer en een groot verlangen om er zo gauw mogelijk een streep onder te zetten.’

Runia: ‘In het uiteindelijk rapport heeft het NIOD een enorme hoeveelheid “verifieerbare feiten” verzameld, waaruit “het verhaal zich als het ware aan de onderzoeker opdringt”. Deze manier van geschiedschrijven geeft blijk van eenzelfde soort machteloosheid ten aanzien van de realiteit als waar de verantwoordelijken inzake Srebrenica zich achter verschuilen.’ Volgens Runia is dat terug te lezen in de paragrafen die Blom schreef over het regeringsbeleid inzake Srebrenica. ‘Daarin gebeurt van alles, maar niemand beslist ooit iets. Zo wordt de suggestie gewekt dat de gebeurtenissen een eigen dynamiek hadden, waaraan niet viel te ontsnappen.’

Met opzet heeft dit alles volgens Runia niets te maken. ‘Ik ga ervan uit dat de onderzoekers volledig te goeder trouw waren. Zij zijn met een enorme ijver en nauwgezetheid te werk gegaan. Maar zij hebben zich niet gerealiseerd hoezeer hun eigen psychische gesteldheid werd beïnvloed door hun onderzoeksobject. Daardoor zijn zij in dezelfde valkuilen gestapt als de verantwoordelijken in de affaire-Srebrenica.’ Inmiddels heeft zijn artikel in History & Theory in het buitenland opzien gebaard; het wordt nu vertaald in het Duits, Hongaars en Chinees. ‘In Nederland daarentegen heb ik vreemd genoeg geen enkele reactie gekregen.’

In januari 2006 verschijnt bij van Eelco Runia bij Athenaeum-Polak & Van Gennep ‘Afschrikken door aanwezigheid’.


Reactie van Peter Romijn, hoofd Onderzoek van het NIOD
‘Ik herken weinig in Runia’s verhaal,’ reageert Peter Romijn, hoofd Onderzoek van het NIOD en mede-auteur van het Srebrenica-rapport. ‘Ik heb niets gemerkt van een “angstaanjagende stilte” rond het Srebrenica-rapport. Het is een bouwsteen geweest voor de parlementaire enquête en vaktijdschriften hebben er themanummers aan gewijd. Ook is het onjuist dat het NIOD de opdracht heeft aangenomen uit zelfbehoud. Er was toen allang besloten dat we onze taken mochten uitbreiden. En ik bestrijd dat het rapport slechts een berg gegevens bevat, zonder conclusies. Bloms uitspraken zijn verkeerd geïnterpreteerd: het NIOD trok geen politieke conclusies, wel historische. Het rapport wijst wel degelijk verantwoordelijke personen aan. Maar wie wil horen dat Dutchbat het op alle punten heeft laten afweten, is bij ons verkeerd.’

Volgens Romijn is Runia’s beschrijving van de gang van zaken op het instituut ‘mythologisch’ en ‘ontleend aan het roddelcircuit’. ‘Ik ontken niet dat het soms erg moeilijk was, maar we hebben niet alleen stress gehad.’ Romijn ergert zich eraan dat zijn collega’s en hij op grond van een psychologiserende exercitie als onprofessioneel worden weggezet, terwijl Runia nooit met hen heeft gesproken. ‘Waarom zouden wij ons alleen met Dutchbat hebben geïdentificeerd, terwijl er veel meer actoren waren? Maar verweer is eigenlijk onmogelijk, want dan verzet je je tegen een soort hoger inzicht. Alles gebeurde immers “onbewust”.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.