Home Dossiers Middeleeuwen Djengis Khan, leider van het Mongoolse Rijk

Djengis Khan, leider van het Mongoolse Rijk

  • Gepubliceerd op: 20 juni 2017
  • Laatste update 07 dec 2023
  • Auteur:
    Afke van der Toolen
  • 11 minuten leestijd
Djengis Khan en zijn ruiterleger
Banner Middeleeuwen
Dossier Middeleeuwen Bekijk dossier

‘De vreugde van de man ligt in het vertrappen van de vijand,’ meende de Mongoolse aanvoerder Djengis Khan. En hij nam dat vrij letterlijk. Zijn ruiters liepen in de Middeleeuwen grote delen van Azië onder de voet en galoppeerden door tot in Europa. Zo schiep hij een wereldrijk.

Begin 2012 vaardigde de president van Mongolië een decreet uit met de titel: Ter herdenking van de geboortedatum van Djengis Khan – Temoedjin. Die geboortedatum was tot op dat moment onzeker gebleven, maar nu was er uitsluitsel.

Meer lezen over de Middeleeuwen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

‘Gebaseerd op een voorstel van de Academie van Wetenschappen van Mongolië is de geboortedatum van Djengis Khan vastgesteld op de eerste dag van de eerste wintermaand van 1162, oftewel het Jaar van het Paard in de derde 60-jarige cyclus,’ aldus het decreet, dat vervolgde: ‘Deze dag zal worden gevierd als Nationale Trots Dag.’

Het kopje boven het decreet noemt niet voor niets twee namen. Djengis Khan was een titel die zoiets betekent als ‘Universeel Leider’. De man die deze titel droeg, heette eigenlijk Temoedjin. Zijn vader, een vooraanstaand hoofdman van een van de Mongoolse stammen, had hem vernoemd naar een verslagen rivaal – dat was de Mongoolse gewoonte.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Temoedjin, een moeilijke jeugd

Temoedjin was een kind van de dunbevolkte, uitgestrekte steppen van Oost-Azië, waar diverse stammen elkaar voortdurend bestreden. Vechten was iets wat hij met de paplepel kreeg ingegoten, net als alle Mongoolse jongetjes. Dat hij in dat opzicht een grote toekomst had, bleek volgens de legende al bij zijn geboorte: hij zou met een bloedklomp in zijn knuistje ter wereld zijn gekomen.

Maar Temoedjin had nog een lange, zware weg te gaan voordat hij Djengis Khan genoemd zou worden. Toen hij negen was, sloeg het noodlot toe. Zijn vader werd gedood, en Temoedjin werd met zijn moeder, broertjes en zusje door diens rivalen verstoten. Wat volgde was een jeugd vol armoe en vernedering, een naargeestig en karig bestaan op de steppen. Nergens thuis, en overal opgejaagd, want zijn afkomst maakte hem op voorhand een bedreiging voor andere Mongolenleiders. En dan werd hij ook nog eens gevangengenomen door een andere stam en tot slaaf gemaakt.

Vechten was iets wat hij met de paplepel kreeg ingegoten, net als alle Mongoolse jongetjes

Maar Temoedjin ontsnapte, en hij groeide op tot een grote kerel met een weelderige baardgroei, die het uiteindelijk schopte tot de stichter van het grootste aaneengesloten rijk uit de wereldgeschiedenis. Hij werd zelfs – aan eind van de twintigste eeuw – door The Washington Post uitgeroepen tot de belangrijkste figuur van het tweede millennium, omdat hij ‘de wereld kleiner maakte en mensen en technologie over het aardoppervlak verspreidde’.

Nomaden in Centraal-Azië

De provincie Kentii ligt in het noordoosten van het huidige Mongolië, en daar, vlak onder de Russische grens, was de geboortegrond van Temoedjin. Een vrij geïsoleerde hoogvlakte, begrensd door bergmassieven, woestijn en dichte wouden, en doorsneden door de rivier de Onon. Dit onherbergzame land werd in de zomer bezocht door hete woestijnwinden en ’s winters door Siberisch koude – de temperaturen konden uiteenlopen van min 40 tot bijna plus 50 graden Celsius.

Rond 800 kwamen hier mensen wonen die zichzelf Mongolen noemden. Dat ‘wonen’ is eigenlijk te veel gezegd, want ze waren nomaden, net als vele andere stammen die de steppen van Centraal- en Oost-Azië bevolkten, zoals de Tataren.

Voordat Djengis Khan ten tonele kwam, was de wereld van de Mongolen klein. Ze leefden als herders en jagers, en hun oorlogen beperkten zich tot onderlinge stammenstrijd en roofovervallen op niet-nomadische, gevestigde gemeenschappen. Vergeleken met hun slachtoffers waren ze wild en watervlug, vergroeid met hun paard en hun handboog, en als vechtersbazen meestal superieur.

Temoedjin verenigt Mongolië

De sterkste hoofdmannen bonden de beste en de meeste strijders aan zich, en de allersterksten breidden hun machtsbasis gestaag uit – zoals Temoedjins vader Yesügei, in de twaalfde eeuw.

Als Temoedjin al volwassen was geweest toen Yesügei stierf, dan had hij rechtstreeks in diens schoenen kunnen stappen. Nu moest hij het zelf doen. Wel kon hij vanwege zijn afkomst nog rekenen op het nodige ontzag – en daar maakte hij handig gebruik van. Hij floreerde in zijn leidersrol, en breidde in 25 jaar zijn machtsbasis dusdanig uit dat hij het overgrote deel van de Mongoolse stammen onder zich wist te verenigen.

In 1206 – afgaande op het presidentiële decreet was hij toen 44 jaar – zette hij de kroon op dat werk. Met steun van de sjamaan Kökötsju mat hij zich de titel Djengis Khan aan: leider van een nieuw, verenigd Mongolië.

Voordat Djengis Khan ten tonele kwam, was de wereld van de Mongolen klein

Djengis Khan verandert de Mongoolse samenleving

Met de opkomst van Djengis Khan veranderde de Mongoolse samenleving ingrijpend. Hij was een groot politiek en bestuurlijk talent, en wist in korte tijd een radicaal nieuwe orde te scheppen, met zichzelf in het centrum. Sjamaan Kökötsju bevestigde hem in zijn bijzondere positie: Djengis Khan genoot de bescherming van ‘de eeuwige hemel’. Niet dat hij zich dan ook als aristocraat ging gedragen – volgens de overlevering heeft hij gezegd: ‘Ik draag dezelfde kleding en eet hetzelfde voedsel als koeienherders en paardenherders. Wij brengen dezelfde offers en wij delen onze rijkdom. Ik kijk naar de natie als een pasgeboren kind en ik geef om mijn militairen alsof zij mijn broeders zijn.’

Die houding paste ook wel bij zijn missie: een eind maken aan de oude stammenstructuur, waarbij de leiding van vader op zoon overging. Doelbewust zette Djengis Khan niet de stamhoofden op hoge posten, maar de aan hem loyale militaire commandanten. De nieuwe orde was gebaseerd op verdienste, niet op erfelijkheid.

Postnetwerk

Ook op een andere manier doorsneed hij de oude stammengrenzen. Een van de eerste wetten die hij uitvaardigde was die voor een postnetwerk. Dit bestond uit een goed georganiseerde reeks poststations, die uiteindelijk het hele rijk zou beslaan. Het was een voor die tijd enorm snel netwerk: de post kon tussen de 300 en 350 kilometer per dag afleggen. Bijkomend voordeel voor Djengis Khan zelf: zo was hij zelf altijd snel op de hoogte van gebeurtenissen in de periferie van zijn rijk.

Wetboek: de Jassa

De nieuwe natie kreeg een juridisch fundament in de Jassa, een verzameling wetten op decretenbasis die zo invloedrijk zouden worden dat ze nog zeven eeuwen een wijdverbreide invloed hebben gehad. De Jassa regelde tot in detail het leven van de nog maar net samengevoegde Mongolen. Van de doodstraf voor paardendieven en toestemming voor het eten van dierlijke organen tot de (ondergeschikte) positie van overwonnen leiders: voor de meest uiteenlopende zaken werd de norm bepaald en vastgelegd.

Sociale diensplicht

De Jassa betrok iedereen bij het welvaren van de natie. Zo kwam er een soort sociale dienstplicht in voor: wie niet gezond genoeg was om ten strijde te trekken, moest voor een bepaalde tijd onbetaald werken ‘ten dienste van het rijk’.

Maar ook – en misschien vooral – stond de Jassa bol van het belang van het leger. Een soldaat die een gevallen handboog niet opraapte, werd geëxecuteerd. Als tijdens een aanval een of meer soldaten deserteerden uit hun tienkoppige eenheid, dan ging die hele eenheid voor de bijl. En elke winter moest bij wijze van militaire oefening een grote drijfjacht worden georganiseerd; om die reden was het verboden om tussen maart en oktober herten en hazen en ander wild te doden. Djengis Khans nieuwe orde, en de daaropvolgende expansie van het rijk, stond en viel met een machtig en superieur leger.

Het vertrappen van de vijand

‘De vreugde van de man ligt in het vertrappen van de vijand, in het ontwortelen van die vijand en hem alles afnemen wat hij bezit.’ Die woorden komen van Djengis Khan zelf, een veroveraar in hart en nieren. Hij stopte niet toen hij Universeel Heerser van Mongolië was geworden. ‘De verdienste van een actie,’ zei hij tegen zijn zoons, ‘ligt in doorgaan tot het klaar is.’ Hij had nu wel een rijk, maar dat zou pas stevig gegrondvest zijn als de omliggende rijken geen bedreiging meer vormden – lees: waren vernietigd.

De aantallen slachtoffers die hij al doende maakte, liepen in de tientallen miljoenen. Er zijn schattingen die spreken van wel 60 miljoen doden, maar zelfs de 40 miljoen waar meer gematigde experts van spreken is lang een wereldrecord gebleven.

Mongoolse ruiters, een gedisciplineerde vechtmachine

Djengis Khan was niet alleen een politiek talent, maar ook een militair genie. Hij had om te beginnen goed materiaal om mee te werken; de Mongoolse ruiters waren al gevreesd lang voor hij geboren was. Maar pas onder zijn leiding leerden ze te functioneren als een georganiseerde, gedisciplineerde vechtmachine.

Voorafgaand aan elke veldtocht werd uitgebreid vergaderd over het wie, wat en hoe. Die bijeenkomsten – Khuriltai – zorgden ervoor dat iedereen precies wist wat hij moest doen. Er werden schema’s opgesteld die de taken van elke eenheid nauwkeurig afstemden op die van de rest. Daarbinnen hadden de afzonderlijke generaals een grote handelingsvrijheid, maar de einddoelen en de tijdstippen waarop die moesten worden behaald stonden vast.

Djengis Khan was niet alleen een politiek talent, maar ook een militair genie

Voor de manschappen zelf golden voortaan strenge regels. Zo mochten ze de formatie niet meer verbreken om alvast te gaan plunderen, zoals ze dat gewend waren. Van nu af aan moesten ze wachten tot de vijand definitief was verslagen; dan pas mochten ze hun gang gaan.

Mongolen raken slaags met Xia-dynastie van China

Verder bouwde Djengis Khan slim voort op de traditioneel sterke punten van zijn strijdmacht. Van oudsher was de grootste Mongoolse troef het snelle, compacte steppepaard, waarmee iedere man van kindsbeen af was vergroeid – geen enkel ander leger was in die hoge mate bereden. Djengis Khan maakte zijn leger nóg mobieler. Van nu af aan kregen alle soldaten wel drie tot zes reservepaarden mee. En ook moest iedereen nu zelf allerlei secundaire benodigdheden bij zich hebben, zoals touw en vijlen om de pijlen mee te scherpen. Dat maakte een vertragende bagagekaravaan overbodig.

Hoe ingenieus dat allemaal ook was, er was één situatie waarin zo’n snel, wendbaar leger in het nadeel was. Dat werd pijnlijk duidelijk toen Djengis Khan zijn eerste echt grote buurman aanviel, de Chinese Westelijke Xia-dynastie, en voor de versterkte stad Volohai kwam te staan. Een belegering, daar was zijn ruiterleger niet op getraind.

Volgens de overlevering toonde Djengis Khan zich bij deze gelegenheid van een bijzonder listige kant. Hij bood aan zich terug te trekken als de Chinezen hem afkochten voor de somma van duizend katten en duizend vogels. Ze trapten erin, om vervolgens al die beesten brandend en wel op zich af geschoten te zien worden. Terwijl de Chinezen moesten blussen, hadden de Mongolen vrij spel.

Pax Mongolica, Oost ontmoette West

Djengis Khan kwam in 1227 aan zijn eind, na een heerschappij van 21 jaar. Het blijft een mysterie wat hem de das heeft omgedaan. Er is wel verteld dat hij vermoord is toen hij zich opdrong aan een Chinese prinses, maar dat is hoogstwaarschijnlijk een roddel. Geloofwaardiger is het verhaal dat hij overleed als gevolg van een val van zijn paard, al zou dat gezien de rol van de paarden in zijn succes de ironie ten top zijn.

Zijn erfenis was een wereldrijk dat zo’n 24 miljoen vierkante kilometer besloeg, vijfmaal het oppervlak van het Romeinse Rijk op zijn toppunt. Zijn opvolgers zouden het nog verder uitbreiden; tot de ineenstorting in 1294 reikte het Mongoolse Rijk zelfs tot diep in Oost-Europa, en bereikte het de recordomvang van 33 miljoen vierkante kilometer. Ter vergelijking: Rusland, tegenwoordig het grootste land, beslaat 17 miljoen vierkante kilometer.

Werelden die nog nooit met elkaar in aanraking waren gekomen, werden door deze ‘Pax Mongolica’ met elkaar verbonden. Onderlinge uitwisseling en handel werden op nooit eerder vertoonde schaal mogelijk – vandaar ook dat de Venetiaanse koopman Marco Polo zo ver oostelijk kon komen en zijn De Wonderen van de Oriënt kon schrijven.

Een dreiging voor West-Europa, de paus stuurt een gezant

Natuurlijk zorgde de Mongoolse dominantie – inmiddels wel heel dichtbij – ook voor de nodige onrust bij de West-Europese grootheden. Paus Innocentius IV stuurde er in 1245 een franciscaan op uit om eens poolshoogte te nemen, en deze Giovanni da Pian del Carpine keerde terug met een ongewenste boodschap: de paus moest maar hoogstpersoonlijk naar de Mongoolse hoofdstad komen, om zich aldaar aan de toenmalige Khan Güyük te onderwerpen. Een andere franciscaan, een Vlaming genaamd Willem van Rubroeck, werd uitgezonden door de Franse koning Lodewijk IX, en schreef net als Polo een boek over zijn wederwaardigheden.

De pest

De Mongolen drongen Europa nooit verder binnen. De pest, die in de veertiende eeuw opkwam vanuit het oosten, deed dat wel. De Zwarte Dood bracht hier een derde van de bevolking om. Een dodental dat niet rechtstreeks op het conto van Djengis Khan en zijn opvolgers is bij te schrijven, maar wel een gevolg was van hun expansiedrang. Want dankzij hen kwamen Oost en West pas echt met elkaar in contact.

Meer weten

  • Genghis Khan. Life, Death and Resurrection (2004) van John Man.
  • The Misson of Friar William of Rubruck. His Journey to the Court of the Great Khan Möngke 1253-1255 (2009) Engelse bewerking van het reisverslag van Willem van Rubroeck.