Home Dierenmummies en een fallus

Dierenmummies en een fallus

  • Gepubliceerd op: 22 juni 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Marieke Prins
  • 3 minuten leestijd

Conservator Maarten Jan Raven van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) is een elegante man met een baard, die zorgvuldig formuleert. Dat is te zien op een videofragment en een foto aan het eind van de tentoonstelling Hakken in het zand. Hij is de laatste heer die aan de orde komt in de expositie, die begint met een zestiende-eeuwse Leidenaar; David le Leu Wilhelm. Wat hebben zij gemeen?

David le Leu Wilhelm wordt in de begeleidende tekst ‘de verzamelaar’ genoemd. Hij studeerde in de zestiende eeuw in Leiden, reisde later naar Egypte en deed het Leidse Museum Anatomicum lijkbeeldjes en een gemummificeerd been cadeau. Ze zijn te zien op de tentoonstelling.

Na hem kwam de zeventiende-eeuwse ‘schilder’ Cornelis de Bruyn. In zijn tijd kende nog bijna niemand in het Westen Egypte. Hij tekende sfinxen en piramides, en toonde ze aan de wereld. Zijn boeken werden vertaald in het Frans, Engels en Russisch, en zijn ook te zien op de tentoonstelling.

Daarna kwam ‘fotograaf’ Jan Herman Insinger, uit de negentiende eeuw. Vanwege longklachten verbleef hij in Egypte, en als amateurfotograaf maakte hij er prachtige foto’s. Een aantal wordt op de tentoonstelling geprojecteerd. Er staan palmen op, mannen met tulbanden, muurschilderingen, tempels en beelden.
De ontdekkers hadden roodbruine gezichten en zongebleekte haren, net als Raven. Allemaal brachten ze met hun bevlogenheid de archeologie in Egypte een stukje verder, en hielpen het RMO aan zijn collectie. Hakken in het zand gaat over vijftig jaar Nederlandse opgravingen in Egypte, en over vijf eeuwen Nederlandse bemoeienis met de Egyptische oudheden.

De expositie bestaat voor 90 procent uit een chronologische opsomming van Nederlandse Egypte-kenners en hun triomfen. Hij is niet groot, de tentoonstelling beslaat één zaal van ongeveer 30 bij 30 meter, en is sober vormgegeven, in zandkleur. Een leuke onderbreking van de chronologie is een archeologententje met gereedschap. Verrassend is dat daar fineliners en grote vellen overtrekpapier in liggen; zelfs nu nog tekenen archeologen muurschilderingen met de hand na, omdat een foto niet alles laat zien.

De tentoonstelling gaat verder over twintigste-eeuwse Nederlandse opgravingen. Vanaf ongeveer de jaren zeventig is de expositie niet meer ingedeeld op ontdekker, maar op opgraving. Er zijn aantekeningen, potten, kannen en armbanden, dierenmummies en wandreliëfs. En ook een beeldje van een enorme fallus, gedragen door vier priesters.

Het wordt voor de bezoeker gaandeweg echter moeilijker om de verschillende archeologen en opgravingen op waarde te schatten. Een algemeen kader ontbreekt. Als de korte beschrijvingen van opgravingen en archeologen waren ingepast in een groter verhaal, waren ze boeiender geweest. Hoe groot was bijvoorbeeld het Nederlandse aandeel in de Egyptische archeologie? Groot of klein vergeleken met dat van andere landen? Werkten Nederlandse archeologen anders dan die van andere nationaliteiten?

Eén dunne rode draad is er wel: de concurrentie met Groot-Brittannië. In de negentiende eeuw maakten Engelse – en Franse – plunderaars het andere nationaliteiten moeilijk. Later richtten Nederlanders zich – noodgedwongen? – op minder prestigieuze graven met enkel een soepkom erin, terwijl de Britten farao’s uitgroeven. Het beeldje van die grote fallus kreeg het RMO alleen omdat de Britten het niet wilden. Het was te gênant.

Zo ging dat. Tot kort geleden. Want nadat de Britten in 1998 hadden besloten om de Nederlands-Britse opgraving van Sakkara te verlaten omdat ze er niks meer van verwachtten, groeven de Nederlanders door. Ze vonden er al in 2001 het graf van hogepriester Meryneith. Daarna nog dat van generaal Horemheb, dat van schatbewaarder Tia, en ten slotte in 2007 het graf van koninklijk schenker Ptahemwia, die de farao moest voorzien van voedsel en drank. Foto’s van de bijzondere schatten die ze erin aantroffen zijn te zien op de expositie.

In een televisiefragment lacht Raven om de overwinning op de Engelsen. Deze triomf maakt de expositie geknipt om er – champagne in de hand – vertegenwoordigers van NWO of andere subsidiegevers doorheen te loodsen. Voor de doorsneebezoeker lijdt hij echter aan het euvel van jubileumboeken: veel hoogtepunten, te weinig verhaal.

Hakken in het zand. Nederlandse opgravingen in Egypte Tot en met 11 mei. Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28, Leiden, Open: di-vr 10-17 uur; za-zo 12-17 uur, ma tijdens schoolvakanties. Info: 071-51 63 163 of www.rmo.nl.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.