Nederland heeft de afgelopen weken massaal naar het historische drama De Joodse Raad gekeken. De kritieken waren unaniem lovend. Het kan dan best verfrissend zijn – en ook verleidelijk – om ook eens wat kritische kanttekeningen te plaatsen, zoals emeritus-hoogleraar Holocaust- en genocidestudies Johannes Houwink ten Cate doet in Historisch Nieuwsblad. Eigenlijk zou ik daarover moeten zwijgen, omdat de schrijfster van de serie mijn geliefde is. Maar als auteur van De politiek van het kleinste kwaad. Een geschiedenis van de Joodse Raad voor Amsterdam 1941-1943 (2022) moet ik erop wijzen dat Houwink ten Cates betoog ernstig rammelt.
Zijn eerste bezwaar is ‘dat de makers de historie danig naar hun hand hebben gezet’. Nu kent de serie inderdaad allerlei verdichtingen en verzonnen details. Houwink ten Cate wijst er terecht op dat Mirjam Levie niet, zoals in de serie, de secretaresse van David Cohen was – ze was de secretaresse van topfunctionaris Henri Eitje. Maar omdat Mirjam Levie bijzonder bruikbare dagboekbrieven heeft achtergelaten en de serie draait om Cohen en zijn dochter, heeft de schrijfster die twee personages in één kantoor geplaatst. Zo maak je drama dat werkt.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
De grote lijnen van het verhaal kloppen ondertussen wel degelijk, anders dan Houwink ten Cate denkt. Zo meent hij wonderlijk genoeg dat de ‘smakeloze scène’ waarin Cohen twintig speelkaarten krijgt om evenveel Joodse gevangenen vrij te krijgen, is verzonnen. Die scene heeft echt plaatsgevonden, namelijk op 9 augustus 1942, in de Zentralstelle. Alleen de speelkaarten zijn dichterlijke vrijheid; in werkelijkheid waren het gewone briefjes.
Ook beweert Houwink ten Cate dat ‘elk historisch bewijs’ ontbreekt voor de scene waarin Asscher te midden van de dramatische selectie van 7000 medewerkers die hun vrijstelling verliezen, een lijstje namen laat schrappen, waaronder die van zijn huishoudster. Maar ook deze scene is echt gebeurd; ze is beschreven in het dagboek van Mirjam Levie. Wie op die lijst stonden weten we alleen niet; de huishoudster is dus verzonnen.
Schijnbaar nauwkeurig schrijft Houwink ten Cate vervolgens ‘dat in deze film tenminste drie keer wordt gezegd’ dat Cohen niet wilde weten over het lot van de gedeporteerden, terwijl hij dat lot echt niet kende. Maar dat is precies wat de serie ook suggereert: Cohen zegt meer dan eens dat hij niet kan afgaan op oncontroleerbare geruchten. Door de woordkeus en het briljante spel van Pierre Bokma ziet de kijker dat hij oprecht is.
Houwink ten Cates tweede bezwaar is dat de serie veel te weinig aandacht schenkt aan het isolement van Cohen en de zijnen en de collaboratie van de Nederlandse maatschappij, en op die manier de Joodse Raad tot zondebok maakt: ‘Zie je wel, de Joden hebben het zelf gedaan!’ Dat is een even ernstig als onbegrijpelijk verwijt. Geen enkele kijker zal de ijzingwekkende scène vergeten waarin Cohen, tijdens een naoorlogs verhoor, voor eenmaal zijn geduld verliest en zijn ondervrager toebijt:
‘De Duitsers hebben stelselmatig en berekenend onze gemeenschap tot de grond toe afgebroken, terwijl de regering en het staatshoofd zorgvuldig wegkeken en iedereen – ik bedoel iedereen! – ons in de steek liet! De politie hielp maar al te graag bij de razzia’s. De Nederlandse Spoorwegen hebben notabene een extra stukje rails aangelegd, om de rit naar Westerbork extra soepel te laten verlopen. U mag mij aanspreken op mijn keuzes, meneer Schön […] maar wat u niet mag doen, is mij de schuld van de moord op honderdduizend Joden in de schoenen schuiven, dat mag u niet.‘
De boodschap van de serie is het tegendeel van wat Houwink ten Cate er in wil lezen. De talloze reacties spreken juist verbazend eensgezind over de onmogelijke dilemma’s, de begrijpelijke poging erger te voorkomen en de uitzichtloze positie van Joodse Raad. Deze serie heeft meer begrip voor de Joodse Raad gewekt dan historici als Houwink ten Cate of ikzelf ooit voor elkaar zouden krijgen.
Openingsafbeelding: Pierre Bokma als David Cohen en Jack Wouterse als Abraham Asscher.