Home De wortels van Fortuyns gedachtegoed

De wortels van Fortuyns gedachtegoed

  • Gepubliceerd op: 7 juni 2002
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Geertje Dekkers en Philip van de Poel
De wortels van Fortuyns gedachtegoed

Hij vergeleek zichzelf met de achttiende-eeuwse patriotten. Zijn tegenstanders noemden hem de Mussert van deze eeuw. Hij vond dat ‘aanzetten tot haat’. Maar in welke politieke traditie hoort Pim Fortuyn thuis?

‘Alles wat er tans ondernomen wordt ter redding van ons waarlyk byna onherstelbaar verloren vaderland is vergeefsch, zo Gylieden, O Volk van Nederland, langer werklooze aanschouwers blijft.’ Het is 1781 als een onbetekenende edelman zich met een vurige oproep richt tot de natie. ‘Aan het volk van Nederland,’ luidt de aanhef. Wat volgt is een lange litanie over de puinhopen van het stadhouderlijk bestuur. Hoewel de auteur bijna een eeuw anoniem bleef, ontpopte Joan Derk van der Capellen tot den Pol zich met zijn schotschrift tot boegbeeld van de patriottenbeweging.

Grote woorden als die van Van der Capellen zijn zeldzaam in de Nederlandse politieke traditie. Slechts sporadisch wordt er een steen gegooid in de doorgaans zo rimpelloze vijver van het politieke bestel. Maar wanneer ongenoegen en volkswoede aanzwellen tot een heuse beweging, is het ook gelijk goed raak. Dan wordt met veel aplomb de gehele status quo verketterd.

In de aanklacht klinkt steevast oer-Hollands calvinisme door: het failliet van de gevestigde macht is naast een praktisch toch vooral een moreel failliet. Het gevoel van algehele malaise wordt daarnaast gekleurd door nostalgisch nationalistische sentimenten. Tot de vaste bestanddelen behoort ook een rechtstreeks appèl aan het nationaal gevoel. En de oproep gaat gepaard met een zelfbeeld dat de eigen beweging een prangende historische urgentie toedicht.

In de Nederlandse geschiedenis zijn drie momenten aan te wijzen waarop onvrede van bovenstaande signatuur manifest werd: de laatste decennia van de achttiende eeuw met zijn patriottenbeweging, de jaren dertig van de vorige eeuw toen de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) voet aan de grond kreeg en, zeer recent, de opkomst van Pim Fortuyn.

De heftige sentimenten rond de moord op Fortuyn maken een vergelijkende historische beschouwing van zijn gedachtegoed tot een heikele zaak. Daarnaast laat het hybride samenraapsel van ideeën dat uit Fortuyns geschriften naar voren komt zich niet makkelijk eenduidig typeren. Maar juist vanwege zijn raadselachtige karakter schreeuwt het fortunisme om duiding.
 

Moreel herstel

Voor Pim Fortuyn lag het simpel. Bij alle kwaliteiten die hij zichzelf toedichtte, achtte hij die van kampioen van de moderniteit de belangrijkste. Politiek gezien vindt die moderniteit haar wortels in de Patriottenbeweging, stelt Wijnand Mijnhardt, hoogleraar culturele geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. ‘De patriottenbeweging is het begin van het moderne, burgerlijk democratische systeem.

Bij dat systeem horen een burgerschapsideaal en een vorm van politieke mobilisering. Een onderdeel daarvan zijn debatten over het doel van de politieke samenleving. De rechten van de mens zijn in deze tijd geformuleerd. En daarmee de basis voor ideeën over de manier waarop die rechten voor een ieder gerealiseerd zouden moeten worden. Die vormen de essentie van het politieke debat en de tegenstelling tussen links en rechts.’
 

Fortuyn presenteert de ideeën de trias politica en vrije meningsuiting alsof ze gisteren zijn bedacht

In Fortuyns optiek hoort de kern van het politieke debat om de kwestie van de moderniteit te draaien. In zijn negenpuntenplan voor de moderniteit – zelf spreekt hij van een ‘spoorboekje’ – vat hij die in brede pennenstreken samen: scheiding tussen kerk en staat, vrijheid van meningsuiting, markteconomie, parlementaire democratie, scheiding der machten, en gelijkwaardigheid voor mannen en vrouwen. De opsomming doet bij tijd en wijle aandoenlijk archaïsch aan. Al leefden de Montesquieu en Voltaire meer dan twee eeuwen geleden, Fortuyn presenteert hun ideeën over de trias politica en vrije meningsuiting alsof ze gisteren zijn bedacht.

Om zijn opzichtig beleden liefde voor de Verlichting nog eens te onderstrepen, schrijft Fortuyn in 1992 het boek Aan het volk van Nederland. Niet alleen in de titel tracht hij zich te presenteren als een moderne patriot, hij kopieert zelfs Van der Capellens onheilspellende toon: ‘Het wordt tijd dat het volk van Nederland het heft in eigen handen neemt. Wachten op de politiek lijkt helaas zinloos.’

Hoewel de achttiende-eeuwse patriotten uitdrukking menen te geven aan het internationale verlichtingsdenken, kent de beweging een sterke onderstroom van conservatief, nationalistisch moralisme, stelt Niek van Sas, hoogleraar nieuwste geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Het ideaal van de Gouden Eeuw speelt een grote rol in het nationale hersteldenken in de tweede helft van de achttiende eeuw.
 

Dat “revivalisme” gaat ervan uit dat het verval bestreden kan worden door weer terug te keren op het juiste pad van de zeventiende eeuw

Dat “revivalisme” gaat ervan uit dat het verval bestreden kan worden door weer terug te keren op het juiste pad van de zeventiende eeuw. De Verlichting moet de weg wijzen naar die terugkeer. Het is een parool van moreel herstel en morele herbewapening.’

Grote sta in de weg bij dit herstel zijn in de ogen van de patriotten het Huis van Oranje en de rond de stadhouders verzamelde regenten. ‘Waarschijnlijk is de Republiek nog steeds het rijkste land ter wereld maar de rijkdom is geconcentreerd in enkele handen,’ zegt Maarten Prak, hoogleraar economische en sociale geschiedenis aan de Universiteit Utrecht.

‘In de ogen van de patriotten heeft het stadhouderlijk hof een veel te sterke greep op het land gekregen. De vrijheid van de Republiek wordt geknecht door allerhande patronagesystemen. Als dat juk wordt afgeworpen, zal alles beter worden.’ De overeenkomsten met de gedachten van Pim Fortuyn zijn evident.
 

Slappe hap

Vergelijkbare geluiden over moreel verval, vergane glorie en kliekjesgeest doen in de jaren dertig opgeld bij de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). Volgens oprichter Anton Mussert kan de toestand van Nederland het best worden samengevat met een citaat van Shakespeare: ‘There ‘s something rotten in the state of Denmark.’

De verrotting van de Nederlandse samenleving uit zich naar Musserts idee in ‘een geest van toenemende futloosheid, onmacht, onwil, onverschilligheid, ongeloof, verdeeldheid, schotjesgeest, krakeelzucht’. De NSB stelt zich ten doel hier een einde aan te maken door ‘een grondslag samen te stellen van wilskracht, fierheid, plichtsgevoel, geloof in eigen kracht en bestaansrecht, nationale zin, solidariteitsgevoel.’

Ook in Fortuyns denken speelt herstel van de ‘nationale zin’ een grote rol, zo blijkt uit de tirade die hij afsteekt over ‘plagen’ als ‘slecht onderwijs, cultuurrelativisme, doorgeschoten hedonisme en individualisme en een gebrek aan nationale identiteit. Ze hollen de gemeenschapszin uit, ondergraven de nationale solidariteit en tasten de identiteit en de ontwikkeling daarvan van een volk aan.’
 

In Fortuyns denken speelt herstel van de ‘nationale zin’ een grote rol

Volgens Mussert-biograaf Jan Meyers is de diffuus nationalistische denkwijze het kenmerkende element van de NSB. ‘De NSB is een Nederlands-nationalistische beweging, met de klemtoon op Nederlands,’ gelooft Meyers. ‘Vandaar dat de NSB niet past bij het Duitse nazisme, dat Deutschland über alles predikt en dus geen ander nationalisme verdraagt.

Er zijn gevoelsmatige verwantschappen met het Italiaanse fascisme, maar dat is veel radicaler. Ideologisch gezien is de NSB in de beginjaren een slappe hap, waar je alle kanten mee op kunt. Mussert en zijn maten hebben eigenlijk niks op met ideologie, want daar kun je bij de kruidenier geen rekening van betalen, zij willen praktische politiek bedrijven.’

Bij gebrek aan feitelijke invloed komt die praktische politiek vooral neer op een radicale vorm van schuldtoewijzing. Nederland zucht – zo vindt Mussert – onder ‘de ordening voor de vriendjes’, ‘terrorisering door een leger van crisisambtenaren’ en ‘rode schoolmeesters die te stom of te lui zijn om uw kinderen fatsoenlijk Nederlands te leren’. Hoofdschuldigen zijn volgens Mussert de ‘politicasters’, die het land kunstmatig verdeeld houden om zo de buit beter te kunnen verdelen.

Bij Fortuyn leeft in Meyers optiek eenzelfde idee over politici, bureaucraten, vakbonden en pers, die in eendrachtige samenwerking het failliete systeem in stand houden. ‘Fortuyn belandt in dezelfde hoek als Mussert door voortdurend de klunzen aan te wijzen die het zaakje verpesten. Zo’n denkwijze heeft geen ideologie nodig. Het is de opvatting van “geen gelul, maar de koe bij de hoorns vatten”, daarom liggen zulke oplossingen zo lekker bij de mensen.’
 

‘Fortuyn belandt in dezelfde hoek als Mussert door voortdurend de klunzen aan te wijzen die het zaakje verpesten’

 ‘In Fortuyns agressieve anti-establishment toon zie ik verwantschap met de NSB’, vindt ook historicus Bart van der Boom, die aan de Rijksuniversiteit Leiden werkt aan een geschiedenis van de NSB. Meer dan Meyers verbindt Van der Boom inhoudelijke conclusies aan de manier waarop Mussert en Fortuyn Zwarte Pieten uitdelen. ‘Popper zei altijd: je moet discussiëren in een geest van redelijkheid, het moet kunnen dat je tegenstander gelijk heeft.

Noch bij Mussert, noch bij Fortuyn is dat het geval. Tegenstanders zijn zelfzuchtige, incompetente regenten die de baantjes verdelen, daar kun je niet op voet van gelijkwaardigheid of redelijkheid mee praten. Ze worden weggezet als een moreel inferieure kliek, die moet worden vervangen door mensen met een betere mentaliteit.’
 

Vijfde colonne

Wie het voltallige establishment de oorlog verklaart, maakt onvermoede krachten los. Dat ondervindt ook de NSB na het stembussucces bij de Statenverkiezingen van 1935, toen de partij 8 procent van de stemmen wist te winnen. Wanneer de verschillende zuilen hun gewicht in de strijd gooien, verdwijnt de electorale aanhang van de NSB als sneeuw voor de zon.

De tweede man van de beweging Kees van Geelkerken schroomt niet hierin een samenzwering te zien. Het gelijk van de NSB wordt in zijn ogen op onheuse wijze de nek omgedraaid. ‘De oprichting van de NSB was een daad van moed tegenover de openbare mening die zich in Nederland als standaardwapen pleegt te bedienen van belachelijkmaking en laster.’
 

‘De oprichting van de NSB was een daad van moed tegenover de openbare mening die zich in Nederland als standaadwapen pleegt te bedienen van belachelijkmaking en laster’

Wat Van Geelkerken aanduidt als ‘belachelijkmaking en laster’ heet sinds kort in Nederland ‘demonisering’. Voor fortunisten geen grover belediging dan hun voorman in verband te brengen met extreem-rechts. Volgens Van der Boom is de stekeligheid onder fortunisten op formele gronden te rechtvaardigen. ‘De NSB spiegelde zich, net als bijvoorbeeld de CPN, aan een buitenlands voorbeeld. De Fortuyn-beweging doet dat niet.’

Gjalt Zondergeld, hoogleraar nieuwste geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, wijst er daarnaast op dat de Fortuyn-beweging de historische dimensie mist, die extreem-rechts in de ons omringende landen veelal kenmerkt. Onder de fortunisten geen alte Kameraden die in hun persoon de band met Europa’s bruine verleden belichamen. En het zij gezegd: Fortuyn spreekt bij herhaling zijn afschuw uit over dit verleden.

        Of dit de immuniteit rechtvaardigt die Fortuyns volgelingen opeisen, valt te bezien. Lezing van Fortuyns werk werpt in elk geval licht op duistere hoeken in zijn denkraam. Wanneer Fortuyn decreteert dat het door ‘verwaten eurocraten’ beheerste Europa ‘oud, vermoeid, welvaartsziek en vadsig’ is, klinken echo’s door van Oscar Spenglers Untergang des Abendlandes. Hierin betoogt Spengler dat de westerse cultuur in zijn laatste fase terecht was gekomen. Zijn onheilsprofetie was voer voor de latere fascisten.
 

Spenglers onheilsprofetie was voer voor de latere fascisten

Volgens Fortuyn wordt ons het zicht op de deplorabele staat waarin het westen verkeert, ontnomen door het establishment en de media, die zich gedragen als schoothond van de politiek correcte goegemeente. Daarmee blijven wij blind, vindt Fortuyn, voor een ‘in zichzelf juiste zorg over de teloorgang van nationale identiteit en cultuur’, zoals die door extreem-rechts wordt verwoord.

De antithese van het vermoeide en verdeelde Europa is de islam, die van Fortuyn meestentijds het adjectief ‘vitaal’ meekrijgt. ‘Westerse democratieën blijken buitengewoon kwetsbaar te zijn voor fundamentalistische invloeden,’ stelt Fortuyn in zijn boek 50 jaar Israel, hoe lang nog?. ‘Burgers vinden het niet meer nodig om hun eigen culturele en nationale identiteit te beleven. Het is vrijheid, blijheid. Een dergelijk cultuurrelativisme ondermijnt op den duur de weerbaarheid van de bevolking en maakt deze een gemakkelijke prooi voor vitale fundamentalistische culturen.’

Het beeld van de wereld als tweepolig strijdtoneel manifesteert zich ook in het gedachtegoed van NSB, zo blijkt uit opmerkingen van Mussert. ‘Wij leven in een tijd waarin twee werelden botsen. De ene wereld is de wereld van het liberalisme-kapitalisme-marxisme… de andere is de nieuwe wereld… de wereld van de bewustwording van de volkeren op eigen waarden, de volkse wereld.
 

De NSB belijdt in eerste instantie geen etnisch gedefinieerd nationalisme

Ondanks deze ‘völkische’ gedachte, belijdt de NSB in eerste instantie geen etnisch gedefinieerd nationalisme. Rassenleer en antisemitisme zijn in de vroege jaren hoogstens in verborgen vorm aanwezig. Op papier worden zij als ‘on-Nederlands’ en ‘volksvreemd’ verworpen. ‘Reeds honderden jaren wonen hier te lande joden,’ weet Mussert. ‘Een deel wenst niet meer dan in goede harmonie een behoorlijk stuk brood te verdienen op alleszins eerlijke wijze.’

Het probleem zit hem volgens Mussert in de joden die ‘geen deel hebben aan onze nationale gedachte.’ In eerste instantie doelt hij hiermee op joodse vluchtelingen van over de grens. Gaandeweg worden echter alle joden die zich tegen de NSB keren tot vijand bestempeld.

Musserts redenatie wordt door Fortuyn nog eens dunnetjes overgedaan. Geassimileerde vreemdelingen die deel hebben aan onze ‘nationale gedachte’ beschouwt Fortuyn als volwaardige medeburgers. Lastig wordt het als migranten vasthouden aan hun eigen ‘achterlijke’ culturele achtergrond. Dan dienen volgens Fortuyn onverwijld de grenzen gesloten te worden: ‘Geen islamiet er meer bij in Nederland.’
 

‘Geen islamiet er meer bij in Nederland’

Het organische geschiedbeeld van Fortuyn krijgt grimmige trekken als hij de islamitische dreiging nader toelicht. Dan veranderen islamitische bevolkingsgroepen in West-Europa van ‘vegeterend, dood gewicht en parasieten’ in ‘een vijfde colonne’. ‘En dan zijn wij heel ver van huis in eigen land.’ Het antwoord op deze dreiging kan volgens Fortuyn geen andere zijn dan het ‘revitaliseren’ van eigen cultuur en nationaliteit. Deze wordt daarmee ‘zelfbewuster en soms ook agressiever’, maar die prijs neemt Fortuyn voor lief, want ‘in een wereld waar de islam een vitale cultuur is, is het vreten of gevreten worden…’

Volgens Zondergeld zijn het de rücksichtlose generalisaties die Fortuyn in extreem-rechts vaarwater brengen. ‘Buitenlanders worden allemaal op een grote hoop gegooid. Zeker na 11 september is de angst voor de islam en alles wat vreemd is een grotere rol gaan spelen. Door dat gevoel bij het electoraat te bespelen, bevestigt Fortuyn vreemdelingenhaat. Buitenlanders worden de belichaming van een gevoel van angst en vervreemding, daarvoor in de plaats moet er weer een organisch gegroeide, volkse binding komen.’

Hoeder van Fortuyns nationaal ontwaken is een nieuw type leider. ‘De bekwame leider is de bijbelse goede herder,’ heet het in De Verweesde Samenleving. ‘Hij is normsteller en bruggenbouwer. Hij is streng en barmhartig. Hij is ongenaakbaar en begripvol. Hij wijst de weg en deelt zijn aarzelingen over de juistheid daarvan met de troepen. Hij zal de goede herder zijn die ons geleidt naar het vaderhuis.’
 

Buitenlandes worden de belichaming van een gevoel van angst en vervreemding

Eenzelfde omfloerst bijbelse toon wordt door Mussert aangeslagen, als hij bij een ‘hagespraak’ in 1937 ten overstaan van de kudde een poging doet zijn leiderschap te voorzien van een sacraal tintje: ‘Ik weet dat er velen onder u zijn die zich afvragen: waarom wil de leider ons rekenschap geven van zijn daden. Hij hoeft dat toch niet. Ik weet het, kameraden, gij vertrouwt! Maar juist daarom heb ik de plicht tegenover u te vervullen die ik nu vervul. Wanneer iemand tot mij komt, zeggende: is het wel goed? Dan is mijn antwoord: ga heen, ik heb u niets te zeggen. Wanneer zij komen, gelijk gij zijt gekomen, vol vertrouwen en overgave, dan zeg ik: ik zal u wetende maken.’

De overeenkomst tussen beide citaten berust volgens Van der Boom op meer dan een semantische verwantschap. ‘Op het eerste gezicht staat de droge fantasieloze Mussert mijlenver van de flamboyante Fortuyn, maar de leiderschapscultus is bij beiden aanwezig. Hoe sterk beklemtoont Fortuyn voortdurend dat hij een leraar is, een geboren leider; een geroepene ook, die eenzaam is omdat hij geen gelijken heeft om zijn strategie mee te bespreken.

De uitvoering van zijn plan is persoonsgebonden, de persoon van de leider is zo een noodzakelijke schakel in de beweging. Hij is een goeroe die een geopenbaarde wijsheid heeft die niet overdraagbaar is. Op zo’n manier worden met een magische truc allerlei praktische problemen opgelost, want de leider belichaamt op onnavolgbare manier de wil van het volk.’

Volgens Van der Boom is het evident dat Fortuyns messianisme, leiderscultus en nationalisme hem in conflict brengen met zijn andere geloofsartikelen. Welbeschouwd beweegt Fortuyns denken zich voortdurend tussen twee historische polen. Het is de naar achttiende-eeuws voorbeeld gemodelleerde patriot in Fortuyn die pleit voor burgerlijk liberalisme, individualisme en democratie. Haaks op de verlichte patriot staat de verlossende leidersfiguur, de man van de daad, die de noden van het volk kent en denkbeelden omarmt, die wortelen in de nationalistische tendensen, opgeborreld in het kielzog van de romantiek.
 

Het is de naar achttiende-eeuws voorbeeld gemodelleerde patriot in Fortuyn die pleit voor burgerlijke liberalisme, individualisme en democratie

Fortuyn tracht deze spanning op te heffen door telkens te hameren op de noodzaak van moderniteit. Dat krijgt zo het aanzien van een absolute, onweerlegbare toverformule. Die vlieger gaat volgens Van der Boom niet op. Daarvoor kent het kernpunt van Fortuyns denken te veel inconsistentie. ‘Alles wat hem bevalt rekent Fortuyn tot de moderniteit, maar daarmee gaat hij volledig voorbij aan de verontrustende punten van die moderniteit.’

Als voorbeeld geeft Van der Boom het holocaustdebat. ‘Je kunt de holocaust zien als een anti-modern verschijnsel dat wordt gekenmerkt door middeleeuws antisemitisme en primitieve wreedheid. Maar hij is ook te typeren als een modern fenomeen, dat mogelijk werd door het beroep op gehoorzaamheid aan een abstracte autoriteit en de scheiding van de eigen en publieke moraal, typisch moderne verschijnselen.’

Door het overlijden van Fortuyn is het aan zijn discipelen om punten als deze te verhelderen. Wanneer dit in ‘ de geest van Pim’ geschiedt moet dit mogelijk zijn in een open debat.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.