Home Dossiers Zuid-Afrika De wedergeboorte van Zuid-Afrika

De wedergeboorte van Zuid-Afrika

  • Gepubliceerd op: 13 oktober 2000
  • Laatste update 29 mrt 2023
  • Auteur:
    F.R. Ankersmit
  • 7 minuten leestijd
De wedergeboorte van Zuid-Afrika
Apartheid Zuid-Afrika
Dossier Zuid-Afrika Bekijk dossier

In Zuid-Afrika verdeelt het verleden het land tot op het bot. Tegelijkertijd is kennis en aanvaarding van het verleden nodig om de noodlottige verdeeldheid te overwinnen.

Samen met een Duitse collega, Jörn Rüsen, maakte ik in augustus en september van dit jaar een reis van drie weken langs een aantal Zuid-Afrikaanse universiteiten. We gaven er ieder een tiental voordrachten en spraken daarbij tevens voor de Academie van Wetenschappen en voor een congres van Zuid-Afrikaanse historici. Aanleiding tot de uitnodiging was tweeërlei. In de eerste plaats gaat het heel slecht met de geschiedenis in Zuid-Afrika. Het vak werd op de middelbare scholen afgeschaft en dat heeft de animo voor de geschiedenisstudie zeer verminderd. Heel begrijpelijk natuurlijk voor een land met een werkloosheidspercentage van veertig procent. Minder begrijpelijk is dat de geschiedenisstudie haar goede imago verloor omdat men haar vooral met politiek associeert – en alles wat met politiek te maken heeft staat in een uiterst slechte reuk. Terwijl men als buitenstaander toch denken zou dat zonder de politiek een oplossing van Zuid-Afrika’s immense problemen ondenkbaar is.

In de tweede plaats wilde men met ons praten over de vraag hoe het Zuid-Afrika van na de apartheid zich tegenover het verleden op zou moeten stellen en welke rol historici daarin zouden moeten spelen. Ondertussen werden we ook in de gelegenheid gesteld veel van dit prachtige land zelf te zien en overal werden we met een werkelijk onvoorstelbare warmte en gastvrijheid ontvangen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit is voor mij een ongemeen interessante ervaring geweest. Geschiedtheoretici speculeren graag over nut en zin van de geschiedbeoefening en over de maatschappelijke rol van de historicus. In ons deel van de wereld kan de discussie daarover ontspannen zijn. Ons collectief verleden is ons niet (meer) tot een grote last – wellicht omdat onze geschiedbeoefening ons blijkbaar precies het soort van verleden geeft waar we behoefte aan hebben. Wij verhouden ons tot ons verleden zoals iemand die gezond is zich tot zijn lichaam verhoudt: we vergeten het, en denken dat we het niet echt nodig hebben, omdat we er nooit echt last van hebben.

Maar Zuid-Afrika heeft niet het soort van verleden waarmee men uit de voeten kan. De vragen waar de geschiedtheoreticus zich beroepshalve mee bezighoudt, krijgen dan een ongekende urgentie en concreetheid. De paradox in Zuid-Afrika is deze: enerzijds verdeelt het verleden het land tot op het bot, maar anderzijds is juist kennis en aanvaarding van het verleden nodig wil men die noodlottige verdeeldheid overwinnen. Anders gezegd, het verhaal over de geschiedenis moet een tegengif bieden tegen de geschiedenis als een verleden realiteit. En, inderdaad, voor een theoreticus is het fascinerend om te zien hoezeer in Zuid-Afrika een intense spanning ontstaan is tussen enerzijds verleden realiteit, de res gestae, en anderzijds het te vertellen verhaal daarover, de historia rerum gestarum. Ik had mij nooit gerealiseerd dat zowel die spanning als de noodzaak om die spanning te overwinnen ooit zo groot zouden kunnen zijn.

Men speculeert er nu over in hoeverre de omgang met de holocaust in de Duitse geschiedbeoefening een model voor Zuid-Afrika zou kunnen zijn. De week na mijn vertrek was daarover in Stellenbosch een debat tussen de Zuid-Afrikaanse historicus Pieter Kapp (die Rüsen en mij had uitgenodigd) en mijn Maastrichtse collega Georgi Verbeeck. Ik zie weinig in die vergelijking. Zeker draagt het apartheidsregime een grote collectieve schuld, maar men verliest de proporties uit het oog wanneer men die met de schuld aan de holocaust op een lijn plaatst. Bovendien, het grote probleem van Zuid-Afrika is of, en hoe verschillende bevolkingsgroepen vreedzaam met elkaar kunnen samenleven. In Duitsland is dat nooit het echte probleem geweest: na de holocaust was voor de Duitsers de grote opgave niet het samenleven met de Joden – voor zover die de KZ’s überhaupt al overleefd hadden – maar hoe te leven met het ontstellende besef van de genocide op zes miljoen volstrekt onschuldige burgers.

Ik zou daarom meer voelen voor een vergelijking met het Frankrijk van de Restauratie of met Europese landen op het hoogtepunt van de strijd tussen kapitaal en arbeid, eind negentiende eeuw. In al die gevallen had je te maken met een politiek sterk gepolariseerde bevolking en een situatie waarin allerlei uit het verleden geërfde sociale, economische, ideologische en culturele breuklijnen elkaar wederzijds zozeer versterkten dat een burgeroorlog verre van ondenkbaar was. En in al die gevallen lag de rol en de betekenis van de geschiedbeoefening daarin dat ze die verschillen en conflicten historisch in kaart bracht en de discussie daarover mogelijk maakte. Juist dat laatste was van het grootste belang. Want aldus werd een in de verleden realiteit zelf bestaande verdeeldheid getransformeerd in een verdeeldheid van historische en politieke opinies daarover. En terwijl je werkelijkheden alleen maar kan accepteren (ze negeren is wel het domste wat je doen kan) valt er over opinies te praten en te discussiëren. Daar ligt de grote sociale betekenis van de geschiedbeoefening: zij slaagt er soms in om harde maatschappelijke realiteiten op te lossen in het spreken erover. En op die manier heeft de geschiedbeoefening de sociale en politieke conflicten die met de modernisering van de samenleving gepaard gingen aanmerkelijk verzacht en hanteerbaarder gemaakt.

Maar, evenals iedere historische vergelijking, gaat ook deze mank. Want de Franse Restauratie-historici en de historici van Europa’s sociale conflicten konden hun opvattingen verwoorden in termen van wat dit alles voor Frankrijk, of voor hun land of samenleving betekend had. Zij hadden daarom steeds de beschikking over een voor de hand liggend concept – Frankrijk of de eigen samenleving – om hun meningsverschillen in uit te drukken. Op die manier zat er, om zo te zeggen, een centripetaal element in hun discussies ingebakken. Dat centripetale element stimuleerde een besef van eenheid, van tezamen in één land te leven en van een gedeeld verleden en een gedeelde toekomst te hebben. En juist dat is afwezig in Zuid-Afrika. Het land bestaat in feite uit drie naties: zwart, Engels en Afrikaner; en de vertegenwoordigers van ieder van die drie naties identificeert zich welhaast uitsluitend met de eigen groep en niet met het land in zijn geheel.

Interessant is dat de Zuid-Afrikaanse overheid (dus niet de historici) een begrip heeft voorgesteld om juist dit te bewerken. Dat wil zeggen: niet een gebeurtenis, zoals in ons land de tachtigjarige oorlog lange tijd diende om onze nationale identiteit te funderen of, zoals in de Verenigde Staten waar de geweerschoten bij Lexington resounded all around the world. Heel verstandig, want iedere gebeurtenis uit de Zuid-Afrikaanse geschiedenis die men daarvoor uit zou willen kiezen, zou eerder verdeeldheid dan eenheid scheppen.

Het begrip in kwestie is dat van de ‘Zuid-Afrikaanse Renaissance‘. Het is een uiterst ingenieuze vondst. Een renaissance suggereert de entree in een nieuwe fase van de geschiedenis, maar een die daarnaast toch ook zijn wortels in het verleden heeft. Een renaissance is immers altijd een wedergeboorte. Bovendien kan het begrip voor ieder van de drie naties een positieve connotatie hebben. Kortom, in termen van een concept als dit kan inderdaad de verzoening met een polariserend verleden en het idee van een gemeenschappelijke toekomst geformuleerd worden.

Het grote probleem is evenwel dat niemand zich bij die Zuid-Afrikaanse Renaissance veel kan voorstellen. Het is tenslotte ook een historisch begrip: Renaissances kan je eerst achteraf constateren. Maar misschien is dit niet een onoverkomelijk probleem. Je zou zeggen dat het begrip impliciet verlangt dat men zich op het standpunt van de toekomst stelt; dat wil zeggen het toekomstige standpunt van waaruit geconstateerd zal kunnen worden dat er nu een Zuid-Afrikaanse Renaissance plaatsvond. Dat heeft zijn precedenten: ook de traditionele politieke ideologieën verlangden dit en zij waren soms succesvol om aldus verleden, heden en toekomst in een heilzaam en logisch verband te plaatsen.

Maar hoe moeten historici op deze suggestie van de overheid reageren? Mag men van de Zuid-Afrikaanse historici verwachten dat zij nu hun onderzoek zullen gaan verrichten met het idee van die Renaissance in het achterhoofd – gesteld al dat zij het een zinvolle notie vinden? Is dat niet een ontoelaatbare ingreep in de vrijheid van het wetenschappelijk onderzoek? En is dan het middel niet erger dan de kwaal? Met deze grote theoretische vragen kwam ik weer thuis.

F.R. Ankersmit is hoogleraar theoretische geschiedenis. Afwisselend met H.W. von der Dunk schrijft hij korte historische beschouwingen naar aanleiding van actuele ontwikkelingen.https://www.historischnieuwsblad.nl/dossiers/renaissance/