Home De ware intellectueel kent zichzelf

De ware intellectueel kent zichzelf

  • Gepubliceerd op: 22 augustus 2005
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    A. Th. van Deursen

Een auteur is klassiek, schreef Huizinga eens, als hij na zijn dood nog wordt gelezen. Onder de Nederlandse historici zijn dat er niet zoveel. Huizinga zelf zal op ieders lijst voorkomen. Fruin ook, maar die wordt niet meer herdrukt en loopt gevaar bij jongeren in vergetelheid te raken. Zijn pech is dat hij nooit een handboek heeft geschreven. Wil je dan toch de eeuwigheid halen, dan moet je al een tweede Huizinga zijn.


Een goed handboek helpt, vooral als het door een eigen thematiek enig is in zijn soort. Busken Huets Land van Rembrand mag verouderd zijn, het is vele malen herdrukt en vindt nog altijd nieuwe lezers. Daarom heeft ook Kossmann een uitstekende kans te overleven met zijn handboek De Lage Landen. Een tweelinggeschiedenis van Nederland en België was niet eerder vertoond, en ik zie niet gauw een tweede schrijver opstaan die hetzelfde onderwerp opnieuw op even hoog niveau behandelt.

Als de toekomst Kossmann inderdaad tot de oude meesters zal rekenen, dan ligt het voor de hand de herinnering aan hem vast te leggen in een bloemlezing die zijn beste stukken bijeenbrengt. Dat hebben zijn leerlingen Frank Ankersmit en Wessel Krul gedaan met de bundel Geschiedenis is als een olifant. Die titel is eerder apart dan toepasselijk. Ik kan er althans Ernst Kossmann niet in herkennen. Telkens als hij stuitte op traagheid van begrip, trok hij zich vriendelijk maar beslist in zichzelf terug. Moest de historicus de eigenschappen van een dierentemmer bezitten, dan had hij zeker een ander beroep gekozen. Wie Kossmann leest zal nooit in het gezelschap van de wilde beesten terechtkomen, of het nu mensen of dieren zijn.

Maar waar gaat zo’n bundel dan wel over, als het geen olifanten zijn? Een lijstje van onderwerpen is natuurlijk wel te geven: politieke theorie, historiografie, politieke ontwikkelingen in cultuurhistorisch perspectief. Minder gemakkelijk is het nauwkeurig te bepalen waar Kossmann eigenlijk voor staat. Tien jaar geleden heb ik in dit tijdschrift de mening uitgesproken dat voor hem geen ‘isme’ beschikbaar is, en dat geloof ik nog steeds. Sommigen willen hem zien als een conservatief. Maar bij mij leeft toch de herinnering aan een tafelgesprek, meer dan dertig jaar geleden, waarbij Kossmann vertelde dat hij gestemd had op de Partij van de Arbeid, alsof het vanzelf sprak. Dat was in het begin van de jaren zeventig, toen de PvdA gedomineerd werd door NieuwLinks met zijn krachtig streven naar polarisatie.

Progressief dus, en niet conservatief? Het zijn allebei verkeerd gestelde vragen. Kossmann is grootgebracht met de gedachte ‘dat de intellectuele ontwikkeling van het individu het voornaamste is waaraan het leven waarde ontleent’. Bij zo’n habitus passen geen bindingen vooraf aan enig beginsel. De intellectueel beslist van geval tot geval op grond van rationele overwegingen, onafhankelijk, en zonder engagement.

Zo staat Kossmann ook in de geschiedwetenschap. Hij ging dat vak studeren met de bedoeling zich te ontwikkelen tot een beschouwelijk generalist. Op die toekomst bereidde hij zich zo zorgvuldig voor dat hij zich er een eigen stijl voor koos. ‘Ze moest in koel, kort en gedistantieerd proza – levendig als het kon, en elegant zonder behaagzucht of effectbejag – berichten over thema’s van niet te kleine omvang.’ De ware intellectueel kent zichzelf, want dat is het precies geworden.

Toch is het een vreemd verhaal, die weloverwogen constructie van een eigen stijl. Le style c’est l’homme même. We kunnen onze stijl tot ontwikkeling brengen, hem variëren, hem aanpassen bij de gelegenheid, maar het grondpatroon blijft gegeven. Kossmann had evenmin kunnen als willen schrijven met de geëngageerde ironie van Rogier of de polemische agressiviteit van Geyl. Die schreven beiden vanuit persoonlijke betrokkenheid bij het verleden, waar anderen zich huns inziens aan hadden vergrepen. Van koele afstandelijkheid kon bij hen geen sprake zijn. Ze waren altijd bereid hun gelijk tegenover iedereen te bewijzen.

Kossmann maakt zich om eigen gelijk nooit zo druk; daarvoor is zijn stijl te voornaam. Hij rekent evenmin echt op tegenspraak, doch zonder hooghartig te worden, want daarvoor is zijn natuur te mild. Maar wie een ander inzicht tegenover het zijne wil stellen zal wel moeten beschikken over een even brede eruditie en een even penetrant oordeelsvermogen. Zolang die kwaliteiten in tel zijn houdt Kossmann zijn kans op een plaats onder de klassieken.

A.Th. van Deursen is emeritus hoogleraar nieuwe geschiedenis aan de Vrije Universiteit.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.