Proefschriften, lezingen of artikelen kunnen ons beeld van het verleden ingrijpend veranderen. Luuk Hajema legt in zijn proefschrift uit waarom de Nederlandse overheid zoveel voorlichters heeft.
`In maart 1946 stelde de regering een commissie in onder leiding van Gerrit Jan Van Heuven Goedhart. Die moest onderzoeken hoe de overheid burgers moest voorlichten over beleid,’ vertelt Luuk Hajema. Hajema is zelf al tien jaar voorlichter bij de gemeente Groningen en promoveerde op de voorlichting in Groningen in de periode 1945-2001. `Zo kort na de Tweede Wereldoorlog was overheidsvoorlichting een gevoelig onderwerp. Het werd al snel geassocieerd met de propaganda van de nationaal-socialisten.
De commissie-Van Heuven Goedhart adviseerde daarom dat overheidsvoorlichters zich zouden beperken tot het verduidelijken van het beleid. Ze mochten zich niet bemoeien met het opvoeden van burgers. In het rapport staat: “Geen campagne derhalve ten gunste van een politieke opvatting, van sport of geen sport op Zondag, of van een bepaalden kunstvorm; wél een campagne ten bate van veilig verkeer, tegen schoolverzuim of gifhandel, dan wel voor meer sparen.”
Sinds die tijd is het aantal voorlichters sterk toegenomen. Dat heeft te maken met de ontzuiling. Via de zuilen hadden politici een directe band met de burgers. Maar die ging in de jaren zestig verloren. Overheden namen steeds meer voorlichters aan om de burgers te informeren. Groningen had er tot aan het einde van de jaren vijftig geen. Nu is bijna twee procent van alle ambtenaren bij de gemeente in dienst als voorlichter of “communicatiemedewerker”.
We hebben sinds 1946 veel geleerd over de manier waarop voorlichting werkt. In een scherpe scheiding tussen voorlichting en reclame of propaganda, zoals de commissie-Van Heuven Goedhart die trok, geloven we tegenwoordig niet meer. Iedereen die informatie verstrekt heeft daar een belang bij, ook een voorlichter. De grens tussen voorlichting en pr is vaag. Ik stel daarom een ander criterium voor: de informatie van een voorlichter moet toetsbaar zijn: hij moet aangeven waar zijn informatie vandaan komt en waar de burger die bronnen kan vinden. Een voorlichter is dan gedwongen de waarheid te spreken.
Het aantal overheidsvoorlichters zal de komende jaren alleen maar toenemen. De gemeente Groningen werkt aan een digitaal loket Bouwen en Wonen, waar burgers bijvoorbeeld kap-, sloop- en bouwvergunningen kunnen aanvragen. Het is de bedoeling dat ze via de computer kunnen volgen hoe het gaat met de verwerking van hun aanvraag, en kunnen controleren of die niet ergens blijft liggen. Zo’n open manier van werken vraagt veel van een communicatieafdeling. Daarom zijn er voorlichters betrokken bij het opzetten van dit systeem.
Dat je als voorlichter een belang hebt bij het geven van informatie, betekent niet dat je je vereenzelvigt met het beleid. In februari 2001 hield de gemeente Groningen een referendum over plannen voor de vernieuwing van de Grote Markt. Ik heb hard gewerkt om duidelijk te maken dat die plannen goed in elkaar zaten, maar toen de burgers ze genadeloos afkeurden, zag ik dat niet als een nederlaag. Er komt wel weer een ander plan, denk ik in zo’n geval. Maar dat geldt niet voor iedereen. Sommige collega’s waren er kapot van.’
DE GLAZENWASSERS VAN HET BESTUUR. LOKALE OVERHEID, MASSAMEDIA, BURGERS EN COMMUNICATIE. GRONINGEN IN LANDELIJK PERSPECTIEF 1945-2001, door Luuk Hajema. 438 p. Van Gorcum, ca. 27,- euro
Dit artikel is exclusief voor abonnees