Home De Vooruitgang: De VOC was geen koloniale macht in Azië

De Vooruitgang: De VOC was geen koloniale macht in Azië

  • Gepubliceerd op: 17 november 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Ingrid van der Vlis

Proefschriften, lezingen of artikelen kunnen ons beeld van het verleden ingrijpend veranderen. Deze keer het proefschrift van Els Jacobs, waarin zij stelt dat de VOC in de achttiende eeuw minder macht had dan altijd gedacht wordt.

‘Het beeld van de VOC als koloniale macht klopt niet. De VOC opereerde in Azië als koopman. De inheemse bewoners onderhandelden met de Nederlanders; ze waren geen slachtoffers van de Compagnie.’ Els Jacobs werkt bij het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam en het Maritiem Museum in Rotterdam als coördinator van een grote dubbeltentoonstelling over de VOC in 2002, ter gelegenheid van de vierhonderdste verjaardag van de Compagnie. Maar ze houdt zich al jaren bezig met de Compagnie. ‘Ik heb het hele Azië-bedrijf van de VOC in mijn onderzoek betrokken. Achteraf was dat natuurlijk absurd; ik dacht dat het wel in vier jaar zou lukken. Het zijn er vijftien geworden.’
        
‘De boekhouding van de Aziatische handel van de VOC bleek prachtig bronnenmateriaal op te leveren. Ik ontdekte dat de VOC de handel helemaal niet strak in handen had. De Compagnie had regelmatig te kampen met onwillige Aziatische kooplieden, boeren en vorsten, die hun goederen vaak elders, aan concurrenten van de Compagnie aanboden. Zo nam de peperhandel af omdat de sultans van Bantam en Palembang niet meer mee wilden werken. Binnenlandse intriges en de lucratievere tinhandel waren hier debet aan. De Nederlandse handelaren konden weinig uitrichten tegen dergelijke tegenslagen; hun speelruimte was beperkt. De VOC kwam immers alleen in de havenplaatsen, waar haar schepen lagen te wachten tot de inheemse handelaren terugkeerden. Zij ging heus niet 150 kilometer landinwaarts Sumatra in om zelf de peper te halen.
        
‘Ik denk dat er twee periodes zijn in de geschiedenis van de Compagnie, waarvan de eerste liep tot circa 1670/80. In deze tijd moest de VOC zich een plaats veroveren in Azië. De handelaren moesten in de bestaande handelsnetwerken zien door te dringen, vochten zich er soms in. Over deze periode zijn de meeste studies verschenen, waardoor het beeld is ontstaan van de VOC die “kwam, zag en overwon”. Maar in de jaren daarna, tot 1800, was er veel meer sprake van samenwerking en het inzetten van tussenhandelaren. De VOC gedroeg zich toen als een reguliere koopman, waarbij extreme intimidatie contraproductief zou werken.’
        
‘Het heersende beeld is er een van een machtige Compagnie: boeren zouden op bevel van de VOC de producten moeten verbouwen die de Nederlanders nodig hadden. Dit beeld is mede ontstaan door de latere geschiedenis, door het cultuurstelsel op Java in de negentiende eeuw, toen Nederland een koloniale macht was. In Indonesië is mij wel eens door een gids verteld dat er in 1949 een einde kwam aan 350 jaar Nederlandse bezetting. Dan plaats je de overheersing toch echt te vroeg in de geschiedenis. De Compagnie had wel veel invloed, maar niet zoals in West-Indië. Daar exploiteerden de Europeanen zelf de plantages. De VOC hield zich echt afzijdig van de productie en liet die aan de inheemse bevolking over. Uiteraard was de Compagnie wel een machtige speler in Azië, maar over het algemeen maakte men afspraken over en weer. Als je de Aziaten in deze periode al als slachtoffers beschouwt, zie je ze niet voor vol aan.’

KOOPMAN IN AZIE door Els Jacobs. Walburg Pers, ƒ69,50 (na 1 januari ƒ89,50

 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.