Home De verwoesting van Pompeii en Herculaneum

De verwoesting van Pompeii en Herculaneum

  • Gepubliceerd op: 10 januari 2007
  • Laatste update 19 mei 2023
  • Auteur:
    Guido van Hengel
  • 14 minuten leestijd
Fresco van Pompeii

De wegen tonen diepe groeven van de ezelskarren die er dagelijks doorheen reden. Op de muren staan ordinaire krabbels over liefde, seks, brood en spelen. Net als Hiroshima hebben Herculaneum en Pompeii hun bekendheid vooral te danken aan een gruwelijk einde. Maar de opgravingen in de twee steden onthullen veel over het dagelijks leven in de Romeinse samenleving.

In 79 na Christus vond een van de grootste natuurrampen van de Oudheid plaats. De top van de vulkanische berg Vesuvius explodeerde met een verwoestende knal en in een kleine vierentwintig uur werden de steden Pompeii en Herculaneum bedolven onder een dikke laag as, puimsteen, modder en lava. Bij opgravingen in de achttiende en negentiende eeuw ontdekten archeologen twee volledig gaaf gebleven steden waar het verleden meer dan elders geconserveerd was.

Meer lezen over het Romeinse Rijk? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Net als Hiroshima hebben Herculaneum en Pompeii hun bekendheid vooral te danken aan een gruwelijk einde. De steden waren welvarend, maar in het toenmalige Romeinse Rijk onbelangrijk. Wat we kunnen leren en ontdekken in de twee vergane stadjes betreft voornamelijk het dagelijks leven in een Romeinse stad aan het begin van onze jaartelling.

Leven in Pompeii was onbezorgd en luxueus

Wie nu in de opgegraven nauwe steegjes loopt krijgt de indruk dat de bewoners onbezorgd en luxueus leefden. Er zijn prachtig versierde badhuizen met kleurige wandschilderingen, ruime taveernes, woonhuizen met gedetailleerde fresco’s – vaak in felle, dure kleuren. Pompeii en Herculaneum leefden van akkerbouw en fruitteelt op de zeer vruchtbare bodem aan de voet van de vulkanische berg. Uit de opgravingen blijkt dat Pompeii vlak voor de uitbarsting bloeide en groeide, gezien het feit dat er in die laatste jaren veel ruime en luxe woningen bij werden gebouwd met een schitterend uitzicht op zee. Herculaneum was een soort vorstelijk onderkomen voor de welgestelde Romein. Volgens de filosoof Seneca had bijvoorbeeld keizer Tiberius (die regeerde tussen 14 en 37 n.Chr.) er een buitenverblijf.

Het moet er weliswaar rustig zijn geweest, maar geen van beide steden maakte een dorpse indruk. Pompeii telde voor de vulkaanuitbarsting zo’n 10.000 inwoners, Herculaneum ongeveer 4000. Daar stonden ook gebouwen met verschillende bovenwoningen en verdiepingen. Deze ‘flats’ uit de eerste eeuw na Christus gaven de plaats toen al een stedelijk uiterlijk. Op de bovenverdiepingen, toegankelijk via trappen ‘buitenom’, woonden de iets minder bedeelde Romeinen, die het zonder keuken of binnenplaats moesten doen. Zij leefden niet in aparte ‘arme’ wijken, maar in de directe omgeving van de rijkere Herculanese bevolking.

Een rondgang door het opgegraven deel van Herculaneum is in alle opzichten een historische sensatie

Ook de slavensamenleving is niet duidelijk zichtbaar, omdat slaven als onderdeel van het huis niet apart of elders werden gehuisvest. Zij waren een deel van de familia. In Pompeii en Herculaneum vind je geen arme krotwoningen, zoals die in het antieke Rome bestonden. Maar dit zegt weinig: krotwoningen werden gemaakt van slap en vergankelijk materiaal en wellicht hebben ze de lavastromen en asregens niet weerstaan.De aanblik van Pompeii of een rondgang door het opgegraven deel van Herculaneum is in alle opzichten een historische sensatie. Het beeld van een rijke stad, verzengd door de lava en gloeiende as, wordt nog menselijker door de duidelijk zichtbare sporen van levende bedrijvigheid. In de straten van Pompeii en Herculaneum zijn winkels, eetgelegenheden en ruime theaters of tempels te zien.

De wegen tonen diepe groeven van de ezelskarren die er dagelijks doorheen reden, waarschijnlijk volgeladen met zuidvruchten, olijven of noten. Op de muren staan inscripties van aanhangers en tegenstanders van kandidaten voor het consulschap. En die worden weer omringd door ordinaire krabbels over liefde, seks, brood en spelen: ‘Wat mij betreft, Chius, laat je je aambeien nog eens wrijven, opdat ze nog langer in brand zullen blijven’, en: ‘Mijn liefste, vaarwel, vaarwel!’ Die menselijke bedrijvigheid in twee doodnormale stadjes bevroor in 79.

Gigantische dreun

Een grote aardbeving in 62, die is beschreven door Seneca in zijn Naturales Questiones, was de dreigende voorbode van de fatale ramp. Niemand kon toen echter voorzien wat er zeventien jaar later zou gebeuren. Omdat de Vesuvius al in geen eeuwen meer was uitgebarsten hadden de bewoners van de pittoreske baai van Napels nog geen idee welke doem er over hun steden lag.

Op 24 augustus 79, rond het middaguur, werden de bewoners van Herculaneum en Pompeii opgeschrikt door een explosie bij de vulkaan. De Romeinse historicus Cassius Dio beschrijft hoe ‘een gigantische en plotse dreun werd gehoord, alsof de bergen werden neergeslagen, de een op de ander. Stenen werden uitgespuwd en ze bereikten de hoogste pieken in de lucht en een immense hoeveelheid van vuur en rook ontsnapte aan de krater.’

‘Een gigantische en plotse dreun werd gehoord, alsof de bergen werden neergeslagen, de een op de ander’

Dit werd ook opgemerkt aan de andere kant van de baai van Napels, zoals we kunnen lezen in de teksten van Plinius de Jongere, die in een brief aan de historicus Tacitus minutieus verslag doet van de gebeurtenissen. Hij was zelf geen ooggetuige, maar kreeg via via de beschrijvingen in handen van zijn overleden oom Plinius de Oudere, die op de bewuste dag van Misenum naar Stabiae voer.

‘Mijn oom was in Misenum, toen mijn moeder hem erop attent maakte dat zich een wolk vertoonde van ongewone omvang en eigenaardige vorm. Hij liet zijn schoenen brengen en klom op een hoger gelegen punt, vanwaar dat zonderlinge schouwspel het beste zichtbaar was. Mijn oom, man van de wetenschap, achtte het verschijnsel van grote betekenis en de moeite waard om het van dichtbij te bestuderen.’ Een kennis van Plinius de Oudere die een landgoed bezat aan de voet van de Vesuvius riep zijn hulp in. Hij aarzelde geen ogenblik en ging erop uit.

Giftige gaswolken drijven naar Pompeii

Onderweg over de baai van Napels viel er steeds meer as uit de lucht, die heter en dichter werd naarmate het schip de plek des onheils naderde. Later viel ook puimsteen (kleine lichte lavasteentjes) op de boot. Door zwarte rookwolken voer Plinius de Oudere naar Stabiae. Als we de brieven moeten geloven, vonkte en sproeide het op de top van de Vesuvius, maar bij aankomst besloot Plinius eerst van een bad en een goede maaltijd te genieten.

Als we de brieven moeten geloven, vonkte en sproeide het op de top van de Vesuvius

Na Plinius’ middagdutje bleek de as al zo hoog te staan dat het gezelschap zich moest verwijderen uit Stabiae. De mensen in zijn gezelschap bonden kussens op het hoofd om zich te beschermen tegen de aanhoudende as- en puimregens. Hoewel de wetenschapper in alle rust observeerde en dicteerde, moet het zwart van de rook en de as hebben gezien toen het gezelschap op het strand een toevlucht zocht.

Daar werd de zwaarlijvige oude Plinius, ondersteund door twee slaven, getroffen door een giftige (gas)wolk en zakte hij voorgoed in elkaar. ‘Toen het daglicht was teruggekeerd – dat wil zeggen, de derde na de laatste dag die hij aanschouwd heeft -, heeft men zijn lichaam gevonden, ongeschonden en ongekwetst, in de kleding die hij had gedragen. De houding waarin hij lag, deed meer denken aan een man die slaapt dan aan een dode.’ Daarmee besluit Plinius de Jongere zijn brief aan Tacitus.

Vastgeketende slaven

Over de situatie in Pompeii vertelt Plinius niets, maar daarvoor kunnen we ons verlaten op de kennis van archeologen en vulkanologen. Omdat de as poreus was, ontbonden de lichamen van de omgekomen bewoners van Pompeii, maar bleven hun beenderen en de afdruk van hun lichaam in de as bewaard. Door die holtes in het gesteente op te vullen met gips konden de overledenen in een pijnlijk herkenbare staat worden gereconstrueerd. Hun lichamen vertellen de rest van het verhaal.

De asregens in Pompeii moeten erger zijn geweest dan in Stabiae, waar Plinius zich bevond. Zij die buiten werkten vluchtten naar binnen en degenen die binnen waren verscholen zich. De as hoopte zich op en werd aangevuld met kleine puimsteentjes. De meeste mensen stierven direct als ze de giftige gasdampen inademden. Lange tijd dachten archeologen dat mensen waren omgekomen door verstikking in de as. Dat is dus niet het geval geweest; de meesten werden gedood door giftige gassen die vrijkwamen en zijn pas daarna bedolven.

De meeste mensen kwamen om door giftige gassen die vrijkwamen

Degenen die het gas overleefden vonden wél een gruwelijk einde: op de vlucht werden zij bedolven onder brokken lavasteen en daarna ingesneeuwd in verstikkende asregens. Aangrijpend zijn de vondsten van vastgeketende slaven die in een wanhopige en pijnlijke doodsworsteling gestorven zijn. Ook de beenderen van vastgemaakte honden stonden in een verwrongen en verkrampte houding. Hun laatste uren moeten verschrikkelijk zijn geweest. In het huis van de Vestaalsen in Pompeii is een hond naast zijn baas gevonden. Wie het eerst stierf is niet bekend, maar in ieder geval is duidelijk te zien dat de hond vlees van het lichaam van de man af geknaagd heeft.

Vlucht naar Herculaneum vanuit Pompeii

Degenen die nog niet waren bezweken, vluchtten naar de hoger gelegen gedeeltes van de stad of de bovenverdiepingen van hun huis, omdat de benedendeur door as en puim was geblokkeerd. In de nacht van 24 op 25 augustus verminderden de asregens, maar van opklaring was ’s morgens nog geen sprake: ‘Het was alweer dag, maar de nacht regeerde, donkerder en dieper dan welke andere nacht,’ schrijft Plinius. In de ochtend vloeiden golven van gas en as over de stad en ook de laatste vluchtelingen werden gedood. Een vrouw, met haar dochtertje in haar armen, werd geveld in de tuin. Na de laatste gaswolken was echt al het leven verdwenen uit Pompeii.

Aangezien er in het nabijgelegen Herculaneum veel minder lijken werden gevonden, denken archeologen dat veel bewoners uit voorzorg tijdig gevlucht zijn. De wind stond vanuit het noorden, waardoor de asregens naar Pompeii werden geblazen en Herculaneum aan de voet van de berg pas later werd getroffen. Uit de tekst van Plinius blijkt dat de zee terugdrong en dat grote stukken land droog kwamen te liggen: ‘De kustlijn was opgeschoven en veel zeedieren waren op het drooggevallen zand vast komen liggen.’ Mogelijk zijn de bewoners van Herculaneum over drooggevallen stukken land weggevlucht.

Binnen zeer korte tijd werd Herculaneum volledig bedolven, maar niet door as. De Vesuvius braakte onnoemelijk hete stoomwolken uit die in kokende regens neerdaalden op de modder – die ging schuiven en veranderde in een gloeiende stroom. Met 100 kilometer per uur rolde die kokende massa (400 graden Celsius) over de gebouwen van Herculaneum. De achtergebleven mensen in het verlaten stadje werden verzengd door de hitte en stierven direct.

Een kokende massa modder (400 graden Celsius) rolde over de gebouwen van Herculaneum

Interessant is dat Herculaneum door de modderlava als het ware geseald is. Uiteraard stortten vele huizen in door de druk, maar andere woningen werden als een bakvorm helemaal gevuld. Zo stroomde de modderlava door de deuren en ramen naar binnen en vulde de kamers zonder iets aan het interieur te veranderen. Hout en organisch materiaal werden getransformeerd, maar in goede staat behouden.

Hierdoor vonden archeologen eeuwen na dato houten wiegjes terug, evenals stoffen, kasten, beelden van huisgoden en zelfs eierschalen, broden en bonen. Een zieke jongen was achtergelaten in de winkel, met naast hem een gebraden kip die klaarstond voor het middagmaal. In een andere winkel troffen archeologen zo’n 60 kilo tarwe aan. Herculaneum was een volledige geconserveerde Romeinse stad – onder 25 meter hard gesteente.

Levend gekookt

Na de fatale dag bleef het eeuwen stil in de ondergrondse, slapende steden. De Italiaanse boertjes maakten dankbaar gebruik van de uiterst vruchtbare grond aan de voet van de Vesuvius. De gewassen konden een paar keer per jaar worden geoogst. Sommigen wisten weliswaar vaag wat er diep onder de grond verborgen was, maar niemand voelde de behoefte eens een schep in de aarde te steken.

Pas in de achttiende eeuw kregen de Napolitaanse koningen van de Bourbon-dynastie het idee om de beelden van de herontdekte stad Herculaneum naar boven te halen. Aanvankelijk waren ze vooral geïnteresseerd in de beelden, kunstvoorwerpen en wandschilderingen. Daar kon de koning mee pronken en zijn interieur mee opsieren. De schachten naar het verborgen Herculaneum werden vaak dichtgegooid als alles van waarde opgehaald was.

Voor de achttiende-eeuwers werd het opgravingsterrein in Pompeii een uniek historisch themapark

Zo ging het niet met Pompeii. In 1755 besloot het Napolitaanse gezag om het geheel opgegraven stadje open te stellen voor het publiek. Voor de achttiende-eeuwers werd dit opgravingsterrein een uniek historisch themapark, een soort Archeon avant la lettre. Chique dames lieten zich tussen de eeuwenoude straatjes portretteren in de mooie historische ambiance. Tijdens de Grand Tour, een soort schoolreisje voor welgestelde, jonge Britten, deden zij standaard Pompeii aan.

Opgravingen in Pompeii

In de negentiende en twintigste eeuw zou de Vesuvius nog verschillende malen uitbarsten, onder andere in 1872, 1929 en in 1944. Tussen die rampen door werden er opgravingen verricht en kwamen toeristen en reizigers in steeds groteren getale naar vooral Pompeii, dat bekend was geworden als een spannende historische attractie. Herculaneum bleef het ‘kleine neefje’ van Pompeii, vooral ook omdat je in diepe schachten moest afdalen om een glimp van het slechts gedeeltelijk opgegraven amfitheater te kunnen opvangen.

Pompeii groeide uit tot een spannende historische attractie

Pas in 1982 deden archeologen weer een vondst, die daadwerkelijk nieuwe kennis opleverde over de laatste uren van Herculaneum. Tijdens onderzoek naar de antieke kustlijn vonden ze twaalf boothuizen met daarin zo’n driehonderd slachtoffers van de vulkaanuitbarsting. De lichamen werden net als in Pompeii aangetroffen in een verkrampte houding. Dat zou kunnen wijzen op eenzelfde dood door giftige gaswolken als in Pompeii. Dat bleek niet het geval.

De bootvluchtelingen werden op het fatale moment blootgesteld aan een dermate intense hitte dat ze levend werden gekookt. De borrelende lichamen werden ontvleesd op het moment dat de modderlava eroverheen stroomde. Het is om die akelige reden dat de contouren van de lichamen niet kunnen worden gereconstrueerd door gipsafgietsels.

Uit de opgravingen kregen de archeologen informatie over de snelheid waarmee dit gebeurde. Hoewel de lichamen werden verzengd, bleven de botten bestaan, zij het in een getransformeerde substantie. Terwijl de mensen nog in wanhoop hun armen voor het gezicht hielden was het leed al geschied. Hoe gruwelijk hun einde ook was, zij hebben niet lang geleden.

Pompeii biedt kennis over Romeins leven

De vondst bracht nieuwe kennis over de gezondheid en leefwijze van de laatste bewoners van Herculaneum. De lichamen in Pompeii waren aan zuurstof blootgesteld en daarom vergaan. In Herculaneum daarentegen waren de botten sinds 79 niet meer met de buitenlucht in aanraking geweest en leverden ze nieuwe medische informatie op.

In Herculaneum waren de botten sinds 79 niet meer met de buitenlucht in aanraking geweest

Onder de bootvluchtelingen waren opmerkelijk veel ouderen en kinderen, maar ook huisdieren als honden en paarden. Mogelijk was dit een vergeten groepje vrouwen en kinderen, die eigenlijk eerst hadden moeten worden geëvacueerd. Het kunnen ook de arme mensen zijn geweest, die geen recht of mogelijkheid hadden om snel te vluchten.

Onderzoek van de botten toont aan dat de bootvluchtelingen hard hadden gewerkt: ongeveer de helft van de slachtoffers had het lichaam overbelast vanwege zware arbeid. Ook beenderen van kinderen tussen vijf en acht jaar toonden de gevolgen van zware lichamelijke arbeid. Erg gezond waren de vluchtelingen niet: op sommige schedels werden de gevolgen van hoofdluis geconstateerd; anderen leden aan infectieziektes en tuberculose.

Waterleiding

Die longaandoeningen waren veroorzaakt door de ongezonde sfeer in de huizen van Herculaneum: olielampjes walmden door het huis als het buiten donker was en het vuur werd met kolen opgestookt om te koken en het huis te verwarmen. Dat de Romeinen voor hun tijd luxueus leefden wil nog niet zeggen dat de omstandigheden ook meteen hygiënisch en gezond waren.

Interessant is dat in Herculanese huizen ook keukens aanwezig waren. De ontdekking leverde nieuwe informatie over het huiselijke leven; burgers kookten of lieten thuis koken. Sommige huizen hadden behalve keukens ook aansluiting op een waterleiding, die stromend water leverde uit grote tonnen op hooggelegen punten in de stad!

In Herculanese huizen waren ook keukens aanwezig

Niet iedereen deelde natuurlijk in zulke ‘moderne’ rijkdom. Wie niet was aangesloten op de waterleiding, haalde het water elders uit putten of tonnen. En wie niet thuis kookte, ging naar de winkel om iets te kopen. Aangezien er veel winkels zijn gevonden in de steden, is het waarschijnlijk dat die ook als eetgelegenheid werden gebruikt. Ze deden dienst als een soort snackbars waar je een snelle hap kon krijgen.

Veel romantische reizigers in de achttiende en negentiende eeuw keken neer op dergelijk historisch onderzoek naar het dagelijks leven en de gebruiksvoorwerpen van de Romeinen. Zij zochten de grandeur van de Oudheid, niet de potten en pannen van de keukenslaaf. Maar de historische sensatie zit ‘m juist in het feit dat de afgietsels in doodsnood in de eerste plaats gewone mensen waren, die net als wij kookten, plezier hadden en doelloos keuvelend rondwandelden.