Home De troostprijs voor Peter Stuyvesant

De troostprijs voor Peter Stuyvesant

  • Gepubliceerd op: 11 november 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jaap Verheul

We zouden dit jaar bijna vergeten dat de kolonisatie van Nieuw-Nederland vooral een mislukking is geweest. Henry Hudson was in opdracht van de VOC op zoek naar een noordoostelijke zeeroute naar Azië en zette pas na enkele vergeefse pogingen via de Noordpool en Nova Zembla in een opwelling koers naar het westen, waar hij tegen zijn zin stuitte op de kust van Amerika en op 2 september 1609 de rivier op voer die naar hem genoemd zou worden.

Het duurde jaren voordat zijn opdrachtgevers de draad van deze ongewenste ontdekking oppakten en een West-Indische Compagnie oprichtten. Maar ook voor deze WIC bleven de kleine handelsnederzettingen die vanuit het eiland Manhattan werden opgezet om pelzen te kopen altijd een zijtoneel van het winstgevende werk dat zich rond de Caribische eilanden en Zuid-Amerika afspeelde.

Alleen om de dichtbevolkte Engelse koloniën te weerstaan werd de handelspost aarzelend tot een kolonie omgevormd, waarheen bij gebrek aan beter aanvankelijk enkele ontheemde Waalse gezinnen werden gezonden. De kleine volksgemeenschap, die nooit meer dan enkele duizenden zielen telde, vormde vrijwel direct een bron van bestuurlijke onenigheid, zowel in Nieuw-Amsterdam zelf als in patria, waar de kolonisatie- en handelsfacties elkaar fel bestreden.

Voor Petrus Stuyvesant, die een onwillig symbool van deze factiestrijd zou worden, was de benoeming tot directeur-generaal van Nieuw-Nederland in 1645 een troostprijs, nadat hij zijn been was verloren in het beleg van Sint-Maarten. In 1664 stond hij vrijwel alleen toen hij zich wilde verzetten tegen een Engelse invasiemacht en moest hij tandenknarsend – wellicht zelfs stampend met zijn houten been – toezien hoe zijn kolonie letterlijk ruziënd ten onder ging. De Nederlandse regering die dit probleemgebied enkele jaren weer in een zeeoorlog op Engeland veroverde, ruilde het meteen opgelucht in tegen het toen veelbelovende Suriname.

Zestig gulden
Vier eeuwen later vieren we echter de grootste dingen die uit dit debacle zijn voortgekomen. Dat is natuurlijk in eerste instantie de stichting van New York, dat een maand lang oranje gekleurd is om de bewoners subtiel te herinneren aan de tijd waarin de rollen waren omgedraaid. De grootschalige viering biedt de Nederlandse regering en het bedrijfsleven wellicht een unieke gelegenheid eindelijk winst te slepen uit hun zeventiende-eeuwse misser.

Maar dit jubileum is vooral een glansrijke triomf voor de historisch onderzoekers en hun archieven, die dankzij dit diplomatieke offensief eindelijk hun kennis en bevindingen kunnen delen met een breed publiek en de erkenning kunnen oogsten die ze verdienen. Ze waren daarin voorgegaan door de Amerikaanse journalist Russell Shorto, die het grotendeels naamloos verrichte onderzoek naar Nieuw-Nederland vakkundig mijnde voor zijn bestseller The Island at the Center of the World.

Zoals hij zelf al zo beeldend in zijn voorwoord toegaf, was Shorto er in feite vandoor gegaan met het archiefonderzoek dat in de vergetelheid van een anoniem kantoorgebouw was verricht door de onderzoekers rond het New Netherlands Project in Albany, New York. Zij zijn onder leiding van Charles Gehring al ruim drie decennia bezig duizenden documenten te ontsluiten en te transcriberen. In het voorwoord bij de heruitgave van de bronnencollectie De stichting van New York in juli 1625 benadrukt Henk den Heijer dat Shorto ook schatplichtig is aan bibliothecaris F.C. Wieder, die in de oorspronkelijke uitgave van 1925 de wording van Nieuw-Amsterdam al haarfijn had uiteengezet.

Wie eerlijk is moet toegeven dat Shorto de eerste was die dergelijk noest onderzoek met een duidelijke these en in een aansprekende vorm wist te presenteren. Maar nu heeft hij navolgers.

Het meest feestelijke vuurwerk dat de archieven dit jaar hebben voortgebracht is het prachtige koffietafelboek New York Nieuw-Amsterdam. De Nederlandse oorsprong van Manhattan, dat Martine Gosselink in opdracht van het Nationaal Archief heeft samengesteld en geschreven. Dit boek is uitgebracht ter gelegenheid van de tentoonstelling New Amsterdam. The Island at the Center of the World in het South Street Seaport Museum aan de East River, en vormt daarmee het glanzende middelpunt van de jubileumviering.

Gosselink, gespecialiseerd in koloniale beeldcultuur en nu hoofd Geschiedenis bij het Rijksmuseum, heeft ter illustratie van haar verhaal talloze portretten, documenten en oude kaarten opgenomen, zoals vele bekende en onbekende aquarellen van Johannes Vingboons. En uiteraard ontbreekt de originele brief niet waarmee Pieter Schagen in 1626 aan de Staten-Generaal schreef dat hij Manhattan had gekocht voor zestig gulden. Bovendien brengt het boek tien bewoners van Nieuw-Nederland tot leven in een korte biografie, met daarnaast telkens een foto van hedendaagse Nederlandse immigranten in New York, die poseren op de plek waar hun zeventiende-eeuwse voorgangers leefden.

Evenals Shorto, die de inleiding schreef, omarmt Gosselink zo de continuïteit van de multiculturele diversiteit die de veelkleurige immigratie naar Nieuw-Nederland verbindt met het kosmopolitische New York dat eruit voortkwam. Dit doet ze vooral overtuigend en onsentimenteel in het laatste deel van haar boek, waarin de ontmoeting tussen indianen, Europeanen en Afrikanen wordt geschetst.

Dronken indianen
Historicus Jaap Jacobs, die het boek van Gosselink inhoudelijk begeleidde, treedt dit jaar naar voren als de meest productieve onderzoeker op het gebied van Nieuw-Nederland. Samen met Gehring en de aan het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde verbonden Kees-Jan Waterman publiceerde hij de collectie Indianenverhalen, waarvoor hij ook de inleiding schreef. Deze verzameling bevat negen fragmenten uit journaals, plaatsbeschrijvingen en andere documenten waarin de indianenstammen langs de Hudson worden beschreven.

Wie zich door het taaie zeventiende-eeuwse Nederlands worstelt vindt een schat aan ontroerende, tragische en soms ook vermakelijke ontmoetingen en strubbelingen tussen Nederlandse pioniers en de oorspronkelijke bewoners van de Nieuwe Wereld. De mooiste is wellicht de etnografische weergave door hernhutter Johann Heckewelder van het verslag dat indianen op York Island deden van hun eerste ontmoeting met Europeanen, waarbij alle hoofdmannen onmiddellijk collectief dronken werden gevoerd.

In zijn korte levensschets van Petrus Stuyvesant geeft Jacobs een voorproefje van een langere studie die op stapel staat. In een levendig betoog laat hij zien hoe de plattelandsjongen uit Peperga het bracht tot directeur-generaal, terwijl hij de lezer tegelijk inwijdt in de samenleving waaruit Stuyvesant voortkwam, de vele problemen waarmee diens kolonie te kampen had en het Nederlandse kolonialisme in de West waarvan hij een exponent was.

Hiermee biedt Jacobs een zeker eerherstel voor een koloniaal bewindvoerder die de geschiedenis in is gegaan als een zure ruziezoeker die een intolerant schrikbewind voerde. Hij zet hem neer als een complexe figuur die weliswaar opvliegend, arrogant en ouderwets was, maar ook daadkrachtig en vastberaden, en als het moest diplomatiek en flexibel in zijn omgang met tegenstrevers of indiaanse stammen. Hoewel deze studie sporen vertoont van enige haast, doet ze toch uitzien naar Jacobs’ volledige biografie van Stuyvesant.

Toen premier Balkenende op een onbewaakt moment de Nederlandse ‘VOC-mentaliteit’ roemde, werd hij direct terechtgewezen. Hoewel deze publicaties verre blijven van een ‘WIC-mentaliteit’, roepen ze toch het beeld op van een tijd waarin Nederland een koloniaal machtscentrum was van de wereld.

Naast een onvermijdelijke evocatie van heroïek en daadkracht wijzen ze gelukkig ook op de vele machtsconflicten, processen van uitsluiting en culturele botsingen waarmee de stichting van Nieuw-Nederland gepaard is gegaan. Niet alleen Stuyvesant, maar ook Nederland werd daarmee in 1664 van veel ellende verlost.

Jaap Verheul is hoofddocent cultuurgeschiedenis en coördinator van het amerikanistiekprogramma aan de Universiteit Utrecht.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.