Home De Slag om Groningen

De Slag om Groningen

  • Gepubliceerd op: 27 maart 2020
  • Laatste update 11 apr 2023
  • Auteur:
    Elias van der Plicht
  • 12 minuten leestijd
De Slag om Groningen

In april 1945 bereikten de Canadese bevrijders de stad Groningen. De Duitse commandant ter plaatse had opdracht de geallieerde opmars zo lang mogelijk te traineren. Er volgde een stadsoorlog waarin om elke straat en elk huizenblok moest worden gevochten.

Schoolknaap Jan Niemeijer zou het nooit meer vergeten: ‘Voor de deur van ons huis lag een Duitse soldaat. Zijn gezicht was ijselijk wit en van onder zijn groene uniform sijpelde bloed. We stonden verdwaasd in de deuropening. Ons huis had een tijdlang in de vuurlinie gelegen en was doorschoten met kogels. Het was onwerkelijk stil. We staarden angstig naar de dode soldaat. Wat voelden we? Haat of medelijden? Of vooral opluchting?’ Het was maandag 16 april 1945. Na vier dagen felle strijd was Groningen door de Canadezen bevrijd.

Voor de geallieerden had het hoge prioriteit om de stand in handen te krijgen. Berichten over de hongerende westelijke helft van Nederland maakten dat ze snel wilden oprukken naar het noorden, zodat er weer voedseltransporten richting de grote steden konden gaan. Bovendien zouden de Duitsers in de Festung Holland geïsoleerd raken, waardoor hun capitulatie bespoedigd werd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Midden in een vuurgevecht – Burgers brengen Canadezen doodleuk kopjes koffie

‘Vrijdag 13 april begon de pret.’ Groninger Henk Bleeker noteerde dat voorjaar in een schriftje wat er was voorgevallen in zijn woonplaats. ‘Herinneringen aan prettige dagen’ noemde de opgeschoten knul het dagboekje spottend. Die middag had hij door de stad gelopen en gonsde het van de geruchten over op komst zijnde geallieerden. ‘Je kon merken dat de nervositeit van de mensen van minuut tot minuut toenam. Plotseling, om kwart over vier, klonken de eerste salvo’s.’

Een paar uur eerder begaf een deel van de 2de Canadese Infanteriedivisie zich noordwaarts. Op de Paterswoldseweg, die Eelde met Groningen verbindt, stuitten de troepen aan de rand van de stad op de eerste tegenstand. Een Duitse Panzerfaust maakte een vijandelijke tank onschadelijk. De 22-jarige kanonnier Fred Butterworth uit Winnipeg was het eerste slachtoffer aan Canadese kant.

Ook verderop bleken de Duitsers zich niet zonder slag of stoot gewonnen te geven – een tegenvaller voor de Canadezen, die verwacht hadden dat ze Groningen zonder veel pijn en moeite konden innemen. ‘We bleven vechten, omdat we niet wisten wat er met ons zou gebeuren bij een nederlaag,’ zei een Duitse soldaat van middelbare leeftijd later. ‘We veronderstelden dat we als slaaf tewerkgesteld zouden worden in Canada of Siberië en onze families nooit meer zouden terugzien.’ Ook deed aan Duitse zijde het verhaal de ronde dat de geallieerden hen zouden executeren.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Militairen van de Royal Canadian Artillery versieren hun rupsvoortuig met tulpen, 13 april 1945.

Daarbij kwam dat garnizoenscommandant Karl Böttger van hogerhand de opdracht had gekregen de strijd zo lang mogelijk te traineren om de Canadese opmars richting Duitsland te vertragen. Bovendien was terugtrekken niet eenvoudig. In Oost-Groningen blokkeerde een Poolse legermacht de doorgang naar de Heimat en gewonde militairen van de Wehrmacht die een paar dagen eerder per schip via de Eems wilden ontkomen, moesten naar de provinciehoofdstad terugkeren, aangezien de doorvaart was versperd. De Duitsers hadden, kortom, niets te verliezen en een stadsoorlog was het gevolg.

‘Tegen zes uur brak de hel los,’ schreef Bleeker. ‘Eerst enige karabijnschoten, daarna lichte en zware mitrailleurs en ten slotte mengde zich nog tankgeschut in het gevecht. De mensen stoven in huis. Iedere minuut werd het erger, van tijd tot tijd kon je elkaar niet verstaan.’

Met het tankgeschut was het snel over; dat was onbruikbaar in de nauwe Groningse straatjes, of alles zou aan flarden gaan. Zware artillerie werd door de Canadese legerleiding zo min mogelijk ingezet, omdat het tot een groot aantal burgerdoden zou leiden. In plaats daarvan gingen de bevrijders over op huis-aan-huisgevechten en accepteerden ze de kans op grote verliezen in eigen gelederen.

Waaghalzen

Vrijdagavond hadden de Canadezen de toegang tot Groningen geforceerd, zaterdag wilden ze het dozijn bruggen dat naar de binnenstad leidde veroveren. Door het aanhoudende vuren had Bleeker amper geslapen, maar die zaterdagochtend liep hij alweer samen met buurjongen Jan Koning op straat. ‘Plotseling klinkt een schot en een kogel slaat vlak boven ons in. Dat was op ons gemunt. Halsoverkop rennen we terug, doch na een halfuurtje horen we ineens een luid hoera klinken, terwijl mensen het Wilhelmus zingen. Weer konden we het niet laten er op uit te gaan.’

Ten onrechte meenden de jongens dat het gevaar was geweken. ‘Bij de Parkbrug zagen we een hele groep mensen staan. Wij erop af. Het eerste wat we zagen waren twee doodgeschoten Canadese soldaten. Een vreselijk gezicht was het. De ene zijn gezicht was finaal aan flarden geschoten. De ander was helemaal in elkaar gekrompen. Op hetzelfde ogenblik echter klonken vlak achter ons schoten. De Duitsers zaten vlak achter ons in de huizen. Van schrik vlieg ik ergens maar een huis binnen. De mensen daar waren ook al helemaal van de kook.’

De bezetter had de Groningers de dag ervoor nog gewaarschuwd. Wagens met een geluidsinstallatie hadden door de straten gereden en omgeroepen dat iedereen tot nader order moest binnenblijven. Lang niet alle Groningers konden zich bedwingen, of het gevaar werd eenvoudigweg niet ingezien. Meerdere verbouwereerde Canadezen zouden na afloop van de strijd melding maken van burgers die doodleuk kopjes koffie kwamen brengen terwijl ze zelf in gedekte positie op de vijand een straat verderop schoten. Die onvoorzichtigheid zou een aantal mannen en vrouwen het leven kosten.

Verwoestende confrontatie – De Grote Markt verandert in een ruïne

De 29-jarige Jan Jansen was niet zo’n waaghals en ging de deur niet uit. Kort na de bevrijding zette hij op papier wat hij had meegemaakt in een bejaardenhuis, waar hij de bewoners terzijde stond. Zaterdagmorgen zag Jansen steeds meer moegestreden Duitsers het tehuis binnenkomen. ‘Van de zusters kregen zij koffie en zoodoende kwam het spoedig tot een gesprek.’

Een groot aantal van deze militairen lag kort daarvoor nog gewond in een veldhospitaal, maar moest nu de wapens weer opnemen. ‘Hun enthousiasme was echter nihil. Blijkbaar om hun moed te geven, hadden zij volop sigaretten, suikerklontjes en een veldflesch vol jenever, terwijl sigaren (voor-oorlogsche) en eieren nog werden uitgedeeld. Zij waren zeer royaal in het weggeven zoodat de bewoners menige borrel dronken, met goede rookerij en voor de dames de suikerklontjes niet te vergeten.’ Ondertussen kookten de zusters het eten: stamppot en een pannenkoek toe. ‘Ook de moffen werden niet vergeten.’

Scholtenhuis in brand

Elders volkomen andere taferelen. Een inwoner van de Waagstraat zat ’s ochtends uit voorzorg in zijn kelder, want buiten werd hevig gevochten en overal loerden sluipschutters. Plotseling werden de ruiten en de deur van de schuilplek ingetrapt. ‘Verschillende stemmen schreeuwden ons toe: “Achtung, heraus, sofort, Terroristen sind Sie!” En een paar Nederlandse SS-mannen die nog de grootste bek hadden riepen: “Tegen den muur, vooruit, jullie wordt op staande voet doodgeschoten!” Wij verzekerden onder de grootste opwinding, dat ze zich vergisten, dat noch ik, nog mijn vrouw of dochter partizanen waren. Maar ze wilden ons niet gelooven en hielden vol, dat er uit ons huis was geschoten.’

Ondertussen waren twee buurmannen door andere SS’ers gevangengenomen. ‘Deze twee kregen nu de schuld van het schieten en hoewel zij evenals wij met klem hun onschuld staande hielden, werden zij weggevoerd. Kort daarop viel er een schot en viel een van hen dood neer voor onze deur.’ De man, vrouw en dochter werden hun huis uit gestuurd. Even later stond het in lichterlaaie.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Infanteristen van het Essex Scottish Regiment in positie langs de Paterswoldseweg.

Dat in de ene straat Duitsers en Nederlanders samen aan tafel zaten en in de andere een guerrillastrijd werd gevoerd, laat zien uit welk divers gezelschap het Duitse kamp bestond. Van uitgebluste Wehrmachtsoldaten tot fanatieke Waffen-SS’ers, leden van de Sicherheitsdienst en jongens van de Hitlerjugend. Onder de in Groningen bivakkerende SS’ers en SD’ers zat die laatste maanden van de bezetting een groot aantal Duitsers, Nederlanders en ook Belgen die naar het noorden waren uitgeweken omdat de grond hun te heet onder de voeten werd vanwege de oprukkende geallieerden. Als een kat in het nauw deinsden ze nergens voor terug.

Hoofdkwartier van SD en SS was het aan de Grote Markt gelegen Scholtenhuis. Dit negentiende-eeuwse pand was berucht. Honderden verzetsstrijders waren er gemarteld en op beestachtige wijze vermoord. Heel wat stadjers zullen het niet erg hebben gevonden dat dit ‘voorportaal van de hel’, zoals het bekendstond, in de loop van zondagavond 15 april werd bestookt.

Het Scholtenhuis en de naastgelegen panden werden fel verdedigd door de Duitsers, die zich massaal hadden teruggetrokken op en rondom de Grote Markt. Waar de Canadezen elders in Groningen niet of nauwelijks zwaar geschut inzetten, werd in het hart van de stad opgeschaald. Het plein veranderde die avond in een ruïne, en niet alleen door Canadees vuur, maar eveneens doordat de Duitsers moedwillig meerdere panden in brand staken toen ze inzagen dat de zaak verloren was.

Hopeloze positie – De Duitsers hijsen de witte vlag boven het Provinciehuis en Rijksarchief

Tegen tienen sloegen de vlammen uit het dak van het Scholtenhuis. Een regen van vonken viel neer op omliggende gebouwen en straten, en zorgde voor nog meer branden. Kort daarna klonken een paar geweldige explosie. Het gehate oord was verwoest.

Trillende benen

In het naast de Martinikerk gelegen Provinciehuis en het aanpalende Rijksarchief verschansten zich zondagavond laat een stuk of honderd Duitsers. Veel verzet boden ze niet meer, zag archivaris Egbert Jacob Werkman de volgende morgen. Een jaar na dato stelde hij op schrift wat hij op die maandagochtend had gezien.

Werkmans angstvisioen was een vuurgevecht in zijn archief. Hij vroeg de Duitsers of ze hun best wilden doen het gebouw te sparen. Een onderofficier antwoordde dat het doodzonde zou zijn als het in de archiefbewaarplaats tot een strijd zou komen, want ‘eine so schöne Einrichtung besteht in ganz Deutschland nicht mehr. Aber wenn sie hereinschiessen…

En even later werd er geschoten. Een Canadese Sherman-tank vuurde granaten op de Duitsers af. Na enige tijd stuurde garnizoenscommandant Böttger een adjudant richting de Canadezen met de boodschap dat hij wilde praten. De Canadese luitenant-kolonel Jacques Dextraze stapte in een voertuig en werd naar het Provinciehuis gereden. Mad Jimmy, zo werd deze 25-jarige inwoner van Montreal door zijn officieren genoemd. ‘Ik geneer me er niet voor te zeggen dat ik bang was,’ vertelde hij ruim een week later aan een oorlogsverslaggever van The Canadian Press News. Zijn benen trilden toen hij op de dertig jaar oudere Böttger af stapte.

Dextraze kwam direct ter zake en zei dat hij had vernomen dat de ander wilde capituleren. Nein, er moest onderhandeld worden, was het antwoord dat Mad Jimmy verbijsterde. ‘Ik was nu werkelijk verontrust en ik zei tot de Duitse kolonel dat hij zich beter kon overgeven en dat ik mijn bataljon had bevolen het gebouw te bestormen wanneer ik niet binnen een kwartier terug zou zijn.’

Ook berichtte hij Böttger dat de Canadezen eerder die ochtend vier Duitse luitenant-kolonels hadden gevangengenomen. De garnizoenscommandant geloofde dat niet en daarom bood de jonge Canadees hem aan het kwartet te laten zien. Even later reden de twee naar de Canadese uitvalsbasis, sprak Böttger wat woorden met de vier krijgsgevangenen, en deelde daarna alsnog mede dat hij onvoorwaardelijk wilde capituleren. Met Dextraze reed hij terug naar het Provinciehuis en Rijksarchief. Daar hadden de Duitsers de witte vlag al gehesen. Böttger bedankte voor de beleefde wijze waarop de Canadese luitenant-kolonel hem tegemoet was getreden en wilde hem de hand schudden. Dextraze: ‘Ik zei hem dat ik slechts had gedaan wat behoorlijk was, maar dat hij niet moest vergeten dat hij een Duitser was en dat ik hem dus geen hand kon geven.’ Daarna vroeg Mad Jimmy de garnizoenscommandant om zijn pistool in te leveren. ‘Zijn gezicht vertrok en het verbleekte, toen hij het me gaf.’

De Slag om Groningen was voor de bevrijders een van de zwaarste campagnes geweest sinds ze tien maanden eerder in Normandië voet op het Europese continent hadden gezet. Achteraf kun je vaststellen dat met de stadsgevechten in Groningen stadsgevechten in de Randstad werden voorkomen. Na de inname van de stad stootte het Canadese leger door richting Delfzijl – van strategisch belang vanwege de haven. Daar zou nog tot 2 mei tot de laatste man worden doorgevochten.

Elias van der Plicht is historicus en journalist.

Kader 1: De slag in cijfers

    • Troepensterkte: Canadezen 14.000, Duitsers 7500
    • Om het leven gekomen: Canadezen 43, Duitsers 130, Groningers 110
    • Duitse krijgsgevangenen: 5200
    • Schade: 285 panden totaal verwoest, 130 zwaar beschadigd
    • Kosten schade: 22,5 miljoen gulden (nu: 130 miljoen euro)

Kader 2: Burgers op rooftocht – Dolle woede en hebzucht

Door de bezetter verlate panden werden in een mum van tijddoor de Groningers geplunderd. Terwijl Duitsers en Canadezen elkaar even verderop beschoten, zeulde jong en oud met allerhande geroofde goederen. Een Groningse heer gaf een indruk van de situatie: ‘Als furies stormden de mensen erin en toen aan ’t slepen. Jongens, nee, vreselijk. Stoelen, kasten, bedden, haarden, grote stukken prachtig leer, fietsbanden (wel vijftig), brandstof, gordijnen! Enfin ’t was een loeiende menigte uit alle zijstraten. Toen ontdekten ze dat er grote kartonnen dozen met flessen stonden, allemaal pure brandewijn! Onze vrouwen en meisjes waren zo zat dat ze tegen de muren aanrolden. Het gepeupel hebben we gezien in zijn dolle woede en hebzucht, dat kan ik je vertellen.’

Meer weten

On to Victory. The Canadian Liberation of the Netherlands, March 23 – May 5, 1945 (2010) door Mark Zuehlke.

Mijn bevrijding. De slag om de stad Groningen (13-16 april 1945) (2015) door Frank von Hebel.

Bevrijding van Groningen te zien via https://tinyurl.com/qnewyug.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 4 - 2020