Elke zondag na het eten vertelden mijn ouders over `de oorlog’. Net zo moet het in het antieke Griekenland zijn gegaan, met de verhalen over de Peloponnesische Oorlog. Dit conflict, dat de Griekse wereld van 431 tot 404 verscheurde, heeft zijn Loe de Jong gevonden in de Athener Thucydides. Met zijn recente vertaling (Eburon, 2002) heeft Leo Lewin diens werk voor iedereen toegankelijk gemaakt.
Kagans relaas leunt zwaar op dat van Thucydides. Net als hij volgt hij de gebeurtenissen per oorlogsseizoen en maakt hij ons met gepaste retoriek deelgenoot van hoop en vertwijfeling bij beide partijen. De oorlog was in de woorden van oud-historicus Ch.G. Starr een strijd tussen de olifant en de walvis.
Het strategische plan van de Atheense leider Pericles was superieur. De Atheners weigerden domweg te land de strijd aan te gaan met de onoverwinnelijke zware infanterie van Sparta. Toen die Attika binnenviel, trok de hele bevolking zich terug in de vesting Athene-Piraeus. Tegelijkertijd voer de oppermachtige Atheense vloot uit om aanvallen uit te voeren in het gebied van Sparta en zijn bondgenoten.
Maar oorlogen laten zich per definitie niet plannen. Stormen en rampen als de pest – die eenderde van de Atheense bevolking in het tweede oorlogsjaar wegrukte – waren niet te voorzien. Ook de dood van Pericles in 429 bracht een onverwachte wending. Hierdoor verloor het aangeslagen Athene de grote architect van de oorlog, die door het volk jaar na jaar was herkozen als politiek en militair leider.
De oorlog, in Thucydides’ woorden ‘een harde leermeester’, leerde ook de Spartanen hun lesje. Na enige tijd kwamen bij hen militaire talenten als Brasidas en Lysander bovendrijven, die qua vasthoudendheid en vindingrijkheid niet onderdeden voor de oorlogsleiders aan Atheense kant.
In de zevenentwintig jaar van de oorlog wisselden de kansen regelmatig. Een jaar voor de vernietiging van zijn vloot in de Hellespont had Athene nog de kans gehad een vrede op basis van de status-quo te sluiten. Eerder al had het gelegenheden laten schieten om op gunstige voorwaarden de oorlog te beëindigen – soms door overmoedigheid na tijdelijke successen, soms vanwege de stuurloosheid waaraan Athene leed nadat de grote roerganger Pericles was weggevallen.
Was het dan het democratisch bestel dat Athene de das om deed? Ja en nee. Bij een aantal gelegenheden leidde de zeggenschap van het hele volk in de oorlogvoering tot onberaden stappen – beruchte voorbeelden daarvan zijn de mislukte expeditie naar Sicilië in 415 en de executie van de vlootvoogden, nota bene na de laatste overwinning bij de Arginusische eilanden in 406. Anderzijds zorgde de democratie, door de betrokkenheid van de burgers bij het wel en wee van de gemeenschap, voor een ongelooflijke veerkracht.
Kagan heeft als een moderne Thucydides de Peloponnesische oorlog een epische vorm gegeven. Zelfs al ken je het verhaal en de afloop, je blijft de spanning voelen. Al lezende had ik soortgelijke ervaringen als John Keegans De Eerste Wereldoorlog mij een week eerder had bezorgd. Zoals The Great War Europa in tweeën brak, maakte de oorlog tussen Athene en zijn bondgenoten en Sparta met zijn Peloponnesiërs een einde aan le miracle grec.
Kagan is er voortreffelijk in geslaagd zijn vier wetenschappelijke boeken over de oorlog in één betrouwbaar, leesbaar, kloek werk te vatten. De Nederlandse editie zorgt eens een keer niet voor ergernis over inhoudelijke vertaalblunders. Geen wonder: de uitgever heeft het Amerikaanse origineel laten verdietsen door een afgestudeerd classicus – en nog wel een uit Nijmegen. Wat wel stoort zijn de stijlbreuken en de neiging tot te frivole vertalingen, zoals ‘schijterigheid’, ‘klop geven’, ‘donder op zeggen’ en ‘uitvreten’. Die leukigheid leidt op pagina 338 tot het anachronisme van oorlogsgaleien die ‘opstomen’.
Anton van Hooff is universitair hoofddocent antieke geschiedenis aan de Universiteit van Nijmegen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees