Home De moeizame rehabilitatie van politieke slachtoffers in de Sovjet-Unie

De moeizame rehabilitatie van politieke slachtoffers in de Sovjet-Unie

  • Gepubliceerd op: 14 december 2001
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Karel Onwijn
  • 17 minuten leestijd

Tien jaar na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie worstelt Rusland nog steeds met de erfenis van miljoenen politieke gevangenen uit het communistische tijdperk. Voor de slachtoffers is het belangrijk dat de overheid officieel schuld bekent. `Dat iemand openlijk kan zeggen: mijn vader heeft jarenlang in de gevangenis gezeten op last van Stalin.’


In oktober 1991 werd door het Russische parlement de wet op de rehabilitatie van de slachtoffers van politieke repressie aangenomen. Voor het eerst in de Russische geschiedenis konden alle politiek onderdrukten de staat verzoeken schuld te bekennen en hen te erkennen als zijn slachtoffer. In de praktijk betekent dit zowel het terugdraaien van de gerechtelijke beslissing die leidde tot de veroordeling als de officiële erkenning dat deze gebaseerd was op politieke motieven. De gerehabiliteerde krijgt een officieel document waarin staat dat hij `slachtoffer van politieke repressie’ was, maar de staat keert hem geen smartengeld uit. Wel krijgt hij een pas die hem kortingen geeft op bijvoorbeeld het openbaar vervoer.
        In het jaar dat de wet werd aangenomen, gaf de overheid ook voor het eerst toestemming voor een officiële nationale herdenking van de slachtoffers van de communistische onderdrukking. Het leek een begin van een nieuwe periode, waarin de Russische autoriteiten definitief in het reine probeerden te komen met het verleden van politieke onderdrukking door de staat.
        Maar tien jaar later is er weinig over van deze euforie. Hoewel inderdaad een groot aantal slachtoffers is gerehabiliteerd, is er nog steeds weinig bekend over hun lotgevallen. Veel archieven blijven dicht en slechts weinig massagraven zijn in kaart gebracht. Er is nog steeds geen officieel monument voor de miljoenen slachtoffers. En het aantal Russische musea waarin iets te vinden is over de goelag, het systeem van concentratiekampen waar miljoenen Sovjet-burgers de dood vonden, is te tellen op de vingers van één hand.
        Ook is de herdenkingsdag nooit uitgegroeid tot een volwaardige dag van nationale rouw. Slechts weinig Russen weten dat hij bestaat; het is een gewone werkdag, en de overheid neemt officieel geen deel aan de plechtigheden. Dit jaar beleefde de dag zijn tweede lustrum. Maar hij kreeg in de Russische media niet meer aandacht dan andere jaren. Ook waren er niet meer mensen op de been.

Stalins entourage
De herdenkingsdag valt op 30 oktober; op die datum vond in 1974 een protestactie plaats in het goelagkamp in de Russische republiek Mordovië. In Moskou komen de deelnemers aan de herdenking traditiegetrouw samen bij het officieuze monument ter ere van de slachtoffers van de Stalin-terreur op het Loebjanka-plein, tegenover het hoofdkwartier van de FSB (de voormalige KGB). Het gedenkteken is een grote kei afkomstig van de Noord-Russische Solovjetski-eilanden. Daar richtte Vladimir Lenin kort na zijn staatsgreep in 1917 het eerste concentratiekamp in voor tegenstanders van zijn regime. Er zouden er nog vele duizenden volgen.
        Onder de aanwezigen bevinden zich veel leden van de organisatie Memorial. Die houdt zich bezig met de belangenbehartiging van voormalige politieke gevangenen en familieleden van degenen die de kampen niet hebben overleefd. Memorial is ook de belangrijkste organisator van de herdenking. Verder zijn er een paar vertegenwoordigers van Russische politieke partijen, maar uitsluitend van de liberale partijen Unie van Rechtse Krachten (SPS) en Jabloko. Naast de communisten en de ultrarechtse Liberaal-Democratische Partij (LDPR) van Vladimir Zjirinovski schittert ook de pro-Poetin-partij Eenheid door afwezigheid. De afwezige partijen zeggen het niet gepast te vinden `het verleden weer op te rakelen’. Ze vormen samen de meerderheid in het Russische parlement, de doema.
        Tijdens het officiële gedeelte van de bijeenkomst treedt een reeks sprekers op. Enkelen doen verslag van recent onderzoek naar de terreur ten tijde van het communisme. De belangrijkste is Aleksandr Jakovlev, voorzitter van de rehabilitatiecommissie die rechtstreeks ressorteert onder de Russische president. Sinds 1993 houdt deze commissie zich bezig met het rehabiliteren van slachtoffers van politieke terreur ten tijde van de Sovjet-Unie.
        In zijn toespraak maakt Jakovlev de nieuwste gegevens bekend. In de Sovjet-Unie zijn door politieke onderdrukking 32 miljoen burgers om het leven gekomen. Daarvan stierven er maar liefst 13 miljoen tussen 1918 en 1922, dus nog ten tijde van de heerschappij van Lenin. Dit was volgens Jakovlev de meest wrede periode uit de twintigste-eeuwse Russische geschiedenis. Naast deze 32 miljoen kwamen er nog eens 30 miljoen burgers om tijdens de Tweede Wereldoorlog.
        Inmiddels zijn meer dan 4 miljoen slachtoffers van politieke repressie gerehabiliteerd. De rehabilitatie was al begonnen door partijleider Nikita Chroesjtsjov na de dood van Stalin. Maar onder diens opvolger Leonid Brezjnev werd het proces stilgezet, om pas met de glasnost en perestrojka tijdens Michail Gorbatsjov weer op gang te komen. De rehabilitaties gedurende de Sovjet-periode zelf betroffen voornamelijk de politieke veroordelingen in de jaren dertig en veertig. Op de slachtoffers ten tijde van Lenin en de laatste drie decennia van de Sovjet-tijdperk lag een taboe. Inmiddels komen ook zij in aanmerking voor rehabilitatie.
        Het rehabilitatieproces is volgens Jakovlev gecompliceerd en verloopt uiterst moeizaam. Terwijl ten onrechte veroordeelde
`roden’, onder wie de kleine negenduizend matrozen die betrokken waren bij de Kronstadt-opstand van 1921, relatief snel zijn gerehabiliteerd, leveren de `witte’ slachtoffers van de terreur grote problemen op. Zo weigerde het Russische opperste gerechtshof de witte generaal Aleksandr Koltsjak, die tijdens de burgeroorlog in Siberië vocht tegen het Rode Leger, te rehabiliteren. Ook de leden van de Voorlopige Regering, die aantraden tijdens de februarirevolutie van 1917 en na de oktoberomwenteling door de bolsjewieken zijn geëxcecuteerd, zijn nog niet gerehabiliteerd. Jakovlev betreurt dit.
        Een apart geval zijn de leden van Stalins entourage. Die waren aanvankelijk medeplichtig aan de terreur, maar werden er op een gegeven moment zelf slachoffer van. Te denken valt aan Lavrenti Beria, Genrich Jagoda en Nikolaj Jezjov, allen leidende figuren in de geheime dienst en allen verantwoordelijk voor de moord op miljoenen burgers. Toch zijn ook zij onder valse voorwendselen geëxecuteerd. Maar volgens Jakovlev is het maar de vraag of de overheid zulke slachtoffers eerst moet rehabiliteren, om ze vervolgens alsnog te veroordelen voor hun werkelijke wandaden. Pogingen van familieleden om bijvoorbeeld Beria te rehabiliteren zijn tot nu toe mislukt.

Vechtpartij
Jakovlev meent dat zijn commissie nog ongeveer twee jaar nodig heeft om het rehabilitatieproces in Rusland af te ronden. Volgens hem komen nog zo’n tweehonderdduizend mensen in aanmerking voor eerherstel. Maar Memorial-bestuursvoorzitter Arseni Roginski is het hier absoluut niet mee eens. In zijn kantoor in het centrum van Moskou vertelt Roginski dat het rehabilitatiewerk nog jaren zal duren. Het wordt nog steeds op allerlei manieren tegengewerkt; veel informatie zal waarschijnlijk nooit meer boven water komen. Talloze archieven, waaronder die van de geheime dienst, blijven potdicht, ondanks vele verzoeken om toegang te krijgen. En de overheid stelt weinig geld beschikbaar voor onderzoek naar de terreur ten tijde van het communisme.
        Roginski, geboren in de goelag en later ook zelf politiek gevangene, houdt zich al vanaf de oprichting van Memorial in 1988 bezig met de rehabilitatieproblematiek. In deze hoedanigheid was hij ook betrokken bij de voorbereiding van de wet op rehabilitatie uit 1991. Die voorzag onder meer in een parlementaire commissie die bevoegd was slachtoffers van politieke repressie te rehabiliteren. `De commissie heeft ruim anderhalf jaar gefunctioneerd,’ vertelt Roginski. `Maar in oktober 1993 schoot Jeltsin de opperste sovjet met tanks uiteen. De wet op rehabilitatie stond toen nog maar in de kinderschoenen; de parlementaire commissie had hem verder moeten uitwerken en verfijnen. Maar de meerderheid in de huidige doema beschouwt de rehabilitatie als een afgeronde kwestie. Er bestaat immers een basiswet en er is een rehabilitatiecommissie. Verder wil men er geen woorden meer aan vuilmaken. Het ligt politiek nog steeds erg gevoelig.’
        Hoewel de eind 1993 opgerichte presidentiële commissie van Jakovlev het rehabilitatiewerk voor een deel van de parlementaire commissie overnam, is haar functie een principieel andere. `Zij bereidt voornamelijk presidentiële oekazes voor die rehabilitatie verlenen aan duidelijk herkenbare categorieën slachtoffers, zoals de teruggekeerde krijgsgevangenen uit Duitsland, de gecollectiviseerde boeren in de jaren dertig en de gedeporteerde nationale minderheden.’ De presidentiële commissie beslist dus alleen over de rehabilitatie van groepen slachtoffers, niet over individuele gevallen. De parlementaire commissie die in 1992 en 1993 functioneerde kon dat wel. Nu dit orgaan niet meer bestaat, is de rechtbank de enige plaats die daarover kan besluiten.
         Volgens Roginski vallen een heleboel slachtoffers buiten de door de presidentiële commissie aangemerkte te rehabiliteren categorieën. Bijvoorbeeld de vele veroordelingen waarbij op het eerste gezicht niets verwijst naar politieke motieven. `Vooral in de periode van Chroesjtsjov en Brezjnev wilden de autoriteiten niet te veel mensen om openlijk politieke redenen opsluiten. Dat gaf te veel onrust in het buitenland.’ In die periode maakten de Sovjet-autoriteiten veelal gebruik van het wetboek van strafrecht. `Ze creëerden bijvoorbeeld een vechtpartij; de beoogde politieke tegenstander werd gearresteerd wegens relschoppen, en daarvoor veroordeeld tot kampstraf. Of ze legden tijdens een huiszoeking drugs neer, om het slachtoffer vervolgens te arresteren wegens drugsbezit.’

Geestelijk gestoord
De rehabilitatie van deze mensen is nogal gecompliceerd. `Eerst moet worden bewezen dat er juridische fouten zijn gemaakt. En vervolgens moet met andere bronnen, zoals archiefstukken uit het KGB-archief, worden aangetoond dat politieke motieven aan deze juridische fouten ten grondslag lagen.’ Volgens Roginski is het verkrijgen van de rehabilitatiestatus via de rechter niet eenvoudig: `De rechter is nog wel bereid te erkennen dat er juridische fouten zijn gemaakt, maar in de meeste gevallen weigert hij toe te geven dat die politiek gemotiveerd waren. Hij wil die verantwoordelijkheid gewoon niet op zich nemen.’         Russische rechters zijn nog steeds niet gewend om afwijkende en zelfstandige oordelen te vellen – ook een erfenis uit het communistische verleden.
        Een ander geval dat buiten de bevoegdheden van de presidentiële commissie valt is opname in een psychiatrisch ziekenhuis, een veel gebruikte methode tegen politieke tegenstanders onder Brezjnev. `Het kwam regelmatig voor dat in kleinere steden of dorpen protestbrieven werden geschreven tegen de communistische leiding. Of een arbeider zond een klachtbrief aan de partij vanwege maffioze praktijken bij de fabrieksleiding. Dan kwam er vaak een witte auto met een rood kruis voorgereden, die de desbetreffende persoon rechtstreeks afvoerde naar een psychiatrisch ziekenhuis. Daar werd vervolgens de diagnose “geestelijk gestoord” gesteld.’
        Rehabilitatie is in deze gevallen nog ingewikkelder. `Hier moet immers de psychiatrische diagnose worden gezien en op juistheid getoetst. En dat is heel moeilijk; het is tot nu toe maar enkele tientallen slachtoffers gelukt. Vervolgens moet wederom bewezen worden dat aan de veroordeling politieke motieven ten grondslag lagen.’ Inmiddels heeft het Russische constitutionele hof een aantal niet onder de wet vallende categorieën alsnog formeel erkend als slachtoffers van politieke terreur, waaronder de honderdduizenden kinderen wier ouders in kampen zijn verdwenen. De doema weigert dergelijke besluiten om te zetten in een wet.

Roginski helpt burgers al meer dan tien jaar om zichzelf of hun familieleden officieel gerehabiliteerd te krijgen. `Het is voor hen psychologisch heel belangrijk dat de overheid officieel schuld bekent. Dus dat de zoon van een “vijand van het volk” openlijk kan zeggen: mijn vader heeft niet toevallig of door een foutje van de rechter jarenlang in de gevangenis gezeten, maar op last van Stalin.’
        Het optimisme van de eerste jaren na de val van het communisme is bij Roginski inmiddels voorgoed verdwenen. `De nieuwe Russische machthebbers hebben het misdadige regime van de Sovjet-Unie nooit officieel veroordeeld, en er dus ook geen afstand van genomen. Ook heeft er geen enkel strafproces tegen misdadige rechters of gerechtelijk onderzoekers plaatsgevonden. Er is tot op de dag van vandaag nog nooit iemand in Rusland veroordeeld wegens zijn aandeel aan de politieke repressie ten tijde van het communisme.’ Het is volgens de Memorial-voorzitter een teken van de grote onverschilligheid van de huidige autoriteiten tegenover het onderzoek naar de politieke onderdrukking ten tijde van de Sovjet-Unie.
        Ook de nieuwe schoolboeken over de Russische geschiedenis geven onvoldoende rekenschap van de staatsterreur. Het blijft voor scholieren volstrekt onduidelijk in hoeverre het huidige Rusland nu wel of niet afstand neemt van de vroegere Sovjet-Unie, vindt Roginski. `En met het aantreden van president Poetin is er opnieuw een mythe ontstaan over het Sovjet-rijk, waarvan vooral de positieve kanten worden benadrukt. Er waait duidelijk een andere wind ten opzichte van de recente geschiedenis. Plaatselijke ambtenaren en gouverneurs staan minder welwillend tegenover het in kaart brengen van de communistische terreur. De gouverneur van Kamtsjatka vertelde ons zelfs openlijk dat Stalins politiek de enige juiste was. Twee jaar geleden hoorde je dit soort geluiden nooit.’
        Toch heeft de voorzitter van Memorial wel vertrouwen in de toekomst: `De jongste generatie is duidelijk weer meer geïnteresseerd in het vinden van de waarheid over onze recente geschiedenis. En in Duitsland duurde het toch ook twintig jaar voordat de discussie over de terreur uit het verleden voor het eerst openlijk werd gevoerd?’

Karel Onwijn is correspondent in Moskou.

De politieke repressie in de Sovjet-Unie

1917
Bolsjewistische staatsgreep onder leiding van Vladimir Lenin, onder de leuze: `Wie niet voor is, is tegen ons.’ Staatsterreur wordt als legitiem middel ingezet in de strijd tegen andersdenkenden. Zij worden naar overal in het land opgezettte concentratiekampen gestuurd en sterven daar vaak anoniem de hongerdood. Anderen worden direct en meestal zonder proces geëxecuteerd.

1918-1921
Burgeroorlog tussen de bolsjewisten (`roden’) en tsaristisch-gezinden (`witten’). Eerste hoogtepunt van de bolsjewistische staatsterreur. Naar schatting 13 miljoen burgers komen om het leven.

1924
Dood van Vladimir Lenin. Josef Stalin ontpopt zich al snel tot de nieuwe leider van het land.

1928-1933
Eerste vijfjarenplan en start van de gedwongen collectivisatie van landbouw en industrie, onder meer gericht op de liquidatie van de koelakken (rijke boeren) als klasse. Miljoenen burgers verdwijnen in kampen; nog eens miljoenen sterven de hongerdood als gevolg van de ontstane graantekorten.

1934–1939
Stalin grijpt de moord op de Leningradse partijleider Sergej Kirov aan om grootschalige zuiveringen door te voeren in het oude bolsjewistische partijapparaat. Naast een aantal grootse showprocessen tegen deze groep keert de terreur zich ook tegen de gewone bevolking. Onder de noemer `vijand van het volk’ verdwijnen wederom miljoen burgers in kampen. Later is deze periode bekend geworden onder de naam `De Grote Terreur’.

1941–1945
De Tweede Wereldoorlog kost volgens de laatste schatting 30 miljoen Sovjet-burgers het leven. Het door terreur en zuiveringen zeer verzwakte Rode Leger stuurt miljoenen gewone burgers zonder training naar het front, vaak niet eens met een wapen. De altijd aanwezig Russische geheime dienst NKVD schuwt geen enkel middel om hun desertatie of overgave te voorkomen. Anderhalf miljoen Sovjet-burgers verdwijnen na afloop van de oorlog in een Sovjet-kamp omdat zij eerder krijgsgevangen zijn genomen door de Duitsers. Dat staat volgens Stalin gelijk aan landverraad.

1949-1953
Nieuwe golf van partijzuiveringen en arrestaties onder beschuldiging van `zionisme’ en `kosmopolitisme’. Vooral burgers met buitenlandse contacten en joden zijn het doelwit en verdwijnen in kampen.

1953
Dood van Stalin. Vrijlating van miljoenen kampgevangenen en start van de eerste beperkte rehabilitatie van slachtoffers van de terreur.

1956
De nieuwe sterke man Nikita Chroesjtsjov houdt op het twintigste partijcongres van de partij een geheime rede waarin hij de terreur van Stalin aan de kaak stelt en veroordeelt. Lenin en zijn terreur blijven taboe; Lenin was na het wegvallen van Stalin immers nog belangrijk voor de legitimatie van het communistische systeem. De dooi en de rehabilitatie onder Chroesjtsjov blijven hierdoor halfslachtig. Ook blijken de teruggekeerde en gerehabiliteerde gevangenen er moeite mee te hebben een normaal leven te leiden. Vaak wordt hun werk en huisvesting geweigerd vanwege hun kampverleden.

1964
Het aftreden van Chroesjtsjov is het begin van de restauratie van conservatieve communistische krachten in de Sovjet-Unie. Er komt een einde aan de dooi en het rehabilitatieproces; de daden van Stalin worden weer verheerlijkt.

1965-1985
Onder Leonid Brezjnev wordt harder opgetreden tegen andersdenkenden en dissidenten. De autoriteiten doen er nu echter alles aan om aandacht van het westen voor de politieke onderdrukking te vermijden. Ze gebruiken subtielere methoden als binnen- en buitenlandse verbanning en psychiatrische behandeling voor het leven.

1985-1991
Michail Gorbatsjov begint de politiek van glasnost & perestrojka. Om de intelligentsia voor zijn nieuwe politiek te winnen laat hij op grote schaal politieke gevangenen vrij en zet het rehabilitatieproces weer in gang. Toch blijven de slachtoffers van Lenin, waaronder de witten, tot het einde van de Sovjet-Unie in 1991 taboe. Pas door het aannemen van de rehabilitatiewet in oktober 1991 komen alle slachtoffers van de politieke repressie formeel in aanmerking voor rehabilitatie.

Vijanden van het volk
Het is 30 oktober 2001. Op de tiende herdenkingsdag ter ere van de slachtoffers van de politieke repressie hebben zich weer velen verzameld op het Moskouse Loebjanka-plein om hun onderdrukte familieleden en vrienden te herdenken. Het zijn voornamelijk mensen van boven de pensioengerechtigde leeftijd, een kleine tweeduizend in totaal. Veel mensen hebben bloemen meegenomen, sommigen een portret van een verloren familielid. Anderen dragen brandende kaarsen, en menig deelnemer pinkt een traan weg. De sombere stemming wordt versterkt door de klanken van Tsjaikovski’s zesde symfonie, uit speakers die geïnstalleerd zijn op een paar eenvoudige personenauto’s.
        De meeste deelnemers zijn de kinderen van mensen die tijdens de Grote Terreur zijn opgepakt en in kampen zijn verdwenen. Slechts weinigen hebben dat overleefd. Veel mensen blijken niet te weten waar hun ouders begraven liggen, maar de meesten zijn in de loop der jaren wel officieel erkend als slachtoffer van politieke repressie. Velen durven pas sinds de val van het communisme openlijk over hun lotgevallen te spreken; anderen zijn nog steeds bang de waarheid te vertellen.

De ouders van Gennadi Paveljev en Igor Vorobjev zijn opgepakt tijdens de Grote Terreur in 1937. `Mijn ouders werden uitgemaakt voor trotskisten en kregen tien jaar kampstraf,’ vertelt Paveljev met tranen in zijn ogen. `Zij overleefden het niet. Hun rehabilitatie vond pas plaats in 1991. Ik werd mijn hele leven lang bestempeld als zoon van vijanden van het volk en had daarom grote moeite met het vinden van werk.’
        `Mijn ouders werden in Orjol veroordeeld tot twaalf jaar op beschuldiging van samenzwering,’ vertelt Vorobjev. `Zij zaten in Tsjoekotka en keerden nooit meer terug. Ze zijn in 1956 onder Chroesjtsjov gerehabiliteerd. Ik ben toch gewoon lid van de Komsomol geweest en heb zelfs carrière kunnen maken.’
        Maja Dozjevskaja krijgt het al snel te kwaad als ze haar verhaal vertelt. De vader van de gepensioneerde lerares was historicus Arkadi Dozjevski, directeur van een school. `Hij geloofde heilig in het communisme. Toen de oorlog uitbrak, ging hij als vrijwilliger naar het front. Daar kwam hij op een gegeven moment in het bezit van een Duits wapen, dat hij wilde bewaren als verzamelobject. Maar dat stond gelijk aan landverraad, en hij werd gearresteerd.’
        Dozjevski werd overgebracht naar de Loebjanka, het hoofdkwartier van de toenmalige NKVD, aan de overkant van de plek waar de herdenking plaatsvindt. `Daar werd hij gedwongen een bekentenis te schrijven, overtreding van artikel 58, “agitatie tegen de Sovjet-Unie”. Vervolgens werd hij veroordeeld tot tien jaar kampstraf in Komsolsk, aan de grens met China. In 1951 werd hij vervroegd vrijgelaten. Hij was erg verzwakt en ziek en stierf al snel.’ Dozjevskaja heeft dit verleden altijd geheimgehouden om geen problemen te krijgen tijdens haar studie en werk.
        Voormalig actrice Jekaterina Bezzoebyna vertelt haar hele leven lang benadeeld te zijn door de repressie van haar ouders: `Ik werd niet op school en tot de universiteit toegelaten, omdat ik een dochter was van de vijand van het volk.’ Vrijwel haar hele familie is in 1937 opgepakt en gefusilleerd. `De NKVD haalde mijn vader weg onder mijn ogen. Ik was nog een klein meisje, maar ik ben dat moment nooit meer vergeten. En ook niet de angst van die dag. Ik ben altijd bang gebleven voor politie en andere autoriteiten.’
        Haar vader werd in 1957 gerehabiliteerd. Maar pas in 1996 kreeg ze te horen dat hij vrijwel direct na zijn arrestatie was vermoord. `Terwijl ik jarenlang dacht dat hij nog in leven was. Hij is samen met een grote groep andere gevangenen vermorzeld onder een enorm brok ijzer in de vorm van een hamer. Iedereen in de wereld moet weten dat de communisten onze jeugd hebben vernietigd.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.