Home DE MERIDIAAN VAN MOSKOU. DE CPN EN DE COMMUNISTISCHE INTERNATIONALE 1919-1930

DE MERIDIAAN VAN MOSKOU. DE CPN EN DE COMMUNISTISCHE INTERNATIONALE 1919-1930

  • Gepubliceerd op: 10 september 2001
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Frans Groot
  • 6 minuten leestijd

Linkse historici schrijven graag over linkse onderwerpen. Over het Nederlandse communisme zijn al veel historische studies van de pers gerold, misschien wel te veel. In de jaren zeventig en tachtig gebeurde dat vanuit een zeker engagement, bij sommigen zelfs ‘voor de bevrijding der arbeid’. Dat heilige vuur is in postmoderne tijden wel verdwenen. Het linksisme is nu een studieobject, dat met argwaan of in ieder geval distantie ontleed wordt.

        Gerrit Voerman, directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, promoveerde op een lijvig proefschrift over de Communistische Partij Nederland (CPN) in de jaren 1919-1930, toen meestal aangeduid als Communistische Partij Holland (CPH). In het voorwoord vertelt hij dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst hem in de nadagen van de Koude Oorlog vergeefs heeft proberen te rekruteren als infiltrant voor de CPN. Misschien hadden ze aan hem wel een goede gehad, want hij paart een heftige drang naar volledigheid aan een scherp speurdersinstinct.
        Vernieuwend aan Voermans studie is het gebruik van de Moskouse Komintern-archieven, die na de val van het communisme open zijn gegaan. Daardoor kan Voerman laten zien hoe sterk de Nederlandse communisten zich gaandeweg instelden op de Russische directieven. Aan het eind van de jaren twintig hadden zij ‘een stuk der Russische ervaring in zich opgenomen’, precies volgens de wens van de inmiddels heilig verklaarde Lenin.

De jaren twintig waren kommervolle tijden voor de Nederlandse communisten. De CPH telde hooguit tweeduizend leden, had één à twee vertegenwoordigers in de Tweede Kamer en moest haar dagblad De Tribune met allerlei kunstgrepen in leven houden. Internationaal gezien genoten de Hollandse communisten enig respect, omdat zij al in 1909 onder de naam Sociaal-Democratische Partij (SDP) gebroken hadden met het reformisme van de SDAP en een vroege gesprekspartner waren geweest van de bolsjewieken.
        Het driemanschap dat aan de basis stond van de SDP, David Wijnkoop, Willem van Ravesteyn en Jan Ceton, regeerde in de eerste helft van de jaren twintig nog steeds met ijzeren hand en kreeg te maken met allerlei opponenten die de politieke koers wilden verleggen. Met langdurige kiftpartijen werd de internationale reputatie van het Nederlandse communisme vakkundig om zeep geholpen. Verschillende intellectuele zwaargewichten verlieten de partij: Herman Gorter, Antonie Pannekoek en Henriette Roland Holst, om slechts enkelen te noemen.

Afbraakwerk
In het begin van de jaren twintig was de Komintern-bureaucratie nog in de opbouwfase. Met enige voorzichtigheid bemiddelde zij in de talrijke conflicten tussen ‘linkse’ facties en de ‘rechtse’ trojka onder leiding van de zeer eigengereide Wijnkoop, de man van het eerste uur die de voorzittershamer niet uit handen wilde geven. Het driemanschap hield buitenlandse pottenkijkers zoveel mogelijk op afstand, maar werd uiteindelijk toch gewipt. Hoewel factievorming in de communistische beweging not done was, stelde de Komintern in de CPH-gelederen een ‘middengroep’ samen die de instructies uit Moskou zorgvuldig opvolgde. Zowel Wijnkoop cum suis als ook de linkse critici werden uit het partijnest gewerkt. Voor Wijnkoop en zijn kompanen volgde zelfs een royement.
        Na al dit succesvolle afbraakwerk was het tegen het einde van de jaren twintig treurig gesteld met de CPH. Voor Moskou was het een geruststellende gedachte dat de bevelen braaf werden opgevolgd, maar organisatorisch gezien werd het tijd voor verandering. De leden van de ‘middengroep’ werden nu als ‘rechtse opportunisten’ en ‘passievelingen’ verketterd en aan de kant geschoven. De Komintern stelde een nieuw partijbestuur samen en nam de regie volledig in handen. De CPH kon met recht een afdeling van de Internationale genoemd worden.
        Zeer symbolisch was de terugkeer in de partijgelederen van Wijnkoop in 1930. Tot drie maal toe moest hij een schuldbekentenis afleggen, waarin hij toegaf ‘objectief’ fouten te hebben gemaakt en het ‘reformisme’ in de hand te hebben gewerkt. Dergelijke cryptische zinnen sprak hij, tot grote hilariteit van de sociaal-democratische parlementariërs, zelfs in de Tweede Kamer uit. Zo toonde Wijnkoop zijn onderworpenheid aan Moskou.

Wat Voerman naar boven haalt, is ronduit ontluisterend. Wie nog de illusie mocht koesteren dat de Nederlandse communisten wel aardige jongens waren in vergelijking met hun Russische kameraden, is na lezing van dit boek voor goed genezen. De Moskouse mores werkten ook op polderniveau door.
        In Moskou was het na de dood van Lenin in 1924: eten of gegeten worden. De Hollandse kameraden imiteerden dit politieke kannibalisme getrouw en riepen daarbij vaak de hulp in van de Komintern. Neem het geval Trotski. Tijdens het Komintern-congres in 1924 werd hij door de communistische broeders eerst nog ‘met geweldig enthousiasme’ begroet. Na enig manoeuvreren van Stalin en Komintern-voorzitter Zinovjev zetten diezelfde partijgenoten hem als ‘rechts-opportunistisch’ en ‘klein-burgerlijk’ in de hoek.
        In Nederland was Trotski aanvankelijk een non-issue. Maar toen de strijd in Moskou in 1925 aanhield, bleek dat het ‘trotskisme’ ook hier een aardig middel was om tegenstanders zwart te maken. En wie niet meeschold, laadde zelf de verdenking op zich trotskist te zijn. Voorzitter Wijnkoop en de door de Komintern geïmplanteerde ‘middengroep’ beschuldigden elkaar met totaal illusoire argumenten van trotskisme. De vooraanstaande ‘linkse’ communist Henk Sneevliet, voorzitter van het Nationaal Arbeids Secretariaat, had in het verleden contacten gehad met het ‘trotskistische’ kamp en besloot zich maar even gedeisd te houden.
        Henriette Roland Holst was een van de weinigen communistische sympathisanten die het voor Trotski opnam. Moskou had haar overigens, samen met Sneevliet, al afgeschreven als trotskist. En dat bleef in de daarop volgende jaren een handzame zwarte piet om vijanden te treffen. Zo hadden de Moskouse spelregels een dwangmatige uitwerking op de Nederlandse verhoudingen. Het was onmogelijk je eraan te onttrekken: eten of gegeten worden. Het is saillant dat mensen als Sneevliet dapper meededen aan het gekonkel in Moskou voordat ze zelf in de gevarenzone kwamen. Dat was hetzelfde procédé waaraan de Russische leiders, van Trotski tot en met Boecharin, onderworpen waren.

Pionnen
Gideonsbende
Dergelijke onthullingen horen bij de totale afrekening van het communisme die sinds de val van de muur in gang is gezet. Voermans boek laat goed zien dat het marxistisch-leninistische voorhoededenken zeer besmettelijk was en dat ook tamelijk onafhankelijke geesten uiteindelijk niet veel meer waren dan pionnen in een schaakspel. Ze gingen verloren in de communistische bureaucratie. Ze gaan helaas ook een beetje verloren in dit boek. Juist de persoonlijke dimensie raakt al snel ondergesneeuwd in al die tactische manoeuvres en theoretische hoogvliegerij.
        Waarom waren deze mensen bereid aan dit onfrisse spel mee te doen? Zo nu en dan strooit Voerman met biografische informatie, maar dat gebeurt toch te weinig om het optreden van de hoofdpersonen te doorgronden. Daarnaast zoekt hij het in de cultuur van het communisme: een minderheidsbeweging met zijn eigen marxistisch-leninistische geloof, zijn toogdagen, zijn symbolen, zijn gebalsemde heilige in het mausoleum op het Rode plein in Moskou en, bovenal, zijn beloofde land.
        Het was een van buitenaf verketterde en daardoor naar binnen gekeerde Gideonsbende, die van de gelovigen onvoorwaardelijke trouw eiste. Dat is het sociologische schema waarmee het boek eindigt. Naar mijn gevoel is hiermee de peilloze diepgang van de communistische ziel nog niet bloot gelegd. Was het dan zo leuk om tot de rode kannibalen te behoren? Om het risico te lopen ooit zelf als ‘renegaat’ of ‘trotskist’ opgepeuzeld te worden? Dat wil er bij mij niet in.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.