Home De meedogenloze Alva

De meedogenloze Alva

  • Gepubliceerd op: 16 februari 2006
  • Laatste update 23 jun 2021
  • Auteur:
    A.Th. van Deursen

271 p. Houtekiet Antwerpen/Amsterdam, euro 19,95

De jonge Fernando Álvarez de Toledo beheerste het Latijn uitzonderlijk goed en was in zijn optreden hoffelijk, kordaat en welbespraakt. Zijn persoon dwong respect af, want in hem paarde zich ernst aan gezag. Zo ziet het portret eruit dat Henry Kamen van Alva schetst in het eerste hoofdstuk van zijn thans ook in het Nederlands vertaalde biografie. In zo’n jeugd kon de belofte liggen van een mooie carrière in wetenschap of bestuur. Zoek je in de zestiende-eeuwse Nederlanden naar een man met vergelijkbare eigenschappen en bekwaamheden, dan denk je haast onwillekeurig aan de staatsman en rechtsgeleerde Viglius.

Dat bevestigt dan weer eens hoe doorslaggevend geboorte en sociale positie in vroeger eeuwen zijn geweest. Want bij alle overeenkomsten zal niemand beweren dat in de hertog van Alva een Viglius verloren is gegaan. Alva hoefde de talenten niet aan te spreken die Viglius tot aanzien brachten. Hij heeft ze dan ook nauwelijks ontwikkeld. Toen Alva laat in zijn leven geroepen werd om te besturen en politiek te bedrijven, schoot hij deerlijk tekort.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Het geslacht Álvarez de Toledo behoorde tot de aanzienlijkste families van Castilië, en het kende een militaire traditie. De toekomstige derde hertog van Alva werd van kleins af aan in die traditie grootgebracht. Zijn vader kwam om bij een krijgstocht naar Noord-Afrika, toen Fernando twee jaar oud was. Zijn grootvader nam de zorg voor de jonge wees over. In 1514 had hij de leiding bij de verovering van Navarra. Zijn zesjarige kleinzoon ging mee. Tien jaar later werd de nu zestienjarige Fernando reeds benoemd tot gouverneur van een belangrijke grensvesting. Deze martiale opvoeding heeft twee belangrijke gevolgen gehad. Ten eerste gold Alva vrij spoedig als de beste generaal van Spanje, voor elke taak inzetbaar. Ten tweede vormde zich bij hem een voorkeur voor krachtdadige oplossingen. Reeds lang voordat hij in 1567 naar de Nederlanden werd gezonden had hij zich een reputatie van meedogenloosheid verworven.

Zijn beleid als landvoogd is op een fiasco uitgelopen. Toen hij in Brussel aankwam was de rust na de woelingen van de Beeldenstorm reeds hersteld. Toen hij zes jaar later vertrok waren Holland en Zeeland in volle opstand. Zelfs geen enkele Spanjaard in de Nederlanden stond nog achter hem, met één uitzondering: de man die in 1572 de militaire leiding op zich mocht nemen, Alva’s zoon Fadrique, vanouds in onze geschiedschrijving bekend als Don Frederik. Maar deze zoon was dan ook Alva’s kwade genius; een kankergezwel, volgens Kamen; ‘de meest kwaadaardige persoon ter wereld’, volgens Alva’s opvolger Requesens.

Zo ongeveer ziet het beeld van Alva eruit in deze vlot geschreven biografie van Henry Kamen. Het vertoont consistentie en samenhang, maar is niet wezenlijk nieuw. Kamen is bij uitstek een kenner van de Spaanse geschiedenis, en dat kan voor Nederlandse lezers een voordeel zijn. Een paar vreemde beweringen over hun eigen verleden moeten ze dan voor lief nemen. Ik weet niet wie Kamen geleerd kan hebben dat het Waalse gedeelte van de Nederlanden ‘economisch rijker en dichter bevolkt was’ dan het Nederlandstalige. Ook lijkt het mij nogal misleidend te zeggen dat Alkmaar in 1573 ‘bepaald katholiek’ was – alsof er na de behaalde victorie de mis gezongen werd tot eer van de prins van Oranje en zijn Noord-Hollandse luitenant, de felle papenhater Diederik Sonoy.

Kamen boek is blijkens het voorwoord bestemd voor de algemene lezer, en tot diens gerief is in de Engelse uitgave een literatuurlijst van drie bladzijden opgenomen. Merkwaardig genoeg is die in de vertaling gewoon weggelaten. De ongeveer 550 voetnoten blijven echter op die lijst gebaseerd en geven alleen verkorte titels. De lezer zal dan zelf moeten zien te raden dat met ‘Gachard 1874’ het itinerarium van Karel V bedoeld is, met ‘Motley’ de in 1912 te Londen uitgegeven herdruk van diens werk, en met ‘Groen van Prinsterer’ het supplementdeel van de eerste serie van de Archives. Dat soort raadsels voor gevorderden maken het notenapparaat in deze vorm tot een aanfluiting. Kopers van de Nederlandse vertaling doen er goed aan de literatuurlijst uit de Engelse editie te kopiëren en de rekening naar de uitgever te sturen.