Home De jood moet nog maar even blijven

De jood moet nog maar even blijven

  • Gepubliceerd op: 12 september 2000
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    P.W. Klein

Waarom kan de een wel en de ander niet zijn lot in eigen handen nemen? De geschiedenis is vol raadsels, concludeert P.W. Klein. Aan de hand van een speurtocht naar het verleden van de families Roet en Klein belicht hij de tragische geschiedenis van de twintigste eeuw. In aflevering zes: Dankzij een van zijn uitvindingen wordt de deportatie van accountant Isaäc Roet drie maanden uitgesteld.


Mijn kennis van de joodse mens Isaäc Roet – geboren in 1891, vergast in 1944 – is en blijft beperkt en onvolkomen, hoezeer ik mij ook inspan het spoor van hem en zijn tijd te volgen en zo mogelijk te begrijpen. Ooit was hij begonnen als diamantwerker. Weldra was hij, ook zonder geëigende vooropleiding, accountant. Hoe kwam hij aan zijn talenkennis? Ik weet het niet. ‘Es ist mit der Möglichkeit zu rechnen, dass der Beruf des Buchhalters in einer nicht so weit entfernten Zukunft fast gar nicht mehr bestehen wird’, hield hij zijn gehoor voor. ‘Anstelle dessen kommt – man möge es bedauern oder nicht – der Buchhalter Maschinist!’ Vlekkeloos legde hij in de taal van zijn latere moordenaars uit waarom weldra ook de middelgrote en kleine bedrijven zouden overschakelen op mechanisch boekhouden, al zouden ze dat wel uitbesteden. Daartoe in staat gesteld door een bonte verscheidenheid van Buchungsmaschinen zouden gespecialiseerde loonbedrijven dat werk in de nabije toekomst van hen gaan overnemen. Zoals dat nu al in de fabriek gebeurde zou daarbij ook op kantoor de handarbeid voor de machine moeten wijken. Isaäc sprak op het eerste ‘echte’ internationale accountantscongres, dat in 1926 te Amsterdam is gehouden. In 1904 was er in het Amerikaanse St. Louis ook al eentje gehouden maar daar waren slechts vier landen – waaronder Nederland – vertegenwoordigd geweest. In Amsterdam gaven daarentegen achttien landen acte de présence. Het Nederlandse accountantwezen had zijn internationaal aanzien niet duidelijker kunnen bewijzen. Wie praat er nou toch steeds maar weer van de Nederlandse achterlijkheid in het Interbellum?
        Terwijl Isaäcs leermeester Limperg op het congres indruk maakte met zijn baanbrekend vertoog over de verantwoordelijkheid van de accountant – het kreeg in beroepskring bekendheid als de ‘leer van het gewekte vertrouwen’ – sprak zijn leerling zich uit op het fonkelnieuwe gebied van scientific management. Zakelijk en deskundig zette Roet zijn woorden kracht bij met beknopte verwijzingen naar de hypermoderne Elliot-Fisher- machine en het Goerd-Lud-stelsel. Hij vond ze toch niet helemaal volmaakt. Tevergeefs probeerde ik erachter te komen waarover hij het nu precies had. Zijn gehoor wist dat kennelijk wel.
        Hij oogstte applaus. De voorzitter van de sectie Accounting Machines was zo onder de indruk dat hij boek en boekhouder beide op sterven na dood verklaarde. In werkelijkheid behoorde de simpele boekhouderij toen al tot het verleden. De moderne bedrijfsadministratie was aan zijn onstuitbare opkomst begonnen. De accountant Isaäc Roet was een van haar vurigste apostelen. Hij had zich al in 1923 bij zijn advisering aan Saal van Zwanenberg van Organon laten kennen als deskundige op het gebied van de financiële en commerciële bedrijfsorganisatie. Tot zijn aanbevelingen behoorde het inrichten van de verkooporganisatie in aparte afdelingen, de scheiding van klein- en grootbedrijf, het opsplitsen van kostenplaatsen en kostensoorten, het vereenvoudigen van de financiële administratie, het vergroten van de efficiency en dergelijke zaken meer.

Baanbrekende denkbeelden        
Waar haalde Roet zijn voor destijds baanbrekende denkbeelden vandaan? Wat tegenwoordig scientific management heet stond toen nog te boek als taylorisme. Dat was een omstreden stelsel uit het begin van de eeuw om te besparen op de kosten van fabrieksmatige arbeid. Dat gebeurde door middel van tijd- en bewegingsstudies om met hulp van de stopwatch overbodige werkhandelingen uit te schakelen. Training en bewerktuiging van handarbeiders moesten er vervolgens voor zorgen dat het handwerk aan de lopende band werd gereduceerd tot machinale routine. Zo gezien was dit met wetenschappelijke precisie bedreven industrial engineering anno 1920 vooral een zaak van een handjevol bedrijfsingenieurs en een enkele bedrijfspsycholoog. Wat had de accountancy, zelf nog nauwelijks de kinderschoenen ontgroeid, er mee van doen? De idee dat het Taylor-systeem in beginsel ook op kantoor en niet in de laatste plaats binnen de boekhouding bruikbaar was, kwam hier net als in de Verenigde Staten tijdens de Eerste Wereldoorlog in omloop. Dat was waarschijnlijk geen toeval. Het kantoor had zich hier te lande pas tegen het einde van de negentiende eeuw in vele bedrijfstakken als afzonderlijke werkplaats afgesplitst van de gezins- en woonhuishouding. Dat ging sedertdien gepaard met schaalvergroting en het gebruik van nieuwe technische hulpmiddelen, als schrijf-, kopieer- en stencilmachines. Eenvoudige rekenmachines en uiteenlopende kaartsystemen hadden al bij het aanbreken van de oorlog hun intree gedaan. De idee dat ook de kantoorarbeid via een wetenschappelijke aanpak en mechanisatie tot routineus handelen kon worden gereduceerd kwam dus niet uit de lucht vallen. Het boekhouden en de bedrijfsadministratie boden daartoe zeker de mogelijkheid. Accountants, zo schreef het Maandblad voor het Boekhouden in 1915, waren bij uitstek de efficiency engineersvan de boekhouding. De jonge accountant Roet, die zijn examen in hetzelfde jaar aflegde, vatte dat heel letterlijk op. Het verwondert daarom niet dat hij zich aansloot bij het groepje ingenieurs en accountants, dat via het tijdschrift Administratieve Arbeid. Maandblad voor rationeele werkmethoden de aanzet heeft gegeven tot de oprichting van het Nederlands Instituut voor Efficiency (NIVE) in 1925. Het NIVE ontpopte zich weldra als de vaandeldrager van het scientific management bij uitstek.
        Toch liet Isaäc zich niet alleen leiden door de grauwe theorie. Een andere inspiratiebron was de praktijk waarvan hij rechtstreeks en onrechtstreeks heel goed op de hoogte was. Toen hij als accountant voor korte tijd in dienst trad bij het bankwezen viel hij er, net als zijn jongere broer Sam, met de neus in de boter. De laatstgenoemde kwam terecht in het Mekka van de kantoormechanisatie, het jonge Amsterdamse filiaal van de Rotterdamsche Bankvereeniging (ROBAVER). Hij bleef er tot na de Tweede Wereldoorlog als procuratiehouder aan verbonden. Tijdens de jaren twintig droeg Sam er zeer actief bij tot de spectaculaire mechanisatie van de bedrijfsadministratie. Gezien de nauwe relatie gebeurde dat ongetwijfeld in broederlijke samenspraak met Isaäc. Het Amsterdamse filiaal groeide het Rotterdamse hoofdkantoor al gauw boven het hoofd. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog rezen de activiteiten er dankzij de willige markt en effectenhandel de pan uit. De financiële transacties explodeerden, de winsten, de lonen en de kosten ook. De personeelssterkte van 250 man in 1913 was zeven jaar later toegenomen tot bijna het zesvoudige. De ROBAVER fungeerde als koploper van de kantoormechanisatie.

Nederlandse achterlijkheid?
In een propagandafilm uit 1922 pronkte de bank met zijn eigen telefooncentrale, zijn buizenpost, zijn fotokopieerapparaat, zijn carbonpapier, zijn schrijf-, geldtel-, reken-, adresseer- en dicteermachines. Maar het grootste deel van de film was gewijd aan zijn grandioze ponskaartapparatuur voor gegevensverwerking. Ponskaart en ponsmachine! Voorloper van de elektronische computer! Factor, product en exponent van de tijd! Uitgevonden in 1801. Vervolmaakt door de ingenieur Herman Hollerith om de kosten te drukken van de Amerikaanse volkstelling van 1890. Dat lukte wonderwel. Hij maakte gebruik van kartonnen kaarten met kolommen en hokjes, waarin overeenkomstig een bepaalde code min of meer handmatig gaatjes moesten worden geprikt. Dat maakte de systematische opslag mogelijk van grote hoeveelheden cijfers, letters of tekens die vervolgens in een mum van tijd groepsgewijs en voor telkens uiteenlopende doeleinden via zogeheten ponsmachines verwerkt werden. Hollerith rook winstkansen en stichtte zijn eigen onderneming. Thomas J. Watson sr. – stereotype van de Amerikaanse business tycoon – maakte er in 1924 de International Business Machines Corporation van. Het mechaniseren van kantoorarbeid was nu een ware rage, in Europa zelfs nog méér dan in de Verenigde Staten – en nérgens meer dan in Nederland. ‘Little Holland became an important unit in the computing world ‘, merkte de geschiedschrijver van IBM op. Wie praat er nou toch steeds maar weer van de Nederlandse achterlijkheid in het Interbellum? De religieuze pacifist en mecenas Watson (naar aanleiding van de jodenvervolging zou hij zijn Duitse onderscheiding terugzenden; de orde van Oranje- Nassau behield hij) stichtte in Amsterdam de Watson Bedrijfsmachine Maatschappij N.V. als Nederlands alleenvertegenwoordiger van de IBM.
        In een poging aan de deportatie van joden te ontsnappen zou Isaäc zich in het najaar van 1943 onder andere tot deze onderneming wenden. Hij zocht en kreeg er voorspraak voor een vinding, die min of meer tot het werkgebied van de IBM behoorde en waarop hij al in 1934 octrooi had gekregen. Sedertdien had hij in de door hemzelf ingerichte werkplaats en met een ingehuurde werkkracht voortdurend geprobeerd zijn vinding te verbeteren. De accountant Roet had zich tijdens de jaren dertig warempel ontpopt als professioneel uitvinder! Zelfs de Duitse Verwalter van het Amerikaanse bedrijf was onder de indruk en sprong in 1943 voor hem in de bres: ‘Der Jude Roet hat eine Methode gefunden beim Hollerithverfahren die Handarbeit des Lochens der Hollerith-Karten durch eine Mechanische Arbeitsweise zu ersetzen.’ Daar had de Gruppe Maschinelles Berichtwesens van de Reichsminister für Bewaffnung und Munition, zo meende hij, veel belang bij. Wie zou daarbij niet wrang willen parafraseren op het woord van Gotthold Ephraim Lessing, die leefde in de tijd toen het Duitse volk volgens het bekende gezegde nog uit dichters en denkers bestond: de jood heeft zijn ‘Schuldigkeit’ nog niet gedaan, de jood moet nog maar even blijven. De Verwalter dacht aan een maand of drie. Mijn deskundige zegsman, Onno de Wit, die ik de benodigde gegevens ter beoordeling had voorgelegd, schreef mij in juni 1999 dat het ging om wat vele jaren later ‘integrated data processing’ heette. Dat is uit het huidige bedrijfsleven niet weg te denken. Isaäcs vinding lag daarbij op het gebied van machinaal lezen maar heeft de tekentafel toch nooit verlaten. Zij kwam op het verkeerde moment. Isaäc, die kennelijk als door de wol geverfde uitvinder uitstekend op de hoogte was van de meest geavanceerde technologie uit zijn tijd, probeerde feitelijk een koppeling van de mechanische aan de elektronische televisie. Hij is er te vroeg mee gekomen want voorlopig ontbrak allerlei aanvullende apparatuur. Of was hij zijn tijd vooruit? Ik moet dat nog maar eens bekijken en nader uitleggen. De zoektocht gaat verder.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.