Home De Jaren van het Lood

De Jaren van het Lood

  • Gepubliceerd op: 14 november 2019
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Aart Heering
De Jaren van het Lood

Vijftig jaar geleden begon in Italië een golf van aanslagen. Terroristen van zowel links als rechts voerden acties uit die honderden mensen het leven kostten en meer dan duizend van hen verwondden. Tegenwoordig is het rustiger. De Italiaanse staat heeft met succes een tegenoffensief ingezet.

 

In de middag van 12 december 1969, om 16.37 uur, slaat een springlading van zeven kilo trotyl een diep gat in de vloer van de Banca Nazionale dell’Agricoltura, de boerenleenbank aan het Piazza Fontana in hartje Milaan, pal naast de Dom. De tijdbom is verstopt in een koffer onder de grote achthoekige tafel midden in de hal, die op dat moment vol staat met klanten die in de dagen voor kerst nog wat geldzaken te regelen hebben. Veertien van hen zijn op slag dood en van de 91 gewonden sterven er in de volgende dagen nog drie.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Binnen een uur volgen drie explosies in het centrum van Rome, waarbij twaalf gewonden vallen, terwijl een tweede bom in Milaan, geplaatst op het drukke plein voor het Scala-theater, niet afgaat. Het is duidelijk een goed voorbereide aanval op de Italiaanse staat en zijn burgers.

Maar wie zit erachter? De aanslagen worden niet opgeëist; de aanvankelijke zekerheid van de autoriteiten dat dit het werk is van linkse extremisten blijkt op niets gebaseerd. Pas meer dan dertig jaar later komt definitief vast te staan dat neofascisten de daders waren.

Nachtmerrie

De strage (slachtpartij) di Piazza Fontana, de eerste grote naoorlogse terreuractie in Italië, wordt een halve eeuw na dato gezien als een beslissende breuk in de recente Italiaanse geschiedenis. In het Milanese bankfiliaal kwam een einde aan de optimistische naoorlogse periode van de miracolo economico (het Italiaanse Wirtschaftswunder) en betrekkelijke politieke stabiliteit. Er volgde een vijftien jaar durende nachtmerrie van aanslagen, overvallen en ontvoeringen, van verbijstering, angst en woede, van wegblokkades, arrestaties en schietpartijen. Daarbij vielen meer dan 400 doden en ruim 1000 gewonden.

De periode is daarom de geschiedenis in gegaan als die van de Anni di Piombo, de Jaren van het Lood. De term is afkomstig uit Duitsland, waar in diezelfde jaren de Rote Armee Fraktion huishield. Maar een belangrijk verschil met Duitsland was dat in Italië zowel linkse als rechtse extremisten tegen elkaar op boden in een steeds heftiger geweldsspiraal. Die toestand was een indirecte erfenis van de laatste oorlogsjaren, toen Noord- en Midden-Italië verscheurd raakten in een burgeroorlog tussen voornamelijk linkse partizanen en fascistische vrijkorpsen, tegen de achtergrond van een Duitse bezetting en een langzame geallieerde opmars.

Zowel rechtse als linkse extremisten lieten zich inspireren door dit oorlogsverleden. Waarbij de eersten het fascistische regime idealiseerden en de laatsten zichzelf beschouwden als voortzetting van het antifascistisch verzet.

Explosieve situatie

Na de oorlog vonden communisten en fascisten een politiek thuis in respectievelijk de Partito Comunista Italiano en de Movimento Sociale Italiano (Italiaanse Sociale Beweging). De MSI was formeel geen voortzetting van de inmiddels verboden fascistische partij, maar in haar naam weerklonk die van de Repubblica Sociale Italiana, de fascistische rompstaat in Noord-Italië in de laatste oorlogsjaren.

Daarnaast vormden zich clubs van ongeduldige jongeren, die de parlementaire gezeglijkheid van de oude garde niet langer pruimden en steeds verder radicaliseerden. Op rechts ontstonden de neofascistische groeperingen Ordine Nuovo (ON) en Avanguardia Nazionale (AN), terwijl uiterst links zich organiseerde in arbeideristische bewegingen als Lotta Continua en Potere Operaio.

In de loop van de jaren zestig werd de situatie explosief. Werknemers eisten een groter aandeel in de nieuw verworven welvaart en studenten kwamen op voor de democratisering van het onderwijs. Tegelijkertijd was het gevaar van een rechtse coup nooit ver weg. Doorslaggevend voor de ontwikkeling richting terrorisme waren de studentenopstand van 1968, die in Italië bijzonder intensief werd beleefd, met bezettingen van bijna alle Italiaanse universiteiten, veldslagen met de politie en knokpartijen tussen linkse en rechtse jongeren; en de zogeheten autunno caldo (hete herfst) van 1969 – een lange reeks van stakingen, demonstraties en bedrijfsbezettingen in de grote industrieën in het noorden. Voor linkse extremisten was dit het teken dat de grote socialistische revolutie op uitbreken stond, voor uiterst rechts dat dit hoe dan ook voorkomen moest worden.

Rood versus zwart

Beide groepen waren inmiddels bereid om daarvoor ook geweld te gebruiken, met één belangrijk verschil. Linkse terroristen gingen uit van de gedachte dat ‘rode terreur’ noodzakelijk was om een impuls te geven aan de proletarische opstand. Daarom zochten zij hun slachtoffers zorgvuldig uit onder typische vertegenwoordigers van de burgerlijke staat, zoals politiemensen, rechters, politici en journalisten van de toenmalige main stream media.

De rechtse terroristen was het er daarentegen om te doen een atmosfeer van angst en onzekerheid te scheppen en zo de komst van een autoritair regime te rechtvaardigen. Ze pleegden lukrake aanslagen, waarbij zo veel mogelijk slachtoffers werden gemaakt. In tegenstelling tot hun rode concurrenten eisten de zwarte terroristen hun acties dan ook meestal niet op.

In de jaren na 1969 volgden nog eens zes geruchtmakende bomaanslagen van neofascistische signatuur – op treinen, pleinen en kazernes van carabinieri – met als climax die op het Centraal Station van Bologna, dat in de ochtend van 2 augustus 1980 in puin werd gelegd door een lading van 23 kilo springstof. Bij de ontploffing vonden 85 mensen – passagiers, toeristen, voorbijgangers – de dood en raakten er 200 gewond.

Nietsontziend

In augustus 1970 kwamen een kleine honderd extremisten, afkomstig uit het studentenverzet, de vakbeweging en buitenparlementair links, bij elkaar in een restaurant in Reggio Emilia voor de oprichting van de Brigate Rosse, de Rode Brigades, die de beruchtste en langst levende terroristische organisatie van Italië zouden worden. Aanvankelijk beperkten de BR zich tot vernielingen in fabrieken en kortstondige ontvoeringen van ondernemers, die vervolgens gefotografeerd werden voor de algauw beruchte vlag met de vijfpuntige ster en de woorden BRIGATE ROSSE.

Linkse aanslagplegers treffen vooral politiemensen, rechters en politici

In 1974 kwam de leiding in handen van Mario Moretti, een nietsontziende doener die van de BR een geoliede moordmachine maakte. Zijn idee van de ‘frontale aanval op de burgerlijke staat’ bestond uit weinig anders dan de fysieke eliminatie van diens vertegenwoordigers. Na een tiental gambizzazioni (schoten in het been, naar het voorbeeld van de IRA) van politici en rechtse journalisten volgde een lange reeks gerichte moordaanslagen, waarbij uiteindelijk 128 dodelijke slachtoffers vielen: politieagenten, carabinieri, rechters, politici en industriëlen.

Aldo Moro

Hun hoogtepunt bereikten de BR met de ontvoering van Aldo Moro, voorzitter van de Democrazia Cristiana en oud-premier. Het doelwit was zorgvuldig gekozen: Moro werkte aan een akkoord tussen christen-democraten en communisten, en dat was wel het laatste wat de BR wilden. Op de ochtend van 16 maart 1978 overviel een BR-commando Moro en zijn escorte bij het verlaten van zijn woning. Zijn vijf begeleiders werden daarbij met mitrailleurs en pistolen afgemaakt.

In de 55 traumatische dagen die volgden werd de politicus gevangengehouden en verhoord in een tot ‘volksgevangenis’ uitgeroepen pand in Rome. Van dag tot dag werden de media op de hoogte gehouden door communiqués en telefoontjes van de BR en boodschappen van Moro zelf. In ruil voor zijn leven eisten de BR de vrijlating van dertien gevangen terroristen, maar de regering van Moro’s partijgenoot Giulio Andreotti weigerde elke vorm van onderhandeling. Op 9 mei kreeg Moro’s secretaris telefonisch het bericht dat diens lijk gevonden kon worden in een rode Renault 4, geparkeerd in het centrum van Rome.

De ontvoering van Moro, die de BR wereldwijd berucht maakte, werd ook het begin van hun neergang. Praktisch gezien was er niets mee bereikt, en de koelbloedige moord ging ook veel voormalige sympathisanten te ver.

Naast de BR en de neofascistische AN en ON was in de jaren zeventig nog een zwerm andere terroristische bendes actief met acties die zeker niet minder heftig waren dan die van de grotere organisaties.

Geslaagd tegenoffensief

Ondertussen zette de Italiaanse staat de tegenaanval in. In 1978 werd een speciale antiterrorismebrigade opgezet onder leiding van generaal Carlo Alberto Dalla Chiesa (die in 1983 door de Siciliaanse maffia zou worden vermoord) met vergaande bevoegdheden en weinig zachtzinnige methoden.

Minstens zo belangrijk was de invoering – in februari 1980 – van een wet die verklikkers de mogelijkheid bood op aanzienlijke strafkortingen. Deze maatregel, die ook in de strijd tegen de Cosa Nostra effectief is gebleken, leidde algauw tot honderden arrestaties van zowel rode als zwarte terroristen.

De gedecimeerde BR bleven nog moorden tot 1988, toen vanuit de gevangenis de voormalige leiding formeel de ontbinding van de beweging aankondigde. Helemaal afgelopen was het toen nog niet, want tussen 1999 en 2003 pleegde een kleine groep fanatici onder de naam Nuove Brigate Rosse nog vier politieke moorden. Ook deze bende werd opgerold, waarmee het hoofdstuk BR lijkt afgesloten.

Monumenten en opschriften in heel Noord- en Midden-Italië herinneren aan de slachtoffers van het terrorisme (in het zuiden worden vooral maffiadoden zo herdacht). Aan het leed van de nabestaanden komt nooit een eind, maar de dreiging is afgewend. De antiterrorismewetgeving heeft gewerkt. Linkse en rechtse terroristen zijn gepakt en tot lange celstraffen veroordeeld.

Verreweg de meeste daders hebben de zinloosheid van hun ondernemingen ingezien en gewapende actie is ook voor politiek extremisten geen serieuze optie meer, met uitzondering van een minuscuul groepje anarchistische diehards dat af en toe nog eens een bommetje afsteekt voor een politiekantoor of rechtse boekhandel. Weliswaar zijn er nog steeds groeperingen actief als Casa Pound en Forza Nuova, die openlijk teruggrijpen op het regime van Mussolini, maar het is niet gelukt een atmosfeer van angst te creëren, en tot een autoritaire staatsgreep is het evenmin gekomen. Italië heeft de Jaren van het Lood overleefd.

Aart Heering is historicus en journalist in Rome.

Kader: De meesten hebben spijt

In totaal zijn in Italië sinds 1969 circa 6000 personen gearresteerd op verdenking van terrorisme: 4000 van links, een kleine 2000 neofascisten en een handjevol anarchisten. Voor een deel gaat het daarbij om sympathisanten, maar ook om een aanzienlijk aantal actieve leden van terroristische bendes. De BR telden naar schatting zo’n 900 leden, naast nog eens 200 à 300 aanhangers van de linkse Prima Linea en een paar honderd rechtse extremisten. Van hen zitten er nu nog 54 gevangen: 43 mannen en 11 vrouwen.

De meesten hebben afstand genomen van de gewapende strijd en krijgen regelmatig verlof, maar elf irreducibili (onbuigzamen) weigeren elke dialoog met de overheid en zijn sinds de jaren tachtig de gevangenis niet uit geweest.

Anderen, zoals BR-ideoloog Renato Curcio en de rechtse terroriste Francesca Mambro, hebben hun straf uitgezeten, doen maatschappelijk werk en geven af en toe interviews. Tientallen Italiaanse terroristen zijn uitgeweken naar het buitenland, vooral naar Frankrijk, vanwaar zij tot 2002 niet werden uitgewezen. In totaal 36 terroristen zijn nooit gepakt.

Kader: Inlichtingendienst beschermde neofascisten

Na de aanslag van Piazza Fontana wisten de Italiaanse inlichtingendiensten het meteen: dit was het werk van linkse extremisten. Een kleine honderd van hen, met name anarchisten, werd opgepakt en er werden getuigen gezocht om de stelling te bevestigen. Getuigenissen die niet in het beeld pasten, zoals die van een verkoopster die de tas waarin later de bom werd verpakt had verkocht aan een man wiens signalement overeenkwam met dat van de ON-topman Franco Freda, werden genegeerd.

De toenmalige directeur van inlichtingendienst SID, generaal Gianandelio Maletti, heeft jaren later bevestigd dat de Italiaanse diensten, in samenwerking met de CIA, de rechtse extremisten de hand boven het hoofd hielden. Pas in 2005 zijn Freda en zijn kompaan Giovanni Ventura schuldig verklaard, maar niet veroordeeld, omdat zij in een eerder proces al waren vrijgesproken. Ook bij de latere bomaanslagen is er steeds weer sprake van militairen, politie en geheime diensten die valse sporen uitzetten om de verantwoordelijkheid bij linkse extremisten te leggen. Een van de onbeantwoorde vragen van de recente Italiaanse geschiedenis is dan ook in hoeverre de zwarte terroristen het werktuig waren van andere krachten.

Kader: Veel vragen over Moro

De ontvoering van Aldo Moro is nog altijd met raadselen omgeven. Hoe kon de schuilplaats van de BR acht weken lang onontdekt blijven? Waarom werden tips die ernaartoe leidden genegeerd? Waarom werden de telefoonlijnen naar kranten waarheen de BR belden niet afgetapt? Wat deed een hoge inlichtingenofficier vlak tevoren op de plaats van de ontvoering? Waarom kwamen verbalen van de ‘verhoren’ van Moro, waarin deze onder meer de geheime militaire organisatie Gladio ter sprake brengt, pas na twaalf jaar boven water? Waarom weigerde de regering-Andreotti elke vorm van onderhandeling, terwijl drie jaar later wel werd onderhandeld voor de vrijlating van de door de BR gekidnapte christen-democraat Ciro Cirillo? Een populaire theorie is dat er bewust werd aangestuurd op het tragische einde van een ongemakkelijk geworden politicus, maar bewezen is dat niet.

Kader: Populisme in plaats van terreur

Het Italiaanse terrorisme heeft plaatsgemaakt voor populisme, fysiek geweld voor verbaal geweld. Maar het politieke debat is nog altijd uiterst grimmig, met ‘fascist’ en ‘communist’ als grif gebruikte scheldwoorden. De neofascistische onderstroom komt aan de oppervlakte in bewegingen als Casa Pound en Forza Nuova. Linkse extremisten, krakers en black block laten zich regelmatig gaan in vernielingen en vechtpartijen met de politie, die zich evenmin onbetuigd laat. Zwaarbewapende ordetroepen zijn een bekend verschijnsel in het straatbeeld. Tegelijk is Italië de afgelopen jaren gevrijwaard gebleven van aanslagen van jihadisten. Ook dat wordt in verband gebracht met de ervaringen opgedaan in de strijd tegen het binnenlands terrorisme.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 12 - 2019