Historisch Nieuwsblad, de Volkskrant en Andere Tijden presenteren de eerste Geschiedenismonitor. Jaarlijks wordt een representatieve groep Nederlanders gevraagd naar hun kennis van de vaderlandse geschiedenis. Ook beantwoorden zij een aantal vragen, die hun mening polsen over zaken die te maken hebben met onze nationale identiteit.
Aan de Geschiedenismonitor 2008 hebben 1069 Nederlanders meegedaan. Zij weten niet voldoende van de historische Canon van Nederland; de gemiddelde score was een 5,2. Verder zijn deze Nederlanders trots op hun waterwerken en schamen ze zich voor de slavenhandel. De naoorlogse immigratie is een historische vergissing, vindt meer dan de helft van de ondervraagden; lidmaatschap van de Europese Unie een goede zet.
DEEL 1: KENNISONDERZOEK
Kennis van de Canon: een 5,2
De representatieve groep Nederlanders die meedeed aan de Geschiedenismonitor 2008 gaf allereerst antwoord op twintig schriftelijke kennisvragen. De meerkeuzevragen zijn opgesteld in samenspraak met drie (ex-)hoogleraren in de geschiedenis: Hans Blom, James Kennedy en Niek van Sas. Ze zijn gebaseerd op de Canon van Nederland, die is ontworpen door de commissie-Van Oostrom, in opdracht van het ministerie van Onderwijs. Daar staat in wat elke Nederlander over zijn geschiedenis zou moeten weten. De Canon is ontworpen voor het basisonderwijs; vanaf september 2009 behoort hij tot de verplichte lesstof.
Op slechts tien vragen geeft meer dan 50 procent van de respondenten het juiste antwoord. Zo weet maar 48 procent dat Hugo de Groot in 1621 per boekenkist uit slot Loevestein ontsnapte. Als de vraag wordt gesteld welke van vier Nederlandse dagbladen tijdens de Tweede Wereldoorlog een verzetskrant was, geeft 46 procent het goede antwoord: Trouw. Maar liefst 36 procent denkt dat de Volkskrant illegaal was in de oorlog. Verder weet 54 procent van de Nederlanders niet welke eeuw bekendstaat als de Gouden Eeuw.
Op slechts zes vragen geeft meer dan 60 procent van de respondenten het goede antwoord. Zo weet 89 procent wie de Vader des Vaderlands was. Een ouderwetse schoolboekenvraag als ‘Door wie werd Bonifatius vermoord?’ wordt door 64 procent goed beantwoord. Ook weten de respondenten relatief veel van thema’s die passen in het maatschappelijk bewuste geschiedenisonderwijs van de laatste decennia. Zo wijst 61 procent Aletta Jacobs correct aan als de eerste vrouw aan een Nederlandse universiteit, vergist 78 procent zich niet als wordt gevraagd in welke taal Anne Frank haar dagboek schreef, en kent 85 procent Max Havelaar als een boek dat zich afspeelt in Nederlands-Indië.
Een thema dat de afgelopen jaren vaak in de belangstelling heeft gestaan, is geweest, is de slavenhandel. Dit heeft geleid tot een gevoel van nationale schaamte, dat zich uit in de neiging om de Nederlandse misdaden te overdrijven. Op de vraag hoe groot het aandeel van Nederland was in de totale wereldhandel in slaven, geven de meeste respondenten een te hoge schatting: 41 procent kiest voor 26 procent, 27 voor 53 procent, en 11 procent voor 78 procent. Het goede antwoord is 5 procent, gekozen door 21 procent van de respondenten.
Liefst 69 procent van de ondervraagden kan de 15de vijftiende-eeuwse schilder Jeroen Bosch niet in de tijd plaatsen, en 61 procent heeft nog nooit gehoord van Eise Eisinga, de bouwer van het planetarium in Franeker. Ook hebben de meeste respondenten (83 procent) geen idee sinds welke eeuw Nederland een koninkrijk is.
Techniek
Mannen scoren in de Geschiedenismonitor een punt hoger dan vrouwen: een 5,6 tegenover een 4,6. Het sekseverschil is het grootst bij vragen over oorlog, techniek en economie. Zo weet 61 procent van de mannelijke respondenten wat er wordt verstaan onder de politionele acties, tegen 37 procent van de vrouwen. De vraag tussen welke plaatsen de eerste spoorverbinding liep, wordt door 65 procent van de mannen goed beantwoord. Bij de vrouwen is dat 46 procent.
Het gemiddelde rapportcijfer van de autochtone respondenten is slechts 0,3 punt hoger dan dat van de allochtone. Wel geldt: hoe ouder, hoe meer historische kennis. De groep 16- tot 34-jarigen scoort het laagst: een 4,4. De winnaars zijn de 65-plussers, alhoewel hun 6,0 ook niet om over naar huis te schrijven is.
Zij kunnen bij een aantal vragen terugvallen op hun persoonlijke herinnering. Ook ‘ouderwetse’ vaderlandse geschiedenis over bijvoorbeeld Bonifatius en Hugo de Groot zit er bij de oudere generaties het best in.
Er zijn echter uitzonderingen. Zo weet slechts 25 procent van de bejaarde respondenten dat het pamflet Aan het volk van Nederland afkomstig was van de Patriotten. Bij de jongeren is dat 27 procent. Verder weet 51 procent van de 16- tot 34-jarigen dat Nederland tussen 1588 en 1795 een republiek was, tegen 44 procent van de 50- tot 64-jarigen. Op het gebied van staatkundige geschiedenis scoren de jongeren dus relatief goed.
Kijkend naar de laatst genoten opleiding scoren personen mensen met een mbo-opleiding het laagst: een 4,7. Maar zelfs de universitair geschoolden halen niet hoger dan een 6,1, terwijl iedere basisschoolleerling binnenkort geacht wordt het antwoord op deze vragen te weten.
De conclusie moet luiden dat het slecht gesteld is met de kennis van de Nederlandse geschiedenis. Dat geldt voor álle Nederlanders, of ze nu man of vrouw, autochtoon of allochtoon, minder hoog of hoog geschoold, jong of oud zijn. Het is dus toe te juichen dat Den Haag heeft besloten de canon van Nederland verplicht te stellen voor het basisonderwijs.
Om ook de huidige generaties vanaf 16 jaar enige kennis van de Nederlandse geschiedenis bij te brengen, is echter meer nodig. Schrijvers, journalisten en musea zullen beter hun best moeten doen om het verleden aantrekkelijk en toegankelijk te presenteren, waarbij de canon van Nederland als leidraad kan dienen.
De eerste initiatieven zijn al genomen: er komt een Nationaal Historisch Museum – al zou dat zich gezien de uitkomst van dit onderzoek niet moeten beperken tot kinderen en volwassenen met weinig museumervaring – en in oktober zendt de publieke omroep de documentaireserie Verleden van Nederland uit. Om de effecten hiervan te meten, zal de Geschiedeniskrant de Geschiedenismonitor volgend jaar herhalen.
Reactie Canon-ontwerper Frits van Oostrom
‘Deze enquête bevestigt inderdaad nut en noodzaak van een elementaire canon als verplichte kost in het onderwijs. Ik ben ervan overtuigd dat de score nog slechter was geweest als de vragen niet in meerkeuzevorm zouden zijn gesteld.
Dat men Eise Eisenga niet kent, was bijna de bedoeling van de Canoncommissie – hij was niet in de laatste plaats gekozen als de spannende dark horse in de manege van de canon. Het enige wat ik echt schokkend vind: dat zo velen niet weten welke eeuw van goud was. Verder bevestigt de enquête een paar dingen die we wel dachten: jongeren weten minder dan ouderen, ondanks hun betere geheugen. En autochtonen weten niet substantieel meer dan allochtonen.’ (PG)
DEEL 2: OPINIE-ONDERZOEK
‘Toelaten immigranten was fout’
De Geschiedenismonitor onderzoekt zowel het kennisniveau van de Nederlandse bevolking als haar opinie over nationale identiteit. De 1069 Nederlanders die deelnamen aan de Geschiedenismonitor beantwoordden hierover tien vragen.
Nederlanders zouden trotser moeten zijn op hun verleden. Dat vindt 76 procent van de respondenten. Ook is 66 procent van mening dat prinses Máxima ongelijk heeft wanneer zij zegt dat de Nederlandse identiteit niet bestaat.
Op de vraag op welke gebeurtenis uit het verleden Nederland trots kan zijn, antwoordt 23 procent van de respondenten spontaan: de waterwerken. Op de tweede plaats komt de Gouden Eeuw, die door 10 procent spontaan wordt genoemd. Derde staat, met 7 procent, de Tweede Wereldoorlog – met name het verzetswerk.
De deelnemers respondenten is ook gevraagd zelf aan te geven voor welke gebeurtenis Nederland zich zou moeten schamen. Ten opzichte van soortgelijke onderzoeken die Historisch Nieuwsblad deed in 2000 en 2004 zijn meer Nederlanders zich gaan generen voor de slavenhandel. In 2000 werd deze episode door 7 procent van de respondenten genoemd, en in 2004 was dat 16 procent. In de nieuwe monitor staat de slavenhandel met 24 procent boven aan de lijst.
Het koloniaal verleden volgt met 22 procent. Op plaats drie, met 7 procent, staan de collaboratie en het gebrek aan verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Overigens schamen sommige respondenten zich voor zaken waar Nederland niets mee te maken heeft, zoals de Amerikaanse Watergate-affaire uit 1972 en de oorlog in Vietnam.
Hoewel tweederde van de respondenten ervan overtuigd is dat de Nederlandse identiteit bestaat, heeft men geen eenduidig beeld van wat die inhoudt. Op de vraag wat het belangrijkste onderdeel is van de Nederlandse identiteit, worden zeer uiteenlopende antwoorden gegeven. Het vaakst genoemd zijn tolerantie (12 procent), ‘trots zijn dat je Nederlander bent’ (9 procent), vrijheid van meningsuiting en taal (beide 7 procent). De zo typisch geachte nuchterheid wordt door 5 procent van de respondenten genoemd.
Uit de geschiedenismonitor blijkt verder dat een meerderheid van de Nederlanders vindt dat de nationale identiteit gevaar loopt door de komst van (islamitische) immigranten. Volgens 56 procent van de respondenten is de islam niet verenigbaar met de Joods-christelijke en humanistische traditie van Nederland. Deze mening leeft het sterkst bij ouderen (68 procent) en lager opgeleiden (64 procent). Van degenen die een wetenschappelijke opleiding hebben genoten, is slechts 39 procent het met de stelling eens.
Dezelfde verdeling treedt op als Nederlanders reageren op de stelling dat het toelaten van grote groepen immigranten in de jaren zeventig en tachtig de grootste vergissing is uit de naoorlogse periode. Gemiddeld is 57 procent het daarmee eens. Bij de 65-plussers is dat 70 procent, tegen de helft van de 16- tot 34-jarigen. Onder de respondenten met een mbo-opleiding onderschrijft 65 procent de stelling, tegen 38 procent van degenen die wetenschappelijk zijn gevormd. Overigens vindt ook 43 procent van de allochtone respondenten dat het Nederlandse toelatingsbeleid voor immigranten te soepel is geweest.
De respondenten is verder gevraagd of je hedendaagse populisten als Verdonk en Wilders mag vergelijken met populistische bewegingen in de jaren dertig. Oneens, antwoordt 67 procent. Veel respondenten verdedigen Wilders en Verdonk: ‘Ze zijn geen landverraders’, of: ‘We hebben vrijheid van meningsuiting.’ Eén respondent schrijft: ‘Het grote verschil is dat vroeger Nederland nog niet vol was en nu wel.’
Degenen die het met de stelling eens zijn, vinden dat Wilders en Verdonk ‘haat zaaien’ en ‘minderheden buitenspel zetten’, net zoals de NSB vroeger. Deze respondenten zijn het minst vertegenwoordigd in de leeftijdscategorie 65 jaar en ouder (29 procent). Opvallend is dat de 50- tot 65-jarigen, opgegroeid in de jaren zestig, het hardst protesteren tegen Wilders en Verdonk (36 procent).
Europese Unie
De meest opmerkelijke uitkomst van de Geschiedenismonitor 2008 is dat 56 procent van de respondenten vindt dat de toetreding van Nederland tot de Europese Unie een van de beste ontwikkelingen is van na de Tweede Wereldoorlog. Dit geldt vooral voor 65-plussers (60 procent) en 16- tot 34-jarigen (62 procent). Onder wetenschappelijk opgeleiden onderschrijft 69 procent de stelling, tegen 48 procent van de mbo’ers.
Tot slot is aan de respondenten gevraagd of elke Nederlander bereid zou moeten zijn te sterven voor zijn vaderland. Nee, zegt 82 procent. Vooral vrouwen moeten weinig hebben van dit soort heroïsme: slechts 11 procent is het met de stelling eens. Onder mannen is dat 24 procent.
Uit de geschiedenismonitor 2008 blijkt dat een meerderheid van de Nederlanders op dit moment de behoefte heeft aan een sterke nationale identiteit en een verleden waarop men trots kan zijn. Deze behoefte gaat gepaard met een wantrouwen jegens culturele invloeden van buiten. Toch hebben de Nederlanders hun open houding naar de wereld nog niet geheel verloren. Ondanks hun ‘nee’ tegen de Europese Grondwet in 2005, zijn zij nog altijd overtuigd van het nut van de Europese Unie.
Het onderzoek werd uitgevoerd in de periode van 21 tot en met 25 februari 2008 door het internetpanel van Panelclix. De resultaten werden verwerkt door IBT Marktonderzoek Amsterdam. Met dank aan Willem Melching voor zijn bijdrage aan het opstellen van de vragen, en aan Ed van Eunen die het onderzoek begeleidde.
Kennisvragen over de Canon
1. Welke eeuw staat bekend als de Gouden Eeuw?
a. 15e eeuw
b. 16e eeuw
c. 17e eeuw
d. 18e eeuw
2. Hugo de Groot ontsnapte in 1621 in een boekenkist. Waaruit ontsnapte hij?
a. Het Muiderslot
b. De Gevangenpoort
c. Slot Loevestein
d. Het Mauritshuis
3. Het boek Max Havelaar, geschreven door Multatuli, gaat over:
a. Nederlands-Indië
b. Suriname
c. de Nederlandse Antillen
d. Zuid-Afrika
4. Sinds welke eeuw is Nederland een koninkrijk?
a. 16e eeuw
b. 17e eeuw
c. 18e eeuw
d. 19e eeuw
5. Hoeveel doden vielen bij de watersnoodramp van 1953?
a. 527
b. 1.836
c. 4978
d. 10.055
6. Zet de volgende schilders in de juiste chronologische volgorde:
a. Jeroen Bosch – Rembrandt van Rijn – Karel Appel – Vincent van Gogh
b. Rembrandt van Rijn – Vincent van Gogh – Jeroen Bosch – Karel Appel
c. Jeroen Bosch – Rembrandt van Rijn – Vincent van Gogh – Karel Appel
d. Rembrandt van Rijn – Jeroen Bosch – Karel Appel – Vincent van Gogh
7. Wie is bekend vanwege zijn planetarium?
a. Simon Stevin
b. Eise Eisinga
c. Herman Boerhaave
d. Baruch de Spinoza
8. In welke taal heeft Anne Frank haar dagboek geschreven?
a. Nederlands
b. Duits
c. Hebreeuws
d. Jiddisch
9. De wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog vond plaats onder het minister-presidentschap van:
a. Joop Den Uyl
b. Willem Drees
c. Ruud Lubbers
d. Hendrikus Colijn
10. De eerste spoorlijn in Nederland werd aangelegd tussen:
a. Amsterdam en Utrecht
b. Amsterdam en Rotterdam
c. Amsterdam en Den Haag
d. Amsterdam en Haarlem
11. Wie was de eerste vrouwelijke studente die zich inschreef aan een universiteit?
a. Wilhelmina Drucker (‘Dolle Mina’)
b. Hedy d’Ancona
c. Aletta Jacobs
d. Marga Klompé
12. Welke van de volgende kranten was tijdens de Tweede Wereldoorlog een verzetskrant?
a. de Volkskrant
b. De Telegraaf
c. NRC
d. Trouw
13. Het Nederlandse aandeel in de wereldhandel in slaven was:
a. 5 procent
b. 26 procent
c. 53 procent
d. 78 procent
14. In 1848 werd de Nederlandse grondwet ingrijpend gemoderniseerd door:
a. Johan Rudolf Thorbecke
b. Herman Schaepman
c. Ferdinand Domela Nieuwenhuis
d. Abraham Kuyper
15. Welke staatsvorm had Nederland tussen 1588 en 1795?
a. Prinsdom
b. Koninkrijk
c. Republiek
d. Keizerrijk
16. Waar werd in 1959 het eerste grote gasveld ontdekt?
a. Petten
b. Dodewaard
c. Borssele
d. Slochteren
17. Door wie werd Bonifatius vermoord?
a. Hollanders
b. Zeeuwen
c. Friezen
d. Limburgers
18. Wie staat bekend als ‘Vader des Vaderlands’?
a. Karel de Grote
b. Karel V
c. Willem van Oranje
d. Koning Willem I
19. Een beroemd pamflet heet Aan het volk van Nederland. Van welke politieke beweging verkondigde dit pamflet de ideeën?
a. Patriotten
b. Prinsgezinden
c. Nationaal-socialisten
d. Indonesische nationalisten
20. Wat wordt verstaan onder de politionele acties?
a. Het oppakken van Joden in de Tweede Wereldoorlog
b. Het militaire ingrijpen van Nederland in Indonesië in de jaren veertig
c. Het harde optreden van de Amsterdamse politie tegen provo’s in de jaren zestig
d. Het ingrijpen van de ME bij krakersrellen in de jaren tachtig
Voor het opinie-onderzoek werden de volgende vragen gesteld
1.
De Nederlander moet trotser zijn op zijn geschiedenis.
– Eens
– Oneens
2.
Op welke gebeurtenis uit het verleden kan Nederland trots zijn?
3.
Voor welke gebeurtenis uit het verleden moet Nederland zich schamen?
4.
Prinses Máxima heeft gelijk wanneer ze zegt dat de Nederlandse identiteit
niet bestaat.
– Eens
– Oneens
5.
Wat is volgens u het belangrijkste onderdeel van de Nederlandse identiteit?
6.
De Islam is niet verenigbaar met de joods-christelijke humanistische traditie van Nederland.
– Eens
– Oneens
7.
Nederland is onderdeel van de Europese Unie. Dit is één van de beste ontwikkelingen van de naoorlogse geschiedenis.
– Eens
– Oneens
8.
Het toelaten van grote groepen immigranten in de jaren zeventig en tachtig is de grootste vergissing uit de Nederlandse naoorlogse geschiedenis.
– Eens
– Oneens
9.
Je mag hedendaagse populisten als Verdonk en Wilders vergelijken met populistische bewegingen uit de jaren dertig, zoals de NSB.
– Eens, omdat………………………………………………………………………………
– Oneens, omdat……………………………………………………………………………
10.
Elke Nederlander zou bereid moeten zijn te sterven voor zijn vaderland.
– Eens
– Oneens
Dit artikel is exclusief voor abonnees