Een snikkende vrouw legt haar hoofd op een houten blok, nog glibberig van het bloed. Een scherp gesuis – en tjak, de guillotine glijdt door vlees en bot. Een bloeddorstige menigte schreeuwt in triomf om nóg een hoofd van een edelman – of vrouw. In de BBC-serie The Scarlet Pimpernel redt de sullige Engelse aristocraat sir Percy Blakeney, alias de Scarlet Pimpernel, menige aristocraat van een wisse dood onder de guillotine. Hij smokkelt de edelen uit Frankrijk, waar de zonen en dochters van de Franse Revolutie huishouden onder de adel.
Honderden toneelstukken en musicals werden er gemaakt over de Scarlet Pimpernel, een creatie van de Engelse barones Orczy, en diverse keren werd haar boek uit 1905 bewerkt voor film en televisie. Ook in Frankrijk, het land van de Revolutie, werd de Scarlet Pimpernel opgevoerd. Maar, schrijft de barones in haar autobiografie uit 1947, het begrip ‘dichterlijke vrijheid’ werd daar wel heel ruim opgevat. Eén regisseur ging zelfs zover dat in geen enkele scène van het toneelstuk de guillotine mocht voorkomen. Het Franse patriottisme verdroeg de Scarlet Pimpernel niet, constateerde de barones.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Ruim vijftig jaar later is de Franse Revolutie, vooral in Frankrijk, nog steeds een historisch icoon waar eigenlijk niemand aan mag komen. Hoewel onder historici de afgelopen decennia een soms felle strijd woedde over oorsprong en nut van de Revolutie, staan veel van de mythes rond de omwenteling nog altijd fier overeind.
Dat merkten ook twee Nederlandse historica’s die zich bezighouden met de Revolutie: Caroline Hanken, bezig met een boek over émigrés – edelen die ten tijde van de Revolutie naar het buitenland vluchtten, en Annie Jourdan, universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam, van wie in januari het boek La Revolution, un exception Français? verscheen. Zij betoogt dat de Franse Revolutie niet de enige inspirator was voor de omwentelingen in andere West-Europese landen. Beiden stuitten tijdens hun onderzoek op de mythevorming rond de Franse Revolutie. En beiden weten dat het nog steeds controverse oproept als aan die verhalen wordt getornd, zowel binnen het historische vakgebied als erbuiten.
Lege schatkist
Vóór 1789 was de Franse bevolking verdeeld in drie standen: de geestelijkheid, de adel en de derde stand: de burgers en boeren. De eerste twee standen waren uitgesloten van belastingbetaling, de derde niet. Door de toename van de internationale handel ontstond binnen de derde stand een groep zelfbewuste, rijke burgers: de bourgeoisie. En die vond het steeds minder vanzelfsprekend dat zij opdraaide voor de belastingen zonder dat ze zelf iets over al dat geld te zeggen had. Daarbij kwam dat Frankrijk aan het eind van de achttiende eeuw vrijwel failliet was. De derde stand alleen kon de leeggeplunderde schatkist niet meer vullen. Pogingen van koning Lodewijk de Zestiende om ook de adel te laten betalen, stuitten op weerstand. De adel eiste in ruil daarvoor de macht terug, die haar was ontnomen tijdens het autoritaire bewind van Lodewijk de Veertiende.
De onrust was groot, zowel binnen de derde stand als onder de adel
De steun van de Nationale Assemblee groeide enorm en Lodewijk was gedwongen het orgaan te erkennen
Dat beeld is voor een groot deel onjuist, merkte Hanken. Neem de edelen die meevochten tijdens de Amerikaanse Revolutie, en daar onder de indruk raakten van de gelijkheidsidealen van de opstandelingen. Zij kwamen terug en namen die idealen mee. ‘Ze wilden niet direct de monarchie omverwerpen,’ zegt Hanken, ‘maar ze pleitten wel voor meer politieke vrijheid.’ Het bleef vooral bij discussies in de salons in Parijs, waar veel werd gesproken over economische hervormingen. ‘Politiek zoals wij die nu kennen bestond toen niet in Frankrijk. Er waren geen partijen – hoogstens hoffacties die door intriges de ministers en de koning probeerden te beinvloeden.’ Een aantal van de idealistische edelen sloot zich later aan bij de Assemblee.
Zeepbel
Maar Hanken vindt dat die onwetendheid de adel niet te verwijten was. Zij verdiepte zich in talloze memoires en dagboeken van émigrés. ‘Als je op hun niveau meeleest, van dag tot dag, dan is dat verwijt niet aan de orde. Opstanden waren niet ongewoon. Dit keer had het oproer wel een meer politiek karakter, maar er waren maar een paar edelen die het gevaar daarvan inzagen. Een gravin schreef na afloop: we kenden de term “revolutie” niet. En dat was een zeer goedgeïnformeerde dame, die bijna dagelijks sprak met de minister van Binnenlandse Zaken, die op zijn beurt weer contact had met de politiecommissaris.’
Tijdens haar onderzoek merkte Hanken dat meer van de gangbare ideeën over de Franse Revolutie niet klopten. Het beeld van ‘de’ adel versus het volk, bijvoorbeeld. ‘Er was geen sprake van “de” adel. Binnen de stand waren veel verschillende soorten edelen. Je had heel arme edelen, die bijna niet van boeren te onderscheiden waren, en heel rijke, die zich voornamelijk bezighielden met de intriges van het hof.’ En er was adel die meedeed aan de Revolutie en adel die zich er fel tegen verzette.
De idealen van de Revolutie werden onder de émigrés lang niet in alle gevallen met hoongelach ontvangen
Wat Hanken wil zeggen: edelen waren geen onmensen. Ze vatte tijdens haar onderzoek sympathie op voor de schrijvers van de memoires. Al waren er ook bij die wél voldeden aan het clichébeeld van rijken die in een zeepbel leefden. De groep van dertig edelen die naar Amerika vluchtten en daar in de wildernis een dorp stichtten, bijvoorbeeld. ‘Ze probeerden er kostte wat het kost de Franse hofcultuur in stand te houden,’ vertelt Hanken. ‘Ze bouwden zelfs een huis voor Marie-Antoinette. Die zat toen nog gevangen, maar kon dan daar wonen als ze zou worden vrijgelaten. En ze gingen ook zover dat een van de vrouwen zich vier keer per dag verkleedde, zoals ze dat aan het of ook altijd deed. Terwijl ze gewoon in een primitief houten huisje woonde.’
Klassenstrijd
De komst van de Conventie luidde de Terreur in, de periode waarin Robespierre een dictatuur leidde. Duizenden edelen en royalisten werden vermoord, onder wie Marie-Antoinette. Maar de Terreur richtte zich ook op revolutionairen. Er was weinig voor nodig om gevangengezet te worden of te worden geëxecuteerd. Aan de Terreur kwam uiteindelijk in 1794 een einde met de arrestatie en executie van Robespierre zelf. Toen in 1799 bekend werd gemaakt dat émigrés niet meer vervolgd zouden worden, huilden de edelen van vreugde, vertelt Hanken. Ze keerden zo snel mogelijk terug naar hun vaderland.
In 1799 werd bekend dat de émigrés niet vervolgd werden. De edelen huilden van vreugde en keerden zo snel mogelijk terug naar hun vaderland.
Jarenlang waren marxistische historici namelijk de belangrijkste wetenschappers die zich met de Franse Revolutie bezighielden, vertelt Hanken. Ze gebruikten de Revolutie om hun eigen ideeën over klassenstrijd te ondersteunen: ze beschouwden haar als de voorloper van de proletarische revolutie. ‘De Franse Revolutie is een soort vat waar mensen hun ideeën in kunnen gieten.’ Conservatieven brengen er hun antirevolutionaire principes in, socialisten hun geloof in de maakbaarheid van de samenleving, neomarxisten de klassenstrijd. Hoewel de ideologische en politieke opvattingen van de historicus bij elk onderwerp een rol spelen, is dat bij de geschiedschrijving over de Franse Revolutie in extreme mate het geval.
Napoleon
En dat is nu juist wat Jourdan betwist. L’Exception Français, zoals de Revolutie in Frankrijk wordt genoemd, was helemaal geen unieke gebeurtenis,’ zegt zij. ‘De patriottentijd in Nederland en de revolutie in Amerika hebben de Franse Revolutie zelfs beïnvloed.’ Deze constatering is op zichzelf niet nieuw. Maar in haar boek gaat Jourdan verder. Het onderwerp ‘mensenrechten’, bijvoorbeeld, waarvan algemeen wordt aangenomen dat het in West-Europa pas ná de Franse Revolutie op de agenda stond, was al jarenlang een veelbesproken discussiepunt. Eerst in Engeland, met de Bill of Rights, toen in Amerika en later in de Nederlandse patriottentijd.
Verlichte en ontwikkelde burgers verlangden naar meer inspraak en medezeggenschap
In haar vergelijking van de structuren van drie revoluties – de Franse, de Amerikaanse en de patriottentijd – ontdekte ze dat Frankrijk zich niet echt onderscheidde van de andere twee. Niet alleen qua ideeën. Ook de wens om andere landen te ‘bekeren’ – Europa en Canada – was bijvoorbeeld in Amerika aanwezig. Dat het de Amerikaanse revolutionairen uiteindelijk niet lukte, had geografische en militaire redenen. De Franse Revolutie ging uiteindelijk met de eer strijken, zegt de historica. En ook Napoleon, die weer zoveel kon bereiken door de enorme hoeveelheid soldaten waaruit hij kon putten.
Ook andere mythen worden onderuitgehaald door Jourdans onderzoek in correspondentie en archieven. ‘Ik wilde weten hoe het Franse volk de Revolutie ervoer. Er wordt vaak aangenomen dat het volk de Terreur steunde. Maar uit politiearchieven blijkt dat helemaal niet.’ Jourdan vertelt over een groep schoenmakers die elke dag naar de revolutionaire rechtbank ging om te kijken of deze zijn werk goed deed. Uit documenten blijkt dat ze daar zelf weinig vertrouwen in hadden. ‘Er was weinig geloof in het rechtssysteem. Als mensen werden vrijgelaten, werden ze echt in triomf rondgedragen. Dat is wel een ander beeld dan dat van een volk dat de beulen op het hoogtepunt van de Terreur met volle overgave steunde.’
De vervolging van de adel is een zwarte bladzijde in de Franse geschiedenis
De vervolging van de adel is een zwarte bladzijde in de Franse geschiedenis, die volgens Caroline Hanken te gemakkelijk wordt goedgepraat. ‘Dat vind ik ook een raar aspect aan de viering van 14 juli. Er zijn toen heel wat onschuldige mensen doodgegaan. Maar daar is geen aandacht voor. Ook al zijn er steeds meer mensen die zich daarvan bewust zijn, toch overheerst blijkbaar nog steeds het idee dat het bloedvergieten noodzakelijk was.’
Ook in Nederland, zo blijkt. In NRC Handelsblad schrijft een filmrecensent over regisseur Eric Rohmer, van de film l’Anglaise et le Duc: ‘Geschiedenisleraar Rohmer is vol afschuw over de bandeloze terreur tijdens de Franse Revolutie. Dat is wat naïef. Die leverde wel ons moderne staatssysteem op en een aanzet tot het formuleren van de rechten van de mens. Er zijn ergere uitwassen om je druk over te maken.’
La Revolution, un exception Français? door Annie Jourdan. Flammarion, euro 24,00
De laatste kinderen van Versailles. Over de Franse adel en de revolutie van 1789 door Caroline Hanken verschijnt in 2005 bij uitgeverij Augustus.
Een Nederlander bestormt de Bastille
door Remco Visschers
Het einde van de patriottentijd (1780-1787) veroorzaakte een grote vluchtelingenstroom vanuit de Republiek naar het zuiden. Duizenden patriotten sloegen vanaf september 1787 op de vlucht na een militaire interventie van Pruisen, dat het stadhouderlijk regime te hulp schoot. De patriotse ontheemden vonden een onderkomen in Frankrijk, waar zij in 1789 getuige waren van de Franse Revolutie. Volgens Joost Rosendaal, universitair docent geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, waren de Nederlandse patriotten er niet alleen toeschouwers. Rosendaal promoveerde in december 2003 op Bataven! Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk 1787-1795.
De Nederlanders die aan de vooravond van de Franse Revolutie in Frankrijk waren namen actief deel aan het revolutionaire leven, aldus Rosendaal: ‘Ze discussieerden in sociëteiten en genootschappen over misstanden in Frankrijk. Van de Parijse “Club de 1789” waren veel Nederlandse vluchtelingen lid. Ze zaten er zij aan zij met de grote namen van de Franse revolutie: Mirabeau, La Fayette, Brissot en Clavière.’
De Nederlanders die aan de vooravond van de Franse Revolutie in Frankrijk waren namen actief deel aan het revolutionaire leven
Rosendaal denkt dat de gevluchte patriotten in Frankrijk de geesten rijp maakte voor revolutie. Hij legt uit: ‘Ze benaderden Mirabeau in 1788 om een pamflet te schrijven over de patriotse zaak. Dat werd Aux Bataves sur le stadhoudérat (Aan de Bataven over het stadhouderschap), waaraan ook Nederlanders meewerkten. Mirabeaus pamflet bevatte een conceptverklaring van de universele rechten van de mens. De artikelen in dit document vertonen overeenkomsten met een patriots program uit 1785, het Leids Ontwerp.’
Rosendaal ziet hierin de invloed van de patriotten: ‘Mirabeau was later een van de grote auteurs van wat over het algemeen wordt beschouwd als de eerste verklaring van de rechten van de mens. De Déclaration des Droits de l’Homme, waar Frankrijk zo prat op gaat, is dus deels geïnspireerd op de ideeën van de patriotten.’
De activiteit van de Nederlanders bleef echter niet beperkt tot ideeën. De patriotten stortten zich ook op de revolutionaire praktijk. ‘Een bekend voorbeeld is de Amsterdammer Leendert Makketros,’ vertelt Rosendaal. ‘Deze koopman was een van de bestormers van de Bastille.’
Ten slotte konden de Franse revolutionairen profiteren van Nederlands geld. Vermogende patriotten zorgden voor de verspreiding van het revolutionaire gedachtegoed door de financiering van kranten. Rosendaal: ‘In 1793 verscheen Le Batave, een invloedrijke radicale krant. Zowel de financiers als de redacteuren van Le Batave waren Nederlanders.’
In Frankrijk is iedere hervorming een minirevolutie
door Olivier van Beemen/Parijs
Frankrijk bleef ook na de bestorming van de Bastille een revolutionair land. Terwijl Nederland sinds de Grondwet van Thorbecke in 1848 slechts nog moderniseerde via hervormingen, vonden in Frankrijk vanaf het begin van de negentiende eeuw nog acht revoluties plaats, die het land drie keer omtoverden tot Republiek (1848, 1871 en 1946), twee keer tot koninkrijk (1815, 1830), twee keer tot keizerrijk (1804, 1852) en één keer tot autoritaire staat (1940). Het zijn er zelfs tien, als men de volksopstand in 1871 in Parijs (la commune) meetelt en de massale studenten- en arbeidersopstanden in mei 1968.
En nog steeds telt de Franse samenleving talloze revolutionairen. Trotskisten en communisten kregen bij de presidentsverkiezingen van 2002 gezamenlijk bijna 15 procent van de stemmen. De radicaalste linkse partij, de Ligue Communiste Révolutionnaire, die bij die verkiezingen een score behaalde van bijna 5 procent, schrapte pas eind vorig jaar het streven naar een proletarische dictatuur uit zijn statuten. Nog regelmatig roepen dergelijke partijen, gesteund door de vakbonden, op tot algemene stakingen, een term die zeker in Nederland een soort revolutionaire bijklank heeft.
Ook bij meer gematigden bestaat de behoefte aan ingrijpende vernieuwing die verdergaat dan een hervorming. Vooral na de overwinning van de rechts-extremist Jean-Marie Le Pen ten koste van de socialist Lionel Jospin in de eerste verkiezingsronde twee jaar geleden, klonk een luide roep om een nieuw staatsbestel. De Conventie voor de Zesde Republiek (C6R), een jaar eerder opgericht door een aantal socialisten, kreeg meer aandacht en leden dan ooit tevoren.
De esprit révolutionnaire is zichtbaar in de politiek van alledag
En de esprit révolutionnaire is zelfs zichtbaar in de politiek van alledag. Terwijl Nederlandse politici overleggen met werkgevers en werknemers alvorens een belangrijke maatregel te nemen, kondigt de Franse regering nieuw beleid simpelweg aan, en hoopt dat de weerstand mee zal vallen. Ontevreden vakbonden roepen dan meestal op tot acties, waardoor het land dagen-, zo niet wekenlang platligt.
Elke belangrijke hervorming, zoals vorig jaar die van het pensioenenstelsel, lijkt daardoor voor buitenstaanders op een soort minirevolutie, waarbij gemakkelijk politieke slachtoffers kunnen vallen. Midden jaren negentig overkwam dat toenmalig premier Alain Juppé, die toen ook al de pensioenen wilde hervormen, met een maandenlange volksopstand tegen hem en zijn regering als gevolg. Bij tussentijdse verkiezingen in 1997 werd hij genadeloos weggestemd.
Ook dit jaar staat nog een aantal minirevoluties op het programma, onder meer in het onderwijs en het stelsel van sociale zekerheid. De guillotine is afgeschaft in het hedendaagse Frankrijk, maar de geest van de Bastille heeft de Fransen niet verlaten.