Home Dossiers Slavernij De founding fathers en de slavernij

De founding fathers en de slavernij

  • Gepubliceerd op: 26 januari 2011
  • Laatste update 26 jul 2023
  • Auteur:
    Frank Kools
  • 12 minuten leestijd
De founding fathers en de slavernij
Tula monument op Curaçao.
Dossier Slavernij Bekijk dossier

Amerika’s founding fathers deden geen poging de slavernij af te schaffen. Ze gingen ervan uit dat die vanzelf wel zou ophouden te bestaan. Uiteindelijk groeide de slavernij uit tot een kwestie die het land diep verdeelde. Noord en Zuid kwamen tegenover elkaar te staan in de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865).

Tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1860 stond het voortbestaan van het land op het spel. Tijdgenoten beseften dat er een gerede kans bestond dat die verkiezingen het land letterlijk uiteen zouden rijten in Noord en Zuid. Grote favoriet voor de eindoverwinning was de Republikein Abraham Lincoln. De Democraten waren in twee blokken uiteengevallen en kwamen met twee kandidaten op de proppen. Een krant uit Georgia schreef ruim voor de stembusgang dat het Zuiden van het land ‘nooit zal toestaan dat Abraham Lincoln beëdigd wordt tot president van de Verenigde Staten’. En de zuidelijke staat South Carolina waarschuwde tevoren dat zij uit de VS zou stappen als Lincoln won.

Meer lezen over slavernij? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Lincoln kreeg nog geen 40 procent van het totaal aantal uitgebrachte stemmen; hij stond in negen staten in het Zuiden niet eens op het stembiljet. Maar omdat hij op een na in alle noordelijke staten won, werd hij op 6 november 1860 toch de winnaar.

De Richmond Whig, een krant uit Virginia, de rijkste staat van het Zuiden, noemde Lincolns zege ‘zonder twijfel het grootste kwaad dat ons land ooit is overkomen’. Binnen enkele weken voegde South Carolina de daad bij het woord en scheidde zich af van de Unie. Tien andere staten uit het Zuiden volgden. Samen stichtten ze een nieuw land, dat de Confederacy, voluit ‘de Geconfedereerde Staten van Amerika’ werd genoemd. De blanke bevolking in het Zuiden juichte het nieuwe staatsverband toe. Toen Abraham Lincoln op 4 maart 1861 in Washington werd beëdigd als zestiende president van Amerika had de Confederacy al zijn eigen president: Jefferson Davis had twee weken eerder zijn eed afgelegd.

Dat Noord en Zuid tegenover elkaar stonden, had meerdere oorzaken. Het Zuiden domineerde in de eerste decennia van het onafhankelijke Amerika de federale politiek. Vier van de eerste vijf presidenten kwamen uit Virginia. De regio controleerde het Huis van Afgevaardigden en het Hooggerechtshof, en drukte een stevig stempel op de economie en de vroege Amerikaanse cultuur.

Maar in de jaren voor de Burgeroorlog had het Noorden het Zuiden op veel fronten overvleugeld. Het was rijker geworden en had veel meer inwoners gekregen. De noordelijke afgevaardigden in het Huis konden de zuiderlingen gemakkelijk overstemmen. Het Zuiden was een agrarische samenleving; in het Noorden zetten de grote steden en de industrie de toon. Die verschuivingen zorgden voor grote spanningen. Maar er was één kwestie die de twee regio’s het diepst verdeelde en met al die andere zaken vervlochten was geraakt: de slavernij. Het was dan ook Lincolns standpunt over slavernij dat hem voor het Zuiden onverteerbaar had gemaakt.

De Amerikanen zaten al vanaf de onafhankelijkheidsstrijd met de Britten (1784-1783) met de kwestie in hun maag. Het was menig vrijheidsstrijder en slaaf niet ontgaan dat er een enorme tegenstelling zat in de ideologie van de Amerikaanse Revolutie. Hoe konden de Amerikanen roepen dat ze geen slaven wilden zijn van de Britten, maar dan wel zelf slaven houden? En hoe konden ze over gelijke rechten voor ieder mens praten, maar hun slaven alle rechten onthouden?

De founding fathers hadden geen poging gedaan die paradox op te lossen. Ze omzeilden de slavenkwestie zo veel mogelijk. Toen zij in 1778 in Philadelphia samenkwamen om een grondwet voor de nieuwe staat te schrijven, opperde geen enkele gedelegeerde om de slavernij af te schaffen. Vijftien van de 55 aanwezigen waren zelf slavenhouder. De slavernij was toch op zijn retour, redeneerden ze, ook in het Zuiden. De arbeidsintensieve tabaksteelt waarvoor slaven gebruikt werden, liep daar terug.

‘Niets staat met meer zekerheid in het boek van het lot genoteerd dan dat die mensen vrij zullen zijn,’ schreef Thomas Jefferson in 1821. In het Noorden was de slavernij tussen 1780 en 1830 geleidelijk en geweldloos afgeschaft. Op termijn zou die ook in het Zuiden een natuurlijke dood sterven, verwachtte hij.

Maar de uitvinding van Eli Whitney zette alles op zijn kop. Tijdens een reis door Georgia in 1792 ontwierp hij een machine die het oogsten van katoen veel goedkoper maakte. De katoenteelt en -export namen daarna een hoge vlucht. De Deep South werd de streek van de katoenplantages, waar slaven al het werk deden. Amerika’s slavenpopulatie verdrievoudigde tussen 1800 en 1840. Vlak voor de oorlog werkten 3 van de 4 miljoen slaven in het land voor Koning Katoen.

De katoen ging de zuidelijke economie zo domineren dat het welvaren van hun regio voor veel blanken afhing van de slavernij. Tegelijk groeide in het Noorden het beeld dat slavernij een moreel kwaad was, een zonde waar Amerika zich van moest afwenden of voor zou boeten. Amerika kreeg niet de rust om een uitweg uit de kwestie te zoeken.

De expansie van het land naar het westen met gebieden die in een oorlog op Mexico veroverd waren, en naar de prairievlaktes in het midden van het continent zette de slavernijkwestie telkens op scherp. Zuiderlingen eisten dat zij met hun slaven naar deze nieuwe gebieden konden trekken en dat hun bezit daar beschermd zou worden. De grondwet stond immers het houden van slaven toe. Maar het Noorden wilde de gebieden reserveren voor immigranten. De kleine, vrije man symboliseerde in noordelijke ogen alles wat goed was aan Amerika.

Het onderling wantrouwen werd allengs sterker. Het Zuiden ging geloven dat het Noorden zijn manier van leven bedreigde. Tegen 1860 riepen steeds meer zuiderlingen dat zij alleen veilig waren in een eigen staat. Het Noorden meende dat zuiderlingen het recht wilden om overal in het land slaven te houden en dat rijke zuidelijke plantagehouders heel Amerika onder de knoet van hun ‘Slave Power’ wilden brengen, zoals ze dat in hun eigen staten hadden gedaan.

In de campagne van 1860 probeerde Lincoln de kloof te overbruggen. Hij sloot expansie van de slavernij naar het westen uit, maar beloofde wel die in het Zuiden met rust te laten. Over dat eerste viel met zuidelijke leiders niet te praten. Zijn tweede belofte geloofden ze niet. Lincoln had immers in een rede eerder plechtig verkondigd dat Amerika niet ‘permanent half vrij en half slaaf’ kon blijven en had over de ‘uiteindelijke uitroeiing’ van de slavernij gesproken.

Tijdens Lincolns inauguratie hing er al duidelijk oorlog in de lucht. De nieuwe president zelf dacht dat die nog te vermijden was. Hij wilde de leiders van de Confederacy geen aanleiding voor geweld geven. In zijn ogen was de hele afscheiding ‘kunstmatig’. De bevolking van het Zuiden zou daar niet achter staan. Zolang hij niet provoceerde, konden gematigdere krachten daar komen bovendrijven, hoopte hij.

Tegelijkertijd wilde hij de Unie in stand houden. Het ging Lincoln daarbij niet om behoud van het grondgebied. Hij wilde veeleer Amerika’s unieke manier van regeren redden. De universele belofte uit de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring dat ‘van alle mensen de lasten van de schouders worden gehaald en dat elk een gelijke kans zal hebben’ moest overeind blijven.

Toch vormde zich in het voorjaar van 1861 een diepe crisis over het federale garnizoen dat gelegerd was in Fort Sumter in de haven van Charleston, South Carolina. Lincoln weigerde de 68 soldaten van het fort terug te trekken. Zij bewezen dat hij in elk geval nog ergens in het Zuiden gezag uitoefende. Maar South Carolina en de Confederacy eisten dat die ‘buitenlandse bezettingsmacht’ vertrok. Toen Lincoln na lang aarzelen een vloot stuurde om Fort Sumter opnieuw te bevoorraden, was het geduld van het Zuiden op.

Op 12 april 1861 om half vijf in de ochtend schoten militairen van South Carolina, met instemming van president Davis, een granaat op Fort Sumter af, het allereerste schot van de Burgeroorlog. De granaat ontplofte boven het fort aan de duistere hemel. De knal vormde het sein voor andere kanonnen aan de haven om ook het vuur te openen. Het daaropvolgende bombardement schudde de hele stad wakker en hulde die in grijze rook. Inwoners van Charleston stroomden naar de haven en juichten.

Van felle strijd was op 12 april 1861 nog geen sprake. Het garnizoen in Fort Sumter vuurde pas om zeven uur terug. De commandant zette nooit zijn zwaarste geschut in, waarmee hij huizen in Charleston zelf had kunnen treffen. Na anderhalve dag gaf Fort Sumter zich over. Bij de beschietingen had alleen een paard het leven gelaten. Het was het terughoudende en bloedeloze begin van een bittere broederstrijd. Het is nog steeds de bloedigste oorlog die Amerika tot op de dag van vandaag heeft gevoerd; zelfs de Tweede Wereldoorlog eiste minder Amerikaanse slachtoffers.

De Burgeroorlog had een enorme invloed op het leven van alle Amerikanen. Miljoenen mannen werden bijeengebracht in gevechtseenheden en trainingskampen. Ook het leven aan het thuisfront veranderde ingrijpend. Vooral in het Zuiden, waar naar verhouding veel meer mannen naar het front trokken dan in het Noorden. Dat beroofde veel families van hun kostwinners. Toen de oorlog lang duurde, zakte menig blanke zuidelijke familie weg in armoede. De blokkade van de zuidelijke havens door de marine van de VS zorgde voor tekorten aan artikelen als zout, koffie en suiker. Noodgedwongen stampte het Zuiden zijn eigen industrie uit de grond.

Vrouwen die eerder nagenoeg van de arbeidsmarkt waren uitgesloten, kregen banen. In het Zuiden zorgden ‘government girls’ ervoor dat de ambtenarij bleef draaien, en voor het eerst mochten ze ook lesgeven op scholen. In het Noorden trokken duizenden vrouwen als verpleegster naar het front.

De regeringen van Noord en Zuid bemoeiden zich meer dan ooit met het leven van hun burgers. Hoewel hij eigenlijk tegen grote overheidsinmenging was, voerde Jefferson Davis in 1862 de zuidelijke dienstplicht in, legde oorlogsbelastingen op, nam de spoorwegen over en schreef boeren voor wat ze moesten verbouwen. In het Noorden gaf de regering woest land uit, bouwde een vloot, subsidieerde de aanleg van spoorlijnen, gaf het bedrijfsleven vette oorlogscontracten en trok veel macht naar zich toe.

Waarvoor Noord en Zuid precies vochten was in het begin niet duidelijk. President Jefferson Davis noemde handhaving van de slavernij nooit het grote strijdpunt. Hij meende dat de grootmachten Frankrijk en Groot-Brittannië dan nooit zijn staat zouden erkennen. Ook wilde hij de frustraties van de arme blanke boeren in het Zuiden niet versterken. Die mopperden toch al dat zij vooral voor de belangen van een kliek plantagehouders vochten, die zich zelf onder de dienstplicht uitwerkte.

Davis’ vicepresident Alexander Stephens riep onomwonden bij zijn beëdiging: ‘Onze nieuwe regering is gebaseerd op het tegenovergestelde idee van de gelijkheid der rassen. Onze hoeksteen rust op de grote waarheid dat de Neger niet gelijk is aan de blanke man.’ Maar Davis zelf hield vol dat zijn regering streed voor de rechten van de staten om zo veel mogelijk de eigen zaken te regelen. Zoals slavernij – maar dat zei hij er dus nooit bij.

Davis’ Zuiden zei te vechten voor herstel van de oorspronkelijke revolutionaire principes. Davis kon dat met enig succes claimen, omdat Lincoln aanvankelijk evenmin over slavernij sprak. Die hoopte zo de grensstaten niet aan de Confederacy kwijt te raken en de publieke opinie niet van zich te vervreemden. Hij stelde behoud van de Unie voorop. ‘Als ik de Unie kon redden zonder de slaven te bevrijden, dan zou ik het doen.’

Pas in september 1862, nadat zijn leger een belangrijke veldslag had gewonnen, durfde Lincoln een zet in de slavernijkwestie te doen. In de beroemde Emancipatieproclamatie maakte hij vanaf 1 januari 1863 alle slaven vrij in de staten ‘die in rebellie zijn tegen de Verenigde Staten’. Maar hij zonderde daarvan wel de zuidelijke gebieden uit die door het Noorden al bezet waren, en de grensstaten die met de Unie meevochten. Zijn proclamatie bevrijdde in de praktijk geen slaven, maar de politieke en morele reikwijdte was enorm: bevrijding van slaven was nu een oorlogsdoel.

Pas in de zomer van 1864 en onder druk van zijn eigen partij durfde Lincoln verder te gaan. Hij schaarde zich achter een voorstel voor een amendement op de grondwet dat slavernij verbood. Begin 1865 keurde het Congres dat goed. De oorlog voor behoud van de Unie werd daarmee officieel ook de oorlog om alle slaven te bevrijden.

Leiders van de Confederacy spraken soms over de oorlog als een Tweede Amerikaanse Revolutie. Die zou de rechten en vrijheden herstellen zoals ze ooit bedoeld waren door de founding fathers.

Deze droom van een conservatieve revolutie was op 9 april 1865 over toen de zuidelijke opperbevelhebber Robert E. Lee zich in Virginia overgaf. De overmacht van het Noorden was te groot. Het Noorden had meer manschappen, een veel grotere industriële productie en meer en modernere wapens dan het Zuiden. De Confederacy had erkenning en hulp uit Europa nodig gehad om een kans te maken. Maar Frankrijk en Groot-Brittannië overwogen nooit serieus om het Zuiden bij te springen.

Uiteindelijk was de Burgeroorlog, waarbij 620.000 Amerikanen op een totale bevolking van 31 miljoen het leven lieten, wel degelijk een tweede revolutie. Het industriële kapitalisme in Amerika won definitief van de agrarische samenleving en maakte de weg vrij voor big business. De macht van de aristocratie op de plantages van het Zuiden werd gebroken.

Nieuwe verhoudingen tussen man en vrouwen werden verkend. Een activistische overheid, die een stevig gedeelte van de economie aanstuurt, werd tijdens die oorlog geboren. Lincoln versterkte de macht van het presidentschap ten koste van het Congres.

Maar bovenal zorgde de Burgeroorlog voor een grote sociale omwenteling door de slavernij af te schaffen. Snel daarna werden zaken als gelijke rechten, staatsburgerschap door geboorte en stemrecht ook verankerd in de grondwet. Er werd voorzichtig begonnen met herverdeling van landbouwgronden in het Zuiden.

Ondanks alle hooggespannen idealen zou die Tweede Amerikaanse Revolutie lang onvoltooid blijven. De oud-slaven kregen amper de kans om economisch zelfstandig te worden. Zuidelijke blanken wonnen hun oude grond en politiek macht terug en stelden een stelsel van rassenwetten op dat van gelijke rechten voor blank en zwart en actief burgerschap een dode letter maakte. Het duurde tot de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw voordat de rassensegregatie geslecht werd en het Congres de burgerrechten van de zwarten herbevestigde. Maar het bleef evengoed de Burgeroorlog die de weg daarheen had geëffend.

Meer weten

  • Elk jaar verschijnen in Amerika zeker honderd boeken over de Burgeroorlog. Toch geldt de 23 jaar oude studie The Battle Cry of Freedom. The Civil War Era (1988) van James M. McPherson nog altijd als het beste boek.
  • David H. Donald schreef de veelgeprezen biografie Lincoln (1996). Eric Foner toont in zijn The Fiery Trial. Abraham Lincoln and American Slavery (2010) hoe Lincolns gedachten over slavernij en ras zich in de loop der tijd ontwikkelden. Een van de interessantste nieuwe uitgaven is The New York Times The Complete Civil War 1861-1865 (2010), dat werd samengesteld en van commentaar voorzien door Harold Holzer en Craig L. Symonds. Het boek bevat 600 oude stukken uit de kwaliteitskrant. De bijgevoegde dvd bevat meer dan 10.000 artikelen, zodat je haast van dag tot dag de oorlog kunt volgen.
  • Ook vrij nieuw is This Republic of Suffering. Death and The American Civil War (2008) van Drew Gilipin Faust, over de invloed van het hoge dodental van de oorlog op de Amerikaanse samenleving.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.