Home De acht grootste Nederlanders aller tijden, 5

De acht grootste Nederlanders aller tijden, 5

  • Gepubliceerd op: 21 juni 2004
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Jeroen Koch

Nederland kiest dit jaar de grootste Nederlander alle tijden. Historisch Nieuwsblad levert een bijdrage aan de discussie met een eigen lijst: acht portretten van historische Nederlanders die een blijvende bijdrage hebben geleverd aan de Nederlandse samenleving en identiteit. Op 5: Abraham Kuyper, kruisvaarder van de gereformeerde natie en patroonheilige der columnisten.

 
Dit voorjaar ontving premier Balkenende van het Theologisch Seminarie van Princeton de Abraham Kuyper-prijs. In zijn dankwoord benadrukte de minister-president de onverminderde actualiteit van Kuypers denkbeelden, die hij samenvatte onder de noemers ‘waardebesef’, ‘verantwoordelijkheid’ en ‘betrokkenheid’. Het geseculariseerde Nederland zou er zijn voordeel mee kunnen doen, betoogde de premier. Concreet dacht Balkenende aan hernieuwde aandacht voor de godsdienstvrijheid. Die geldt ook voor moslims, zei hij. Zij hebben het recht islamitische scholen te stichten.

Uiteraard behoort het bijzonder onderwijs, met het veelvormig aanbod van godshuizen en omroepverenigingen, tot de meest tastbare vormen van de religieuze vrijheid in Nederland. Toch vergaloppeerde Balkenende zich hier. De oprichting van islamitische scholen kan hij namelijk onmogelijk verdedigen met een beroep op zijn christen-democratische voorganger. Want hoewel Kuyper herhaaldelijk betoogde dat godsdienstvrijheid impliceerde dat ook de ‘ernstigste dwaling’ moet worden getolereerd, doelde hij hiermee uitdrukkelijk op de verschillende uitingsvormen van het christelijk geloof.

Over de islam kon hij kort zijn: de ‘mohammedaan’ was een ‘afgodendienaar’. ‘Allah,’ schreef Kuyper in Ons Program, het antirevolutionaire partijprogramma uit 1879, was ‘een door den mensch zelf uitgedachte God, die met den Drieëenigen God der Christenen zelfs den naam niet gemeen heeft.’ Daarom ook diende ‘elke uitkeering van rijksgelden ten behoeve van dezen Allah-dienst onverwijld te worden gestaakt’. Toegegeven: het betrof hier niet het Nederlandse onderwijs, maar een gedragslijn voor Indië. Maar Kuypers uitdrukkelijke veroordeling van de islam was er niet minder om. 

Ook op een ander vlak zou Balkenende Kuyper wat beter kunnen bestuderen. Zo zou hij diens brief in het boekje Kuyper in de caricatuur eens moeten lezen. Daarin is geen enkele veroordeling van satire te vinden. Sterker, dit ‘stukje ironische biografie’ had Kuyper geleerd dat hij persoonlijk het niveau van de Nederlandse spotprent had opgestuwd. ‘Vergelijk ik nu,’ noteerde Kuyper in 1909, ‘wat de caricatuur ten onzent was vóór 1870 en wat ze na 1870 geworden is, dan is er merkbare vooruitgang in geestige conceptie. En al moest ik dan telkens het gelag betalen, mijn liefde voor de kunst stond hoog genoeg om voor haar bloei dit niet al te groote offer over te hebben.’ Ook onze minister van Justitie kan hier wat van opsteken.

Puntmuts
Met Kuyper kun je eigenlijk alle kanten op, zelfs die van ‘grootste Nederlander aller tijden’, maar dan moet wel precisie worden betracht. Kuypers veelzijdigheid is nergens beter gevangen dan in een prachtige plaat die Johan Braakensiek tekende voor De Amsterdammer. Daarop wordt een corpulente Kuyper gemaand zich naar het ministeriële overleg over de troonrede van 1902 te spoeden. Kuyper, in hemdsmouwen en bretels te midden van zijn garderobe, vraagt om een ogenblik geduld: hij weet nog niet in welk pak hij zich zal steken. De keuze is overvloedig. Om hem heen liggen toga’s, gelegenheidspakken, reiskostuums en het galapak, naast een democratische plunje, een verkiezingsuitmonstering en – Kuypers strijdvaardige kant ontbreekt niet – de calvinistische uitrusting compleet met zwarte gespschoenen en hoge puntmuts. Daarmee waren niet eens al zijn rollen verbeeld.

Elke poging om te vertellen wie Kuyper precies was, loopt uit op een lange opsomming van wapenfeiten en activiteiten. In 1879 richtte Kuyper de eerste politieke partij van Nederland op, de Antirevolutionaire Partij (ARP). Een jaar later stichtte hij de Vrije Universiteit, bedoeld voor gereformeerd academisch onderwijs. Zelf werd hij er hoogleraar. In 1886 brak hij met zijn orthodoxe aanhang uit het hervormde kerkverband om een eigen (‘gereformeerd’) kerkgenootschap te vestigen. Van 1901 tot 1905 was hij minister-president. Eerder al, in 1872, had hij het antirevolutionaire dagblad De Standaard opgericht, waar hij tot aan zijn dood in 1920 voor zou schrijven. Kuypers naam is voorts verbonden met de schoolstrijd, de spoorwegstakingen van 1903 en de ‘worgwetten’, het stakingsverbod voor ambtenaren.

Wie probeert een samenhang te vinden tussen de verschillende velden waarin Kuyper actief was (Kerk, media, onderwijs en politiek), komt al snel uit bij ‘verzuiling’. Kuyper, ‘de klokkenist der kleine luyden’, zoals Jan Romein hem refererend aan zijn kleinburgerlijke achterban noemde, wordt in dit verband gezien als grondlegger van de protestantse zuil en rolmodel voor ‘de andersdenkenden’.

Maar dit beeld is te eenvoudig. Kuyper heeft nooit een zuil willen oprichten. Zijn inzet was niets minder dan de herkerstening – in orthodox-protestantse zin – van het gehele land. De christelijke natie moest worden verlost van het juk van de ‘goddeloze’, ‘revolutionaire’ liberalen. Reactie en navolging van andere groepen leidden ertoe dat Kuypers offensieve strategie verkeerde in een defensieve. Ter bescherming van het geloof en de leefwijze van de achterban werden eigen organisaties opgericht – levensbeschouwelijke getto’s waarin de ‘volksdelen’ zich veilig waanden. Nederland werd een land van georganiseerde minderheden. 

Kruisvaardersleger
Kuyper was een herboren christen, die zich geroepen voelde Nederland terug te voeren naar de door God en geschiedenis opgelegde bestemming, namelijk behoud en verbreiding van het ware geloof. Tot het moment van zijn wedergeboorte, halverwege de jaren 1860, onderscheidde hij zich nauwelijks van andere theologen – hooguit studeerde hij wat harder.

Hij werd in 1837 in Maassluis geboren als zoon van een voormalig onderwijzeres en een hervormd predikant die wars was van scherpslijperij. In Kuypers opvoeding was het christelijk geloof vooral een ‘deugdreligie’, waarbij de nadruk lag op de vorming van oppassende, passieve burgers. Niets in Kuypers jeugd wees erop dat hij zich ver van zijn vaders opvattingen zou verwijderen.

Zijn opleiding tot predikant kreeg Kuyper in Leiden. In 1863 werd hij beroepen naar Beesd in de Betuwe. Daar maakte hij een geloofscrisis door. Tijdens een periode van overspannenheid vreesde hij het laatste restje authentiek geloof te verliezen. Kuyper raakte uit deze impasse door met een wilsbesluit alle geloofstwijfel af te zweren, een omslag die hij aan Gods ingrijpen toedichtte en die hij telkens anders heeft beschreven. Leverde nu het vrome voorbeeld van zijn vrouw, een roman, het volk van Beesd, het steile gemeentelid Pietje Baltus of de antirevolutionaire leider Groen van Prinsterer het motief? Wat was de ‘vingerwijzing Gods’ die hem met ‘besliste beslistheid’ naar het ‘geloof der vaderen’ deed terugkeren? We zullen het nooit weten.

Wat wel helder is, is het effect van deze geloofscrisis op zijn religieus-politieke overtuigingen. Reeds in 1867, in zijn afscheidsrede in Beesd, zien we een nieuwe, strijdbare Kuyper: ‘Weest daarom, Gemeente! als een voorpost voor het Evangelie. In alles dus uw beginsel doorgevoerd Mijne Hoorders, op maatschappelijk zoowel als kerkelijk gebied. Bij de keuze voor ’s lands vergaderzaal of het bestuur van uw gewest, bij de keuze der dagbladen die ge leest of der vereenigingen waarbij ge u aansluit.’ De zuil schemerde door, maar Kuyper liet er geen misverstand over bestaan dat dit alles diende om de ‘gereformeerde natie’ voor het christelijke volk te heroveren – met vreedzame middelen, dat wel. Kuypers calvinisten waren calvinisten met een taak in de wereld.

Ten minste driemaal poogde Kuyper het land naar zijn bestek te verbouwen. Begin jaren 1870 hoopte hij op een spontane ‘nationale demonstratie’ van het gelovige volk, een opstand tegen de liberale bezetter. Halverwege dat decennium, kort voordat hij volkomen overspannen het land zou verlaten, scheen hij zelfs een uitstorting van de Heilige Geest te verwachten. Zijn tweede herkersteningspoging resulteerde in de oprichting van de eigen organisaties, de ARP, de VU en de Gereformeerde Kerken in Nederland. Dat waren geen vluchtburchten – integendeel, het waren de slagschepen van zijn kruisvaardersleger. ‘Veroveren moet ons doel blijven,’ verklaarde Kuyper bij de oprichting van zijn nieuwe kerkgenootschap.

Kuypers regeerperiode kan worden aangemerkt als zijn derde poging om Nederland op het rechte spoor te brengen. Hoewel hij wat minder fundamentalistisch was geworden – hij rekende op steun van de rooms-katholieken en zijn ‘neocalvinisme’ bood ideologische ruimte voor de niet-orthodoxe protestanten – had hij zijn ‘heerscharen’ de verkiezingen in geleid onder het motto: ‘Volharden bij het ideaal!’

Buiten zijn eigen kring kwam er van Kuypers reveil niet veel terecht, al bleef de greep van de georganiseerde religies op de Nederlandse samenleving mede door zijn toedoen – en tot ver na zijn dood – verbijsterend groot. Toch was Kuyper veel meer dan een falende profeet. Naast zijn protestantse organisaties introduceerde hij een nieuwe politieke stijl, gebaseerd op massabewegingen en krachtig leiderschap. Hij herschiep het calvinisme op zo’n manier dat het hele moderne leven van een bijbelse duiding kon worden voorzien. Ook de journalistiek schonk hij een model met zijn bondige wijze van polemiseren. 

Krantencursiefjes
Kunnen we Kuyper nu ‘de grootste Nederlander aller tijden’ noemen? Zelf zou hij met die eretitel geen moeite hebben, ‘mits gij mij maar toestaat uw kransen en kronen alle saâm weer van mijn hoofd en borst af te nemen, om ze, zelf alle glorie terugwijzend, eerbiedig neder te werpen aan den voet van den Troon van het Lam’. En op een lijst van meest omstreden Nederlanders zou hij hoog eindigen: als antirevolutionair en revolutionair, democraat en demagoog, kerkhervormer en vernieler van de ‘Groote Vaderlandsche Kerk’.   

Maar als grootste Nederlander? Dan moeten we ons eerst en vooral afvragen wat er in de afgelopen eeuw van zijn scheppingen is geworden. De ARP is opgegaan in het CDA. De Vrije Universiteit bestaat nog als zelfstandige instelling, maar levert geen predikanten meer af (en denkt wel na over een imamopleiding). Kuypers ‘worgwetten’ zijn in 1980 afgeschaft – met de ambtenarenstakingen van begin jaren tachtig als gevolg. Kuypers Kerk is inmiddels samen op weg in de Protestantse Kerk in Nederland. Niet toevallig is de Abraham Kuyper-prijs een Amerikaanse prijs. Daar is men met dit type ‘herboren’ politicus meer vertrouwd en maken gelovigen zich naar aanleiding van de Nederlandse euthanasiewet zorgen om de hier ‘verloren wijsheid van Abraham Kuyper’.

Is er dan niets van Kuypers nalatenschap overgebleven? Toch wel. De ARP mag dan met de andere grote confessionele partijen versmolten zijn tot CDA, de christen-democraten bekleden een centrale plaats in een partijpolitiek landschap waarvoor Kuyper de bouwstenen aandroeg. De conclusie zou kunnen zijn dat zijn organisaties nog overeind staan, maar in gewijzigde vorm en met aangepaste inhoud.

Misschien is Kuypers invloed het best bewaard gebleven in de huidige woekering van krantencursiefjes. Met zijn 16.800 ‘driestarren’, zoals zijn columns heetten, is Kuyper de patroonheilige van alle columnisten. Aanspraak op deze titel maakt hij ook vanwege het door en door Nederlandse karakter van zijn visioenen: in zijn oppositie tegen het liberale natiebegrip vulde hij eigenhandig, in een Nederlands gekleurd door de Statenvertaling, boekenkasten vol met zíjn gereformeerde verhaal van het vaderland. 

Jeroen Koch is bezig met een biografie over Abraham Kuyper. 


Grote politici die het niet haalden 
Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872) maakte deel uit van de negenkoppige delegatie van Tweede-Kamerleden die in 1844 voorstelde om het directe kiesrecht in te voeren. Het initiatief kwam vier jaar te vroeg. Toen koning Willem II in 1848 vreesde voor revolutie, vroeg hij zelf om een ontwerp-grondwetswijziging. Thorbecke was de belangrijkste auteur van de nieuwe grondwet, waarmee Nederland een parlementaire democratie werd. Ook leidde hij drie kabinetten. Bij de onthulling van zijn standbeeld in Amsterdam in 1876 werd hij bezongen als ‘een ijskorst, een hoekige, magere steile figuur, een man als uit ijzer gegoten’. 

Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) was predikant, viel van zijn geloof en werd socialist. Als hoofdredacteur van Recht voor Allen moest hij een jaar zitten omdat een columnist schreef dat koning Willem III ‘zoo weinig werk van zijn baantje maakt’. Twee jaar later werd hij in de Tweede Kamer gekozen, waar hij werd genegeerd. Later verliet hij de parlementaire weg en werd anarchist. Hij trouwde drie keer met een Johanna, die alle drie in het kraambed stierven, en koos daarna voor Egberta. In 1925 kreeg hij in Heerenveen – waar hij ‘Us Ferlosser’ wordt genoemd – een eigen museum. Sinds 1931 zwaait hij met zijn vuist op het Amsterdamse Nassauplein. 

Pieter Cort van der Linden (1846-1935) gaf als minister van Justitie in 1901 vorm aan de kinderbescherming. Tijdens zijn premierschap van 1913 tot 1918 werd besloten de Zuiderzee gedeeltelijk droog te leggen. Bij de Pacificatie van 1917 kwam er een einde aan de schoolstrijd en werd het algemeen mannenkiesrecht ingevoerd. Verder loodste hij Nederland behoedzaam door de Eerste Wereldoorlog. Hij weerhield koningin Wilhelmina van een vlammend protest tegen de inbeslagname van handelsschepen door de Britten, waarmee ze Nederland mogelijk op de rand van de oorlog zou hebben gebracht. 

Willem Drees (1886-1988) klom in de jaren dertig op binnen de SDAP. Tijdens de oorlog werd hij gedeporteerd naar Buchenwald. Hij keerde terug en ging in het verzet. Hij was minister van Sociale Zaken in de eerste naoorlogse kabinetten van Schermerhorn en Beel. Het predikaat ‘Vadertje’ dankte hij aan de Algemene Ouderdomswet, die onder zijn premierschap tussen 1948 en 1958 tot stand kwam. Maar voor een al te omvangrijke verzorgingsstaat was hij huiverig. ‘We kunnen niet alles wat we zouden willen en bij wat we doen moeten we soberheid betrachten,’ waarschuwde hij in 1966. Zijn woonhuis in de Haagse Beeklaan is nog steeds geen museum. 

Carl Romme (1896-1980) bedacht als minister van Sociale Zaken in de jaren dertig het ‘kwartje van Romme’: werklozen die wekelijks vijfentwintig cent spaarden, kregen dat bedrag door de overheid verdubbeld. Omdat hij tijdens de oorlog commissaris was bij een reclamebedrijf dat werkte voor de Duitsers, kon hij na 1945 geen minister meer worden. Als fractieleider van de KVP bleef hij echter tot 1962 zijn stempel drukken op de Nederlandse politiek. De beruchte debater kreeg de bijnaam ‘de sfinx van Overveen’. Beroemd was zijn opmerking tegen een collega van de ARP over het Kamerlid Van Nierop: ‘Die kleine krullenbol daar, is dat er één van jullie of van ons?’ 


Verder lezen 
Nog altijd de enige, min of meer voltooide biografie van Abraham Kuyper: Abraham Kuyper door Piet Kasteel (Kok, 1938).

Voor Kuypers ‘neocalvinisme’ kan men het best zijn eigen te Princeton gehouden lezingen ter hand nemen. Deze ‘Stone-lectures’ zijn onlangs opnieuw uitgegeven onder de titel Het Calvinisme (Aspekt, 2002). Voor analyse en toelichting is er het prachtige proefschrift Creating a Christian Worldview. Abraham Kuyper’s Lectures on Calvinism door Peter S. Heslam. (Eerdmans, 1998). 

Een goede inleiding op een reeks van activiteiten van Kuyper is Abraham Kuyper. Zijn invloed, zijn volksdeel, onder redactie van C. Augustijn, J. Prins en H. Woldring (Meinema, 1987). 

Een heel ander aspect van Kuyper komt aan bod in ‘Heelen en halven’. Orthodox-protestantse voormannen en het ‘politiek’ antipapisme in de periode 1872-1925 door Johan van Zuthems (Verloren, 2001). Afgezien van de laatste vijf jaar van de behandelde periode had volstaan kunnen worden met de titel Kuypers antipapisme

Kuypers bemoeienis met de buitenlandse politiek is het onderwerp van Zelfbeeld en wereldbeeld. Antirevolutionairen en het buitenland, 1848-1905 door Roel Kuiper (Kok, 1992) en De Geuzen van de Negentiende Eeuw. Abraham Kuyper en Zuid-Afrika door Chris A.J. van Koppen. (Immerc BV, 1992). 

Voor Kuypers leiderschapsstijl kan men terecht bij het tweede hoofdstuk van Stijlen van leiderschap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl door Henk te Velde (Wereldbibliotheek, 2002). 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.