In mijn eigen Volkskrant woedt sinds begin dit jaar een kleine Historikerstreit. Op de laatste dag van 2014 schreven de historici Coos Huijsen en Geerten Waling een ingezonden stuk, waarin ze voorstelden een Willem van Oranje-herdenking in te voeren. Samen schreven ze het boek De geboortepapieren van Nederland. Al eerder pleitten ze voor Oranje als inspiratiebron.
Ik zag er geen kwaad in. Sterker: het leek me een goed idee. We herdenken nu al anderhalf jaar het onduidelijke begin van het koninkrijk in 1813 en niemand heeft het in de gaten. Terwijl we met Willem van Oranje een mannetjesputter van de vrijheid in huis hebben. Onhandig van Huijsen en Waling was misschien dat ze de herdenking wilden ophangen aan de oudjaarsrede die de Zwijger in 1564 hield. Die schijnt zo indrukwekkend te zijn geweest dat raadsheer Viglius er ter plaatse een beroerte van kreeg. Maar die rede is verloren gegaan, terwijl je het Plakkaat van Verlatinghe (1581) gewoon nog kunt lezen. Daar krijg je een radicale uiteenzetting over het recht op opstand – zo radicaal dat de Amerikaanse historicus Motley halverwege de negentiende eeuw sprak van ‘een van de belangrijkste politieke documenten aller tijden’.
Goed idee dus, Oranje als inspiratiebron. Maar nee hoor, het kan niet en het mag niet. Thijs Kleinpaste, geschiedenisstudent, tevens Amsterdams D66-politicus, klom in de pen tegen deze verdraaiing van de geschiedenis. De Tachtigjarige Oorlog was geen moedige strijd tegen de Spanjaarden, maar een burgeroorlog. En Willem van Oranje als inspiratiebron voor onze nationale identiteit was al helemaal uit den boze. Kleinpaste hoorde de laarzen al stampen. Aan zijn zijde voegde zich Jasper van der Steen, gepromoveerd op Memory Wars in the Netherlands. Ook hij zag niks inspirerends aan de Tachtigjarige Oorlog. En Willem van Oranje moet je in zijn tijd begrijpen. De enige reden waarom wij de Zwijger graag als toonbeeld van tolerantie zien is dat we dan zelf kunnen zeggen: ‘Wij zijn tolerant, hoera, net als onze voorouders.’
Rare onvolwassen opvatting van geschiedenis als je niet meer mag vaststellen hoe bijzonder Willem van Oranje ook in zijn tijd was. Viglius viel niet voor niets flauw tijdens die oudjaarsrede. Oranje moet kleiner worden gemaakt dan hij was, om te voorkomen dat wij nu misbruik zouden maken van zijn naam. Maar lees gewoon eens dat Plakkaat van Verlatinghe, dan zie je zo dat dat een uniek geschrift is. Vervolgens ontstond een republiek waarvan iedereen toentertijd begreep dat er meer vrijheid was dan in de omliggende landen. Dat vonden tenminste Descartes, Spinoza en Bayle.
Opvattingen worden verpakt als betere feitenkennis
En waarom zou je Willem van Oranje trouwens alleen maar in zijn tijd moeten zien? Dat lees ik nou nooit over inspirerende figuren als pakweg Anne Frank of Martin Luther King – dat je die in hun tijd moet zien. Het gaat natuurlijk om wat anders. De verfoeide natie. Huijsen en Waling vinden dat Nederland de moeite waard is. Dat is wat bestreden moet worden.
Het bezwaar tegen Huijsen en Waling is niet dat je geen lessen mag trekken uit de geschiedenis. Het moeten alleen wel de goede lessen zijn. Deze polemiek gaat dan ook niet over de verkeerde interpretatie van Oranje of over de vraag wat de kern van de Tachtigjarige Oorlog was. Dit gaat over politieke opvattingen die worden verpakt als betere feitenkennis. Ik ken dat uit de Tweede Kamer, waar het verwijt van fact free politics een tijdje in de mode was. Je knoeit met feiten, werd dan geroepen. Terwijl eigenlijk werd bedoeld: jouw standpunt bevalt me niet.
De historische pendant vinden we bijvoorbeeld in het boek van de broers Lucassen Winnaars en verliezers, een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie – zonder twijfel een inspiratiebron voor Kleinpaste en Van der Steen. Let op die ‘nuchtere balans’ – de inzet van Lucassen is om de tegenstanders van immigratie met feiten om de oren te slaan. In werkelijkheid barst het van de oordelen – bijvoorbeeld dat de Joden van de zeventiende eeuw de Marokkanen van nu waren. Het lijkt mij hooggeleerde flauwekul, maar van mij mag het. Van mij mag je Oranje ook een vreselijke kerel vinden en de Opstand een langgerekte moordpartij. Maar kan die gelijkhebberigheid van de betere feiten een keertje ophouden?