Home ‘Bonifatius komt naar u toe’

‘Bonifatius komt naar u toe’

  • Gepubliceerd op: 14 april 2004
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Marco Mostert
  • 6 minuten leestijd
Bonifatius in de twaalfde eeuw.

Bonifatius maakt deel uit van onze nationale identiteit. Daarom wordt de moord op de missionaris, in 754, meer dan 1250 jaar geleden, zo vaak aangehaald in de huidige discussie omtrent de betekenis van onze nationale geschiedenis. Die discussie wordt echter zinloos zodra meningen en feiten door elkaar gaan lopen, concludeert mediëvist Marco Mostert.

 In het Nederlandse publieke debat spelen personen of gebeurtenissen uit de vroege Middeleeuwen zelden een rol. De Angelsaksische missionaris Bonifatius is een uitzondering. In 2004 werd herdacht dat hij 1250 jaar geleden bij Dokkum werd vermoord. De beeldvorming rond zijn gewelddadige dood blijkt van regionaal én van religieus belang: de zuiver historische herdenkingen spelen zich vooral af in Friesland, terwijl het bisdom Groningen het Bonifatius-jaar aangrijpt voor religieuze doeleinden, zoals het katecheseproject ‘Je leven geven, je leven winnen’. Ook worden Groningse parochies bezocht onder het motto ‘Bonifatius komt bij u langs’.

De beeldvorming rond zijn gewelddadige dood blijkt van regionaal én van religieus belang

De moord op Bonifatius is diepgeworteld in het Nederlandse geheugen. In 2003 werd in een artikel van Historisch Nieuwsblad beweerd dat het met de kennis van de Nederlandse geschiedenis droevig is gesteld. Een van de vragen die het blad 683 representatieve landgenoten in de vorm van een ‘proefwerk’ had voorgelegd, betrof Bonifatius. Wie was hij? In de pers maakte men zich vervolgens vrolijk over de foute antwoorden. De lezers van die berichten konden zich vleien met de gedachte dat zij natuurlijk wél wisten hoe het juiste antwoord luidde: ‘Bonifatius kwam hier het christendom verbreiden.’ Toch was het glas eerder halfvol dan halfleeg, want ongeveer de helft van de ondervraagden wist het goede antwoord.

Culturele geletterdheid

Bonifatius leeft. Zo kan het gebeuren dat als een educatief computerspel op internet wordt aangeprezen onder de kop ‘Leren ze nog wel wat op school?’, als voorbeeld van belangwekkende kennis de moord op Bonifatius wordt vermeld. Wanneer Jack Spijkerman een conference over ‘de zendelingen’ zich laat afspelen ‘in 754 na Christus’, en erbij zegt dat een van de zendelingen Bonifatius heette, dan veronderstelt hij dat bij het publiek enige kennis over het slachtoffer aanwezig is. En als een artikel over computerveiligheid in Computable kan worden afgedrukt onder de titel: ‘Alles over veiligheid: waaróm werd Bonifatius vermoord?’, kan er geen twijfel meer over bestaan dat het eerste jaartal uit de Nederlandse middeleeuwse geschiedenis tot de algemene ‘culturele geletterdheid’ behoort. Deze ICT’er kent blijkbaar zijn klassieken, en levert tevens het bewijs dat historisch begrip op de meest onverwachte plaatsen kan worden gevonden.

Uiteraard worden de degens gekruist over de vraag welke geschiedkundige gebeurtenissen een belangrijk onderdeel vormen van de Nederlandse identiteit

Het is ook niet verwonderlijk dat Bonifatius vaak wordt aangehaald in de recente discussies over de wenselijkheid van een nationaal historisch museum. Jan Marijnissen mengde zich eind 2003 in dat debat. Hij staat een Huis der Historie voor, omdat het historisch besef in Nederland ‘zeer gebrekkig’ zou zijn. ‘Bonifatius wordt door leerlingen in de negentiende eeuw geplaatst, met Kerstmis hebben ze Jezus Christus aan het kruis genageld. Dat is toch erg? Van de tijd vóór 1850 weten ze meestal helemaal niets meer’ (de Volkskrant, 30 december 2003).

Op de websites van de SP en de Vereniging van Docenten in Geschiedenis en Staatsinrichting in Nederland (VGN), is de discussie opgelaaid. Ook de plannen van de commissie-De Rooy worden daarin betrokken. Uiteraard worden de degens gekruist over de vraag welke geschiedkundige gebeurtenissen een belangrijk onderdeel vormen van de Nederlandse identiteit. Daags na de opmerkingen van Marijnissen in de Volkskrant zegt een zekere Gerrit Holl op de site van de SP dat het minder erg is als ‘de jeugd van tegenwoordig Bonifatius en Willem van Oranje niet meer in de tijd kan plaatsen’ dan wanneer men niet meer weet wat nu precies de Tweede Wereldoorlog of de Koude Oorlog was.

Litertje miswijn

Ook vakhistorici lieten zich uit over Bonifatius. In een artikel in Vrij Nederland van 6 maart 2003, waarin een enquête onder historici over ‘De vergeten geschiedenis van Nederland’ werd behandeld, staat de tijd van de kerstening (‘496-circa 800’) als zevende in de top-tien van belangrijke tijdperken. Jos Palm vat in dit artikel de antwoorden van 39 historici en historisch publicisten samen. Zij laten zich niet alleen uit over de periode waarin zijzelf gespecialiseerd zijn, maar ook – als deskundige Nederlanders – over de Nederlandse geschiedenis als geheel.

Dat levert het volgende op: ‘Tijdens de kerstening zelf (496: eerste christenkoning Clovis; 800: eerste christenkeizer Karel de Grote) heerst er veel verwildering in de Lage Landen, getuige de talloze afgodsbomen die de vroege missionarissen omhakten om de heidenen te imponeren en gezien de moord op Bonifatius. De moord vindt plaats in Dokkum in 754, en is een klassiek voorbeeld van de confrontatie tussen “oud-heidens” en “nieuw- christelijk” Nederland in wording.

De moord vindt plaats in Dokkum in 754, en is een klassiek voorbeeld van de confrontatie tussen “oud-heidens” en “nieuw- christelijk” Nederland in wording

Schokkend zijn achteraf gezien vooral twee feiten: de vergeefse poging van Bonifatius om met zijn gebedsboek de bijlslagen af te weren, en de harde realiteit dat deze oudst bekende roofmoord ging om een litertje miswijn.’

Schokkende feiten

Historici-ediëvisten deden niet mee aan de enquête – ze worden althans niet met hun naam geciteerd. De deelnemers putten kennelijk uit de kennis die ze hebben opgedaan tijdens de lessen vaderlandse geschiedenis van vóór de Mammoetwet. Het lijkt erop of de historische canon die deze ‘historici van naam’ voorstaan bestaat uit een zeer traditioneel assortiment idées reçues.

Iedere eerstejaars geschiedenis behoort tegenwoordig te weten dat Clovis niet de eerste christenkoning was, en Karel niet de eerste christenkeizer. Iedere vakhistoricus kan weten dat de twee schokkende ‘feiten’ over de moord op Bonifatius niet kloppen. Het boek waarmee de heilige zich beschermt, komt in het eerste verslag van de moord nog niet voor, en het ging om veel meer dan een ‘litertje miswijn’. Als dit artikel de kennis van de Nederlandse geschiedenis van vakhistorici weergeeft, dan is het vergeten van die geschiedenis al veel verder voortgeschreden dan de ergste zwartkijkers zouden kunnen bevroeden.

‘Is dit allemaal dan zo erg?’ verzucht u misschien. Ja, dat is het, omdat men ‘onze geschiedenis’ de laatste jaren als onderdeel van onze nationale identiteit is gaan zien. En dat ‘litertje miswijn’ betekent het einde van alle discussie hierover. Meningen dienen namelijk te stoelen op betrouwbare beweringen. Wanneer feiten en meningen niet meer van elkaar onderscheiden worden, dan is verschil van mening over de betekenis van de geschiedenis zowel zinloos als onmogelijk geworden. En dat geldt ook voor onze vroegmiddeleeuwse geschiedenis.

Marco Mostert is als mediëvist verbonden aan de Universiteit Utrecht.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.