Toen Boris van der Ham (D66) in 2012 afscheid nam, schonk hij de Tweede Kamer een exemplaar van het Theologisch-politiek traktaat van Spinoza (1632-1677). Het was hem opgevallen dat er een aantal ‘inspirerende boeken’, waaronder de Koran en de Bijbel, onder handbereik van de voorzitter stond, maar hij vond het ‘vreemd dat nog niemand uit meer seculiere hoek u een boek heeft aangeboden’.
Van der Hams keuze lijkt op het eerste gezicht wonderlijk. Het betreft een theologisch werk, dat grotendeels over de Bijbel gaat. Sla dit boek of de nog fundamentelere Ethica open en het gaat voortdurend over God. In zijn traktaat stelt Spinoza een geloofsbelijdenis op die iedereen naar zijn idee zou moeten onderschrijven. Er is een God ‘in de hoogste mate rechtvaardig en barmhartig’, die de ‘hoogste devotie, bewondering en liefde’ toekomt. Wie gelooft dat ‘God uit barmhartigheid en genade […] de zonden van de mensen vergeeft’, kent ‘waarlijk Christus naar de geest en Christus is in hem’.
Ik zie het nog niet zo snel gebeuren dat de Kamer in een motie of een wet aanvaardt dat wij dit allen geloven. Toch valt de keuze van Boris van der Ham goed te begrijpen. Wat nu erg christelijk klinkt, was naar het besef van veel tijdgenoten te minimaal en dubbelzinnig: een uitgekleed, redelijk geloof dat vooral uit moraal bestond.
In zijn boek laat Henri Krop zien hoe Spinoza in de loop der jaren een soort kerkvader van het vrijzinnig protestantisme werd. De theoloog J.H. Scholten (1811-1885) wist Spinoza tamelijk moeiteloos, zij het ietwat geforceerd, met Calvijn te verbinden. De predestinatie uit de heilsleer trok hij door tot Spinoza’s ontologisch determinisme: alles is door God bepaald en dus kan er geen vrije wil of werkelijk kwaad bestaan. Alle dingen zijn ‘in God’.
En dat was nu net het bezwaar van veel orthodox-gereformeerde theologen en andere tijdgenoten: Spinoza hief het fundamentele onderscheid tussen God en wereld op, en daarin zagen zij atheïsme. In zijn dikke werken over de Radicale Verlichting stemt de Britse historicus Jonathan Israel dan ook volledig in met de gereformeerde lezing. Ongeloof is revolutie, daar komt zijn visie op neer.
In feite laat Krop zien dat Van der Ham door Spinoza’s werken met de Bijbel en de Koran te vergelijken de spijker op de kop sloeg. Die geschriften worden telkens weer anders uitgelegd, en is dat bij Spinoza ook zo. Je kunt hem werkelijk voor elk karretje spannen; je kunt een materialist van hem maken, maar evengoed een idealist. Zoals de brieven van Paulus gelegenheidsgeschriften waren die canonieke status kregen, gebeurde dat ook met Spinoza’s Theologisch-politiek traktaat, dat volgens Krop ook een ‘pamflet’ was. Spinoza ondersteunde de traditionele regentenvisie dat de kerk ondergeschikt is aan de staat.
Krop is vaak vriendelijk voor Israel, maar hij noemt diens visie dat Spinoza dacht wat elk progressief mens nu denkt ‘anachronistisch’. Spinoza was zo ongeveer als eerste denker vóór democratie, maar hij verstond daar vooral het politieke systeem van de Republiek met veel volksinvloed onder. Hij was geen moderne, principiële liberaal. Als Spinoza stelt dat het doel van de staat vrijheid is, heeft hij primair de veiligheid van de burgers op het oog. Vrijheid van meningsuiting is daarbij handig.
Spinoza was een speculatief denker, die steeds terugverwijst naar de werkelijkheid waarin we leven. Met zijn immanente godsbeeld bood hij inspiratie aan zoekers naar een levensbeschouwing die niet langer traditioneel christelijk was, maar vaak nog wel kerkelijk. En sinds een jaar of wat ook aan ‘seculieren’.
Spinoza. Een paradoxaal icoon van Nederland
Henri Krop
824 p. Prometheus Bert Bakker, € 49,90
Dit artikel is exclusief voor abonnees