Home BOEKEN: Ditjes en datjes uit de Goelag

BOEKEN: Ditjes en datjes uit de Goelag

  • Gepubliceerd op: 26 september 2012
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Jos Palm
  • 6 minuten leestijd

‘De geschiedenis van onze riolering,’ stond boven het tweede hoofdstuk van het meest ontluisterende werk over de Goelag Archipel, het ruim duizend pagina’s tellende gelijknamige epos van Alexander Solzjenitsyn. Het boek – het mag bekend worden verondersteld – verhaalt gedetailleerd over het meest willekeurige kampsysteem uit de vorige eeuw, dat inderdaad veel weg had van een nationale spoelbak.

Indien iets de zuiverings- en heropvoedingsmachinerie van de communistische dictatuur typeerde, dan was het de onberekenbaarheid ervan. Je kon ernaartoe gezonden worden vanwege ‘Diepe Bewondering voor het Westen’, ‘Ophemeling van de Amerikaanse Techniek’ en ‘Contrarevolutionaire Agitatie’, als ‘Sociaal Gevaarlijk Element’, als ‘Sociaal Schadelijk Element’, en zo verder en zo voort. Iedereen kon elk moment als afval verdwijnen in het onherbergzame gebied rond de poolcirkel. Dat was, zo wist iedere inwoner van de heilstaat, vanzelfsprekend; het kon je zomaar overkomen. De Goelag was als het weer.

Zo ondervindt ook de hoofdfiguur uit het nieuwste boek van de Britse gouddelver in het Sovjetverleden, Orlando Figes. Zijn boek Schrijf je me? is een verhaal over Goelaggevangene Lev Misjtsjenko en zijn geliefde Svetlana. Aan het eind van de oorlog wordt hij, afgestudeerd chemicus en militair, veroordeeld op grond van artikel 58-1(b). Zijn misdaad: landverraad door vermeende spionage. Hij is namelijk gevangengenomen door de Duitsers en wordt daarvoor, net als veel anderen, zwaar gestraft.

Levs doodvonnis wordt automatisch omgezet in tien jaar dwangarbeid, want de Goelag – de reserve-energieschuur van de Sovjetsamenleving – heeft werkkrachten nodig. En zo komt hij terecht in Petsjora, waar de voornaamste arbeid bestaat uit houtkappen omwille van een spoorwegverbinding die de Goelag moet ontsluiten. Hij zal er zijn tijd uitzitten, na een kleine tien jaar in 1954 vrijkomen en nog lang een paria blijven. Dat is opmerkelijk, maar niet bijzonder: Solzjenitsyns Goelag staat vol van zulke gevallen, die overigens minstens zo vaak omkomen als overleven. Wat dit Goelagverleden uitzonderlijk maakt, is dat het in ruim duizend brieven is gedocumenteerd, brieven van Lev aan zijn liefste Sveta, en van haar, woonachtig te Moskou, aan hem.

Figes kwam met de correspondentie in aanraking toen hij net klaar was met Fluisteraars, zijn boek over de invloed van de Stalin-terreur op het privéleven. De grotendeels ongecensureerde en geheime briefwisseling was uniek, zo werd hem verteld door Memorial, de archieforganisatie voor het Sovjetverleden. Figes integreerde al eerder op voorbeeldige wijze gewonemensenverhalen in een groot geschiedverhaal, bijvoorbeeld in zijn Tragedie van een volk, over de Russische Revolutie, en in het niet geheel onbekritiseerde Fluisteraars.

En nu ligt er dit boek. Doordat het voor de helft brief is en voor de helft tussentekst en beschouwing, is het in feite het werk van drie auteurs: van Figes, en van Lev en Sveta, de corresponderende geliefden. Dat maakt het boek wat hybride, iets tussen een brievenboek en een geschiedwerk in. Tegelijkertijd is het de kracht van dit werk, dat zich laat lezen als een persoonlijke voetnoot bij het opus magnum van Solzjenitsyn.

Wat meteen opvalt, is het contrast met De Goelag Archipel. Petsjora, de verblijfplaats van de hoofdfiguur, wordt bij Solzjenitsyn in deel 2 op pagina 447 met literair geweld omschreven als een huiveringwekkend oord. Dat is het ook bij Figes-Lev-Sveta, maar tegelijkertijd denk je als lezer telkens: het is vreselijk, maar ergens valt het wel mee. Normalisering van de verschrikking, zou je het kunnen noemen. Welbeschouwd is dat de rode draad in dit boek, of beter gezegd: in de correspondentie die het hart van dit werk vormt.

Lev wil zijn Sveta niet nodeloos ongerust maken, en omgekeerd wil zij hem niet ontmoedigen door lastige vragen. We lezen heel veel over hun hartzeer en worden en passant bijgepraat over het Goelagkamp. De hoofdpersoon maakt er een paar levensbedreigende weken mee als houtsleper en heeft het geluk daarna in de elektriciteitscentrale te werken, waar het relatief vrij en veilig is. Hij bericht zijn geliefde over ditjes en datjes uit het alledaagse kampleven, over de medicijnen die hij nodig heeft voor zichzelf en zijn naaste kampkameraden, en vooral over de dreiging op transport te worden gesteld naar nog onherbergzamere gebieden.

Lev behoort tot wat Solzjenitsyn de ‘terreindrukkers’ noemt: de categorie die in de voorziening werkt, geen deel heeft aan ‘de verderfelijke macht’, en geen verantwoordelijkheid draagt voor de ondergang van anderen. ‘Het zijn gewoon intelligente of zelfs in zekere mate geschoolde sappelaars,’ aldus Solzjenitsyn.

Het is hier, in de weergave en analyse van het kampbestaan, dat Figes’ boek als geschiedwerk in zekere zin tekortschiet. We komen als lezer alles te weten over de ziekten en zorgen van Lev en zijn kleine groepje naaste kampcollega’s, maar over de rest van de populatie en over zijn positie ten opzichte van hen en de kampleiding worden we slechts zuinig geïnformeerd.

Het boek ontleent zijn betekenis wellicht aan de beschrijving van een andere werkelijkheid, aan die van de Goelag als min of meer onvermijdelijke parallelwereld. Zoals de horigheid logisch onderdeel was van het feodale tsarenrijk, zo lijkt de Goelagslavernij te horen bij het Sovjetparadijs. Als inwoner van de Unie der Socialistische Volksrepublieken leer je met het bestaan ervan te leven.

Dat is ook wat Sveta, de geliefde van de hoofdpersoon, doet. Jaar in jaar uit reist ze illegaal naar het kamp om Lev te bezoeken, daarbij geholpen door enigszins geprivilegieerde kampbewoners en door haar omgeving in Moskou. Vooral dat laatste is opvallend en mogelijk typerend voor de samenleving onder Stalin. Haar baas op een rubberlaboratorium werkt haar niet tegen bij haar jaarlijkse tocht, en ook verder knijpen allerlei Sovjetburgers een oogje toe.

En Sveta was zeker niet de enige vaste bezoeker van Petsjora, al liepen de families van de gestraften de Goelag natuurlijk niet in en uit. Het moet kenmerkend zijn voor de positie van kampen in de socialistische maatschappij. In tegenstelling tot de concentratiekampen van de nazi’s, blijkt de Goelag maatschappelijk integraal onderdeel te zijn geweest van het systeem. Het was zogezegd een soort open afvalkanaal.

En hoe verhield Lev, de hoofdpersoon, zich tot de twee-eenheid van kamp en Unie? Ooit vroeg een bureaucraat aan de ervaren kampbewoner Solzjenitsyn of hij nog bij het systeem wilde horen, of hij nog een ‘Sovjetmens’ was. Het eerlijke antwoord was ‘nee’, maar Solzjenitsyn omzeilde dat uiteraard.

De vraag is wat Lev geantwoord zou hebben. Hij had geen illusies meer over het communisme, schrijft Figes. ‘Toch geloofde hij nog steeds in de progressieve kracht van de Sovjetwetenschap, zelfs binnen de Goelag. Zijn eigen consciëntieuze pogingen om de werking van de centrale te verbeteren waren een uitdrukking van dit geloof.’

Aan het eind kwam Lev tot de slotsom dat hij wel degelijk schuld draagt, zij het niet in de mate die in zijn vonnis vermeld staat. ‘Als alles op de juiste manier was opgeschreven en beoordeeld, had ik misschien vijf of drie jaar gekregen,’ schrijft hij aan Sveta. Hij was nog steeds een half, of op z’n minst een kwart Sovjetmens.


Schrijf je me? Een verhaal over liefde en overleven in de Goelag
Orlando Figes
368 p. Nieuw Amsterdam, € 24,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.