Dat de communistische dictator Jozef Stalin na de Tweede Wereldoorlog obsessieve belangstelling koesterde voor zijn bloedbroeder Adolf Hitler was wel bekend. Maar dat hij zijn geheime dienst NKVD opdracht gaf tot het samenstellen van een heel boek over het Oostenrijkse fenomeen, weet niet iedereen. Het is te danken aan Matthias Uhl, medewerker van het befaamde Instituut voor Moderne Geschiedenis in München, dat de tekst boven water is gekomen. Uhl deed na de opening van de communistische archieven in 1991 onderzoek in het archief van Stalin en trof in de moeilijk toegankelijke inventaris een akte aan die de ‘biografie’ van Hitler bleek te bevatten.
‘Het boek Hitler’ heet het lijvige manuscript neutraal. De Russische bewerkers durfden het geen titel te geven, bang als zij waren voor de toorn van de dictator. Het manuscript is gebaseerd op herinneringen van Heinz Linge, chef van de persoonlijke dienst van Hitler, en Otto Günsche, vanaf 1943 SS-adjudant van de Führer. Linge en Günsche werden op de beproefde manier van de geheime dienst ondervraagd over Hitler, de man die Stalin in 1941 zo verraste met zijn aanval op de Sovjet-Unie. De beide adjudanten werden gemarteld, in hun cel afgeluisterd en bedreigd met de doodstraf – dat alles om herinneringen aan Hitler uit hen te persen.
De memoires moeten als bron natuurlijk met de nodige voorzichtigheid en argwaan worden bekeken. De bewerkers hebben het boek naar Stalin toe geschreven. Dat wil zeggen: het Hitler-Stalin-pact uit 1939 komt er niet in voor, de westerse geallieerden worden steevast zwart afgeschilderd en de uiteindelijke Russische overwinning wordt als onvermijdelijk voorgesteld. Maar ook na kritische lezing van dit alles blijft er genoeg over. Vooral de herinneringen van Günsche, die veel besprekingen van Hitler met zijn militaire top bijwoonde, voegen iets toe aan het beeld dat van de Führer bestond. Het belangrijkste is wel dat Hitler, de meester van de Blitzkrieg, niet in staat bleek een langdurige en moeizame veldtocht te leiden.