Home Bezield van goede bedoelingen

Bezield van goede bedoelingen

  • Gepubliceerd op: 23 februari 2005
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Peter Klein
  • 3 minuten leestijd

548 p. Balans, euro 35,00

Ettelijke tientallen jaren heeft de Leidse hoogleraar Hans Daalder besteed aan de ‘politieke biografie’ van Willem Drees sr. Deze is wel kleinerend ‘wethouder van Nederland’ genoemd, maar ook getypeerd als begenadigd politicus en zelfs geëerd als wijs en groot staatsman. Door zijn markante persoonlijkheid en onmiskenbaar grote maatschappelijke betekenis was Drees hoe dan ook een van de belangrijkste exponenten van de roerige vaderlandse geschiedenis van zijn tijd. Al tijdens zijn buitengewoon lange leven bereikten zijn naam en faam bovendien welhaast mythische proporties. De overwegend nuchter afgewogen, zeer grondige beschouwingen van Daalder verdienen alleen daarom al bewondering.


Toch kan men zich afvragen waarom Daalder aan zijn toch al lijvige Drees-oeuvre nu een apart deel heeft toegevoegd, waarin hij slechts vier jaar uit de lange politieke carrière van Drees uit de doeken doet. De argumenten die hij daarvoor in zijn inleidende beschouwing aanvoert, zijn niet in alle opzichten overtuigend. Drees zelf ervoer die jaren als een ‘nachtmerrie’. Daalder meent op zijn beurt dat het de meest ’traumatische’ episode uit Drees’ politieke leven betrof, waarover hij later met ‘onmiskenbare weerzin’ sprak. Dat laatste viel overigens wel mee. De ‘Indonesische kwestie’ bleef hem getuige allerlei uitlatingen wel degelijk ook publiek bezighouden.

Voorzover ik het kan beoordelen voegt Daalder niet veel nieuws toe aan het bestaande beeld van het Nederlandse beleid aangaande Indonesië. Nieuw licht blijft beperkt tot detailkwesties. Het is overigens merkwaardig dat Daalder de ‘Indonesische kwestie’ reduceert tot de periode tussen augustus 1945 en de soevereiniteitsoverdracht in december 1949. Is het om nog scherper te laten uitkomen dat Drees eigenlijk een beperkte rol heeft gespeeld in de tragische dekolonisatie van Nederlands-Indië? Waren daarvoor werkelijk 548 bladzijden nodig?


Als minister van Sociale Zaken had Drees tot het laatste kwartaal van 1947 nauwelijks rechtstreeks bemoeienis met de zaak. Pas na zijn aantreden als minister-president van een weinig samenhangend kabinet van brede samenstelling trad hij meer op de voorgrond. Maar in vergelijking met de positie van zijn voorganger Beel was de zijne verzwakt. Zijn invloed bleef beperkt.

Zoals anderen al hebben aangetoond, was het vraagstuk zo gecompliceerd dat Nederland en de Nederlandse politici er volstrekt niet tegen opgewassen waren. Emoties en sentimenten wogen zwaar. De kennis van koloniale toestanden en verhoudingen liet veel te wensen over. Onbegrip stond de juiste inschatting van het Indonesische nationalisme – in het bijzonder van de Republiek – in de weg. De internationale omstandigheden, met name de relaties met de Verenigde Staten en de Verenigde Naties, legden stringente beperkingen op. Maar ook op dat terrein heerste gebrek aan kennis, inzicht en vermogen. Tussen Haagse en Indische regeringskringen gaapte een diepe kloof. Nederlandse partijen en politici lieten zich leiden door onderlinge meningsverschillen en belangentegenstellingen. De spanning tussen de legerleiding en strijdkrachten in Indi’ en de burgerlijke autoriteiten was om te snijden.

In deze historische context was, zoals achteraf makkelijk is in te zien, voor Nederland geen eer te behalen. Toch valt het Nederlandse historici ook nu nog heel moeilijk daarover anders dan in termen van ‘goed’ en ‘fout’, ‘schuld’ en ‘onschuld’ te oordelen. In zijn onmiskenbaar streven Drees vrij te pleiten van schuld ontsnapt zelfs Daalder niet aan deze nationale hebbelijkheid. Wie tussen de regels door leest, ontkomt er niet aan de kwalijke zondebokken op het spoor te komen: Beel, Romme, Sassen (met de hele KVP in de rug) in de eerste plaats, maar ook de goede Schermerhorn was toch eigenlijk een deugniet.

En Drees? Ach, die was integer bezield van goede bedoelingen. Ook zag hij het vaker goed dan verkeerd. Maar ja, de anderen en de omstandigheden stonden hem in de weg. Daalders conclusie dat Drees, in tegenstelling tot wat wel is beweerd, niet de kwade genius van het falende Nederlandse dekolonisatiebeleid is geweest, is overtuigend. Maar of daarmee nu werkelijk veel belangrijks is gezegd, is de vraag. Drees was niet groter of kleiner dan de natie waaruit hij is voortgekomen.

In dat licht is het jammer dat Daalder de ‘Indonesische kwestie’ bij de soevereiniteitsoverdracht als opgelost beschouwde. Drees heeft als minister-president pas jaren na de soevereiniteitsoverdracht het bijltje erbij neergelegd. In die tijd heeft Nederland ten aanzien van Indonesië niet meer of beter gepresteerd. Integendeel.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel leest u historische achtergronden bij het nieuws van vandaag. Nu de eerste maand voor maar 1,99.