Anton van Hooff
‘In tegenstelling tot Colijn pakt de regering-Balkenende de zaken inderdaad voortvarend aan. Colijn wilde alleen bezuinigen en afwachten. Dit kabinet doet wat het moet doen: het heeft een evenwichtig, breed gedragen akkoord gepresenteerd. Maar ik zie weinig reden om het resultaat toe te schrijven aan de premier zelf. Tijdens zijn fletse babbeltje waarmee hij het pakket maatregelen in de Kamer verdedigde, dacht ik: “Is dit nu de man die het over de VOC-mentaliteit heeft?”
Als classicus ben ik sterk geneigd de huidige politiek te vergelijken met die in de oudheid. Toen was het van groot belang dat een politicus kon communiceren. Voordat mannen als Cicero – ook een nieuwkomer met een eenvoudige achtergrond – in de politiek terechtkwamen, hadden ze jarenlang gestudeerd bij leraren in de welsprekendheid. Wie niet goed kon praten redde het niet. Je moest je gedachten helder kunnen formuleren en overtuigend kunnen overbrengen.
Wat dat betreft deed Colijn het in zijn tijd veel beter dan Balkenende. Zijn economische politiek mocht dan verkeerd zijn geweest, hij wist met zijn charisma het publiek te overtuigen. Ik denk daarom dat minister Bos eerder lof verdient. Hij weet het kabinetsbeleid veel beter te verkopen en heeft er waarschijnlijk ook meer de hand in gehad.’
Ruth Oldenziel:
‘Ik ben niet onder de indruk van Balkenende’s plannen. De aangekondigde investeringen in publieke werken lagen al op de plank, ze worden nu slechts naar voren gehaald. Balkenende weigert ook de Amerikanen te volgen in het pompen van grote sommen overheidsgeld in de economie. Hij stelt dat het publieke geld in Nederland voornamelijk in de welvaartsstaat zit, en met een verwachte toename van de werkloosheid tot 9 procent valt daar al een grote stijging van de overheidsuitgaven te verwachten.
Dit is ook de reden dat ik Colijn en Balkenende twee onvergelijkbare grootheden vind. In de tijd van Colijn was de welvaartsstaat er namelijk nog niet. Colijns politieke ideeën stamden uit de negentiende eeuw en zijn ideaal van de rol van de overheid was die van de ‘nachtwakersstaat’. Keynesiaanse ideeën over het actief stimuleren van de economie in tijden van economische crisis waren in het Europa van zijn tijd nog lang geen gemeengoed.
Tijdens de afgelopen decennia is het Keynesiaanse gedachtegoed weer overboord gegooid. Het CDA wil daarom, in tegenstelling tot de PvdA, vasthouden aan een sluitende begroting. Wat dat betreft is Balkenende weer wél met Colijn te vergelijken: allebei zijn ze conservatief. Ze zijn niet visionair of vernieuwend, maar opereren strikt binnen het eigentijdse paradigma.’
James Kennedy:
‘In de eerste plaats moet je stellen dat Colijn pas na vier crisisjaren, in 1933, premier van Nederland werd. In dat opzicht gaat de vergelijking dus al mank. Waar Balkenende de crisis vanaf het begin kon bestrijden, was Colijn daar de eerste jaren niet toe in staat vanwege het simpele feit dat hij geen deel uitmaakte van de regering. Colijn erfde dus de praktijk van zijn voorgangers.
Het is bovendien zeer de vraag of je Balkenende voortvarender kunt noemen dan Colijn. Het algemene beeld dat de afgelopen maanden is ontstaan, is dat Balkenende niet de drijvende kracht is geweest achter de huidige crisisplannen. Zijn vice-premiers lijken een veel grotere rol te hebben gespeeld. Balkenende heeft de besluitvorming mogelijk zelfs vertraagd, onder meer door zijn bekritiseerde bezoek aan Brazilië.
Los van de vraag of diens beleid het juiste was, pakte Colijn als premier de zaken veel krachtiger aan. Colijn was de enige man van formaat in zijn kabinet en maakte daar echt de dienst uit. Hij wilde flink bezuinigen en wist de druk te weerstaan van allerlei instanties en ministers die om extra geld vroegen. Ook in het vasthouden aan de gouden standaard hield hij voet bij stuk totdat uiteindelijk, in 1936, devaluatie onvermijdelijk werd.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees