Home Baden-Powell: redder van het Britse imperium

Baden-Powell: redder van het Britse imperium

  • Gepubliceerd op: 1 juni 2007
  • Laatste update 07 aug 2023
  • Auteur:
    Maurice Blessing
  • 15 minuten leestijd
Baden-Powell: redder van het Britse imperium

In de zomer van 1907 ontvangen 22 Britse puberjongens een persoonlijke uitnodiging van generaal Baden-Powell. Ze zijn uitverkoren om onder leiding van de oorlogsheld deel te nemen aan een zomerkamp op het eiland Brownsea. Het evenement wordt algemeen beschouwd als de genesis van ’s werelds meest succesvolle jongerenorganisatie: de scouting of padvinderij. Wat dreef ‘B-P’, en waarom sloeg zijn beweging zo aan?

‘Ik zit nu voor mijn tent in de warme zon,’ schrijft de 23-jarige Britse vaandrig ‘Stephe’ Baden-Powell zijn familie op kerstavond 1880, in een legerkamp bij het Zuid-Afghaanse Kandahar. ‘Een paar foxterriërs van het regiment zijn aan het dollen en aan mijn andere kant krijgt een nikker ervan langs met de strokenzweep.’

Dat najaar heeft bij Kandahar de laatste grote veldslag van de Tweede Brits-Afghaanse Oorlog (1878-1880) plaatsgevonden. Hoewel generaal Roberts het zuiden van Afghanistan formeel heeft ‘gepacificeerd’, moeten de Britten continu op hun hoede blijven. Elk moment kan een zelfmoordstrijder toeslaan. Ter afschrikking heeft het leger een geïmproviseerd schavot opgericht, waar dagelijks enkele Afghanen worden opgehangen. Maar de galg is zo krakkemikkig geconstrueerd dat het gehele bouwsel kapseist bij een mislukte poging twee veroordeelden tegelijk op te hangen. Het is lang niet de enige mislukte executie, en Stephe -die zijn hele leven gefascineerd zal blijven door lugubere gebeurtenissen – legt ze gedetailleerd vast in zijn dagboek.

Begin 1881 trekt het Britse leger zich op gezag van de nieuwe liberale regering in Londen terug uit Afghanistan. Op de valreep krijgt Stephe – die te laat is gearriveerd voor de gevechtshandelingen en tijdens zijn hele verblijf in Afghanistan alleen in zijn eigen voet zal schieten – nog een belangrijke opdracht. Hij wordt met een verkenningseenheid naar Maiwand gestuurd, waar een Britse legermacht tijdens de zomer een historische nederlaag heeft geleden. Stephe moet een kaart van het gebied tekenen en de oorzaken van de catastrofe traceren.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Zelfs de door oorlog gepokte en gemazelde Britse soldaten moeten geschokt zijn geweest bij aankomst op het slagveld van Maiwand. Zo ver het oog reikt liggen rottende en aangevreten lichamen van mannen en paarden verspreid over het landschap. Hoewel Baden-Powell een week niet zal kunnen eten, geniet hij van zijn opdracht. Zoekend naar sleepsporen van artillerie, hulzen en wielsporen, reconstrueert hij nauwgezet het verloop van de strijd. Het geeft hem een vreemd soort voldoening, een jongensachtige opwinding, die hij niet vindt in het geestdodende opvolgen van orders met een abstract doel waaruit het soldatenleven voor hem tot nu toe bestond. Dit is het ‘mannelijke leven’ zoals hij zich dat heeft voorgesteld sinds hij in zijn jeugd door de bossen van Surrey dwaalde en wegdroomde boven George Catlins prentenboeken over de indianen van Noord-Amerika.

Jurkendans

Stephe Baden-Powell komt op 22 februari 1857 in Londen ter wereld als Robert Stephenson Smyth Powell in een door dood en ziekte geteisterde familie. Hij is op dat moment de vierde – nog levende – zoon uit het huwelijk van predikant, vrijdenker en wiskundeprofessor Baden Powell met de door maatschappelijke status geobsedeerde admiraalsdochter Henrietta Grace Smyth. Sinds het gezin enkele jaren eerder van het landelijke Oxford naar de metropool Londen is verhuisd, zijn al drie kinderen aan ziekte bezweken. In 1860 wordt ook vader Powell – die dat jaar fel is aangevallen door de anglicaanse kerk vanwege zijn vrijzinnige publicaties – ernstig ziek. Kort voor zijn geplande deelname aan een debat over Darwins On the Origin of Species overlijdt hij. Sommige ideologische tegenstanders zien in het drama een welkom Godsbewijs.

Stephe is dan al naar zijn grootouders op het platteland gestuurd. Als hij enige tijd na zijn vaders dood terugkeert, staat zijn moeder op het punt naar Kent te vertrekken. Alleen baby Baden gaat mee. ‘Arme kleine Stephe,’ schrijft ze vanuit haar herstellingsoord. ‘Ik heb het gevoel dat ik mijn plicht tegenover hem verzaak, maar er wordt zo goed voor hem gezorgd.’ De huilbuien en woedeaanvallen die Stephe met enige regelmaat overvallen, lijken door Henrietta niet in verband te worden gebracht met het feit dat de jongen plotseling zijn beide ouders moet missen.

Zijn jongere zus Agnes en haar poppenverzameling bieden Stephe de nodige afleiding. Hij ontwerpt en naait samen met zijn zusje poppenkleertjes en leert zichzelf de basisbeginselen aan van de befaamde ‘jurkendans’, waarmee hij later op het toneel zo’n succes zal boeken. Maar zijn grote voorbeeld is zijn zes jaar oudere broer Augustus, met wie Stephe een passie voor tekenen deelt en die hem meeneemt naar de bossen buiten de stad om vogelnesten te zoeken. Deze bron van troost wordt hem echter ruw ontnomen. Begin 1862 worden bij Augustus de eerste symptomen van tbc geconstateerd. Hij overlijdt het jaar daarop. Augustus laat Stephe zijn favoriete bezittingen na: zijn telescoop, kompassen en schetsboeken.

Henrietta Grace zit intussen niet bij de pakken neer. Ze is ervan overtuigd dat voor haar gezin een vooraanstaande positie binnen de Londense society is weggelegd. Allereerst breidt ze de familienaam uit tot het aristocratischer klinkende Baden-Powell. Ze verlaat het familiehuis voor een peperduur onderkomen aan Hyde Park, dat ze beter geschikt acht om de elite in te vermaken en zo ‘posities’ voor haar kroost te bemachtigen. Om de financiële lasten te verlichten wordt het een groot deel van het jaar aan derden verhuurd – de familie verblijft dan in een cottage aan de kust.

Henrietta onderricht haar kinderen met moralistische Bijbelvertellingen. De lijdende rol van de moeder wordt benadrukt, evenals de plicht van de kinderen elkaar te steunen en de liefde van hun moeder te verdienen – letterlijk en figuurlijk. Henrietta zal als een spin in het web de toekomstige inkomsten van haar nageslacht innen en herverdelen. Alleen aan haar hand kunnen de kinderen overleven in een onberekenbare buitenwereld, zo luidt de indirecte boodschap. Stephe knoopt het in zijn oren. ‘Het hele geheim van mijn succes ligt bij mijn moeder,’ zal hij in 1933 ‘opbiechten’ in zijn autobiografische Lessons from the Varsity of Life.

Naakte jongens

In 1870 weet Henrietta voor Stephe een kosteloze toelating te bemachtigen – voor zonen van verarmde families van goede komaf – op de prestigieuze en aartsconservatieve kostschool Charterhouse. Binnen twee jaar zal deze public school naar het platteland van Surrey verhuizen. Voor de 13-jarige Stephe betekent dit dat hij voor langere tijd is overgeleverd aan de ‘zorg’ van ouderejaars, die hun rol als ‘karaktervormer’ niet zelden met een sadistisch genoegen vervullen. Stephe vat een grote bewondering op voor zijn eigen upper, de atletische Edward Parry, die uitblinkt in teamsporten. Stephe doet al het mogelijke om het hem naar de zin te maken, onder meer door grote deskundigheid te verwerven in de uiteenlopende wijzen waarop Parry’s brood kan worden geroosterd.

Baden-Powells levenslange voorkeur voor de omgang met jonge mannen, zijn nadruk op karaktervorming door ontbering, schone buitenlucht en teamsport, en zijn niet-aflatende liefde voor de schoonheid van het getrainde, naakte jongemannenlichaam (‘Een schone jongeman op het toppunt van zijn gezondheid en kracht, is Gods mooiste schepping op deze wereld,’ schrijft hij in 1922) kunnen worden herleid tot zijn – later geïdealiseerde – jaren op Charterhouse. Als hij er in 1919 terugkeert voor een bezoek aan een van de leraren, A.H. Tod, noteert hij in zijn dagboek: ‘Tods foto’s van naakte jongens en bomen etc. Prachtig.’

Het verwerven van intellectuele vaardigheden valt helaas niet onder de public school spirit. Een echte gentleman spant zich namelijk nimmer in, anders dan op het sport- of slagveld. Maar voor zijn toelating tot het exclusieve Balliol College in Oxford moet Stephe in 1876 toch echt examen afleggen. Hij faalt. Ook bij het minder veeleisende Christ Church haalt hij het examen bij lange na niet.

In zijn autobiografie zal hij later verklaren dat hij uit eigen beweging het leger verkoos boven de universiteit; in werkelijkheid heeft Baden-Powell geen keus. In oktober 1876 wordt hij als sub-lieutenant voor het 13e Regiment Huzaren uitgezonden naar Lucknow in Brits-Indië. Dit regiment was wél zijn eigen keus: was hij tot een in Engeland gestationeerde eenheid toegetreden, dan had zijn familie zijn onderhoud niet kunnen bekostigen.

Stephe haat het bestaan als onderofficier in de verzengende hitte van de door cholera geteisterde Noord-Indiase stad. Net als zijn meeste collega’s kijkt hij neer op de slaafse onderdanigheid van zijn inlandse bedienden. Paradoxaal genoeg maakt hij zich tegelijkertijd vrolijk om de trotse, westers opgeleide upperclass Indiërs. ‘Voor deze mensen hebben onze moderne inspanningen geen waarde,’ schrijft hij zijn moeder. ‘Hun oude manieren passen beter bij hun karakter en hun land.’

In Lucknow treedt hij voor het eerst van zijn leven op als vrouw, in Henry J. Byrons klucht Fra Diavolo. Het is een groot succes en hij zal nog vele vrouwenrollen aan zijn repertoire toevoegen. Maar terwijl Stephe tegenover de buitenwereld de schijn van immer opgewekte, ietwat excentrieke gentleman ophoudt, smeekt hij zijn moeder haar contacten in Londen aan te wenden en hem uit Lucknow weg te halen.

Uiteindelijk wordt hij uit zijn lijden verlost door chronische diarree, een haperende spijsvertering, uitzetting van de milt en ‘algehele malaise’; de Medische Staf besluit hem in 1878 voor ziekteverlof naar Engeland te sturen. Twee jaar verblijft Stephe bij zijn moeder, die hem duidelijk maakt dat een verandering van regiment er financieel niet in zit. Wanneer hij eind 1880 noodgedwongen terugkeert naar Lucknow, is zijn enige troost dat het winter is en dat hij direct zal worden doorgestuurd naar Kandahar.

Puur natuur-romantiek

Stephes verblijf in Afghanistan zal voor hem van doorslaggevend belang zijn. Op de lange voetmars van Quetta naar Kandahar ontstaat zijn haast spirituele liefde voor roughing it: slapen in de openlucht, eten bij het kampvuur en rondtrekken door de open, nog niet door de moderne beschaving bezoedelde natuur. Dat Baden-Powell tijdens zijn verblijf in de bergen van het Afghaans-Indiase grensgebied zo ontvankelijk blijkt voor de ‘puur natuur’-romantiek van in zijn tijd populaire jongensboeken, heeft waarschijnlijk ook een profane oorzaak. Kort voordat hij Lucknow verlaat voor Quetta maakt hij namelijk kennis met de knappe 20-jarige officier Kenneth McLaren, die als eerste Stephes pantser van bestudeerde luchthartigheid en nonchalance zal doorbreken.

Terug in Quetta treden ze samen op in toneelstukken, waarbij McLaren de vrouwelijke hoofdrollen op zich neemt. Stephe slaapt in de hut naast McLaren en samen picknicken ze regelmatig in de heuvels buiten Quetta. Terwijl Stephe het slagveld van Maiwand, de executies en moordaanslagen rond Kandahar en de bijna dagelijkse begrafenissen van aan tropische ziektes overleden collega’s met koele, afstandelijke ironie in zijn brieven en dagboeken noteert, is hij totaal van slag wanneer hij van McLaren hoort dat diens moeder is overleden. ‘Arme kleine kerel!’ schrijft hij in zijn dagboek. ‘Ik probeer hem te troosten zoveel als ik kan – maar ik krijg het bijna vaker te kwaad dan hij – hij is er zo vreselijk aan toe!’

‘The Boy’, zoals Baden-Powell zijn vriend vanwege diens jonge-knapen-uiterlijk is gaan noemen, keert met hem terug naar de vlakte van Noord-India. In hun nieuwe vestigingsplaats Muttrah, waar de twee een bungalow delen, vraagt Baden-Powell nooit meer om ziekteverlof. Zelfs het land en zijn inwoners gaat hij in een positiever licht zien. Tijdens een logeerpartij aan het hof van de maharadja van Deeg delen de twee het bed ‘in een grote marmeren hal’. Na het ontbijt nemen ze deel aan het vorstelijke tijdverdrijf pigsticking: het met speren jagen op wilde zwijnen. ‘Then we had awful fun.’

Terwijl Stephe in Muttrah zijn mannelijke idylle beleeft, bewerkt zijn familie vanuit Londen zijn directe leidinggevende. Het leidt ertoe dat Stephe in 1882 wordt gepromoveerd tot adjudant. In deze functie komt Baden-Powells bijzondere talent tot zijn recht. In tegenstelling tot wat in het Britse leger gebruikelijk is, besteedt de jonge officier veel aandacht aan het welzijn en de training van zijn mannen. Hij laat hen niet simpelweg orders opvolgen, maar geniet van hun gezelschap.

Bepalend voor zijn toekomst zijn de lezingen die hij gaat geven over kaartenmaken en spoorzoeken, geïnspireerd door zijn ervaringen in Maiwand. Hij zal deze uitwerken in zijn boek Reconnaissance and Scouting, dat in 1885 verschijnt. Het is een voor die tijd revolutionair werk, omdat het de nadruk legt op de eigen verantwoordelijkheid en inventiviteit van de individuele soldaat.

Vier jaar later publiceert Baden-Powell zijn Aids to Scouting for N.C.O’s and Men, dat de directe voorloper is van zijn onwaarschijnlijke bestseller Scouting for Boys, uit 1908. In dit laatste boek past Baden-Powell zijn ideeën over militaire effectiviteit toe op de opgroeiende Britse jeugd. De publicatie valt samen met de oprichting van de scoutingbeweging, die zal uitgroeien tot een wereldwijde miljoenenorganisatie en waardering oogst van uiteenlopende figuren als Maria Montessori, Mahatma Gandhi en Benito Mussolini.

Nationale angstpsychose

Vanwaar dit succes? Zeker is dat de vliegende start van de scoutingbeweging veel te danken heeft aan de persoonlijke roem van Baden-Powell. Aan het eind van de eeuw groeit – dan kolonel – Baden-Powell uit tot nationale held van de Tweede Boerenoorlog (1899-1902) in Zuid-Afrika. Deze koloniale oorlog verloopt aanvankelijk desastreus voor het Britse leger. Het krijgt nederlaag op nederlaag te verwerken in de op het oog ongelijke strijd met de Boeren van de onafhankelijke republieken Transvaal en Oranje Vrijstaat. De morele schok in Groot-Brittannië is groot; de agrarische, streng protestantse cultuur van de Boeren wordt algemeen beschouwd als een anachronisme in het industriële tijdperk, waarvan de Britten zichzelf als vlaggendragers en frontmannen beschouwen.

De Britse kranten kunnen eind 1899 slechts één succesje aanhalen: het doortastende optreden van kolonel Baden-Powell, die zich in het garnizoensstadje Mafeking met een handjevol mannen een overmacht aan Boeren van het lijf houdt. De 217 dagen durende belegering dient als balsem voor de gekwetste Britse ziel. Wanneer Baden-Powell en zijn mannen in mei 1900 eindelijk worden ontzet, breekt een groot volksfeest uit in het centrum van Londen. Dat de Britten in de continentale pers – die het opneemt voor de etnisch verwante Boeren – als bruten en oorlogsmisdadigers worden afgeschilderd, lijkt het nationalistische vuur slechts op te stuwen.

Na het voor de Britten vernederende vredesverdrag van 1902, waarin de Boeren weliswaar hun formele onafhankelijkheid opgeven maar vele concessies van de Britten weten te bemachtigen, verkeert het Britse Rijk in een staat van geestelijke ontreddering. Het nationale zelfvertrouwen is aangetast, wat tot uiting komt in een breed gedragen ongerustheid over de morele en fysieke gesteldheid van het Britse volk. Heeft de moderne beschaving de Britten niet week gemaakt? De zorgen worden verergerd door de snelle opkomst van het Duitse keizerrijk. Als de Duitsers ooit mochten besluiten Engeland aan te vallen, kan de Britse bevolking zichzelf dan verdedigen? De meeste parate troepen bevinden zich in de uitgebreide koloniën.

‘Achteruitgang’ (deterioration) is het woord dat in het eerste decennium van de twintigste eeuw het vaakst in de Britse krantenkolommen opduikt. ‘Karaktervorming’ volgt als goede tweede. Heeft Japan niet zuiver op basis van karakter in 1905 de grote westerse mogendheid Rusland verslagen? Het is deze nationale angstpsychose die Baden-Powell in 1907 aangrijpt om zijn eigen ideeën over karaktervorming voor het voetlicht te brengen. Tegelijkertijd kan hij voor zichzelf een nieuwe bezigheid creëren, nu het einde van zijn aanstelling als inspecteur-generaal van de cavalerie in zicht komt en onzekerheid over de voortzetting van zijn militaire carrière de gelauwerde generaal bekruipt.

Begin 1907 schrijft hij een pamflet waarin hij allereerst de omineuze toestand in het Britse Rijk vergelijkt met de zwarte nadagen van het Romeinse Rijk. De ‘neergang van goed burgerschap, het gebrek aan patriottisme en de groei van luxe en ledigheid’ teisteren Groot-Brittannië net als het Rome van toen, waarschuwt de nationale held.

Om hetzelfde lot te ontlopen ‘is het ieders plicht de komende generatie op de juiste weg van goed burgerschap te leiden. Met dit doel wordt het volgende plan aangeboden, als mogelijk hulpmiddel om de morele en fysieke ontwikkeling van jongens van alle overtuigingen en klassen op een positieve manier te beïnvloeden, op een wijze die jongens aanspreekt.’ Wat volgt is een omschrijving van de ‘onschatbare kwaliteiten’ die niet alleen een goede boy scout kenmerken, maar ook een goed burger: ‘observatievermogen, ridderlijkheid, patriottisme, zelfopoffering, persoonlijke hygiëne, zelfstandigheid etc., etc.’

Baden-Powell zal zijn ideeën die zomer persoonlijk in praktijk brengen op Brownsea Island, waar 22 jongens van tussen de dertien en zestien jaar de dan 50-jarige generaal aantreffen in sokken tot onder de knie – waar zijn halflange broek begint – en een overhemd van de Zuid-Afrikaanse politiemacht. Op zijn kalende hoofd draagt Baden-Powell een wat koddig aandoende deukhoed, die hij later zal vervangen door een meer tot de verbeelding sprekende platte stetson. Stephe Baden-Powell (fervent liefhebber van het toneelstuk Peter Pan, over het jongetje dat niet groot wenste – of durfde? – te worden) is weer jongen onder de jongens.

Uitlaatklep

Het is verleidelijk om Baden-Powells uiteindelijke bestemming in verband te brengen met zijn seksuele gevoelens. Zijn intensieve omgang met jonge scouts – en zijn belangstelling voor hun badrituelen in de vrije natuur – moet hem in ieder geval een uitlaatklep hebben geboden voor voorkeuren die in de Britse maatschappij na het ‘sodomieproces’ tegen Oscar Wilde, in 1895, op bitter weinig begrip konden rekenen. Een handige maatschappelijke schaamlap voor zijn activiteiten vindt hij in 1912, op 55-jarige leeftijd, in een huwelijk met de 23-jarige Olave Soames. Zij brengt een aanzienlijke bruidsschat mee en zal zich met hart en ziel inzetten voor de scoutingbeweging.

Op de trouwerij is Kenneth McLaren niet uitgenodigd. Olave Soames is zeer jaloers aangelegd en wantrouwt de innige vriendschap tussen ’the Boy’ en ‘B-P’ – zoals de nu geridderde lord Baden-Powell binnen de beweging liefkozend wordt aangeduid. De twee vrienden zullen elkaar nooit meer ontmoeten. Als McLaren in 1923 overlijdt, na jaren in een gesticht te hebben doorgebracht vanwege chronische depressies, mijdt Baden-Powell zijn begrafenis.

Zelf brengt hij zijn laatste jaren door in Kenia. De toegewijde Olave brengt er haar oude, zieke echtgenoot ’s avonds tot rust door hem details voor te lezen uit beroemde autopsiezaken. Wanneer de boyman in het tweede oorlogsjaar, op 8 januari 1941, overlijdt, wordt hij naar eigen wens in de glooiende groene heuvels van Oost-Afrika begraven.

Meer weten

  • The Story of Baden-Powell. The Wolf that Never Sleeps (1900) van Harold Begbie is een weinig kritisch verhaal over Baden-Powell.
  • Mafeking. A Victorian Legend (1966) van Brian Gardner brengt het beleg van Mafeking terug tot één grote pr-stunt.
  • De enige die erin is geslaagd een Baden-Powell van vlees en bloed neer te zetten, is de Britse romanschrijver Tim Jeal met zijn uitputtende en imposante biografie Baden-Powell uit 1989.