Home Archie Brown, ‘De opkomst en ondergang van het communisme’

Archie Brown, ‘De opkomst en ondergang van het communisme’

  • Gepubliceerd op: 8 oktober 2009
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Jan Dirk Snel
  • 6 minuten leestijd

Twintig jaar geleden, in de zomer van 1989, katapulteerde een Amerikaanse ambtenaar, Francis Fukuyama, zich tot wereldfaam met een artikel in de National Interest getiteld ‘The End of History?’. Wat we op dat moment zagen, betoogde hij, kon weleens meer zijn dan het einde van de Koude Oorlog. Dit was niet het voorbijgaan van een periode uit de naoorlogse geschiedenis – nee, het ging om het einde van de geschiedenis als zodanig.


De mensheid had het eindpunt van ideologische evolutie bereikt. De westerse liberale democratie had zich universeel de definitieve menselijke regeringsvorm betoond. Niet dat alle landen zich nu onmiddellijk tot florerende democratische rechtstaten zouden ontwikkelen, maar een beter ideaal zou niemand nog bedenken.

Daar zat iets in. Het fascisme had na de Tweede Wereldoorlog al afgedaan als alternatieve ideologie en eind jaren tachtig was ook de kracht van het marxisme-leninisme voorgoed gebroken. Er was geen alternatief meer. Fukuyama’s gevoelens waren ambivalent. ‘Het einde van de geschiedenis zal een zeer droevige tijd zijn,’ schreef hij.

‘De strijd om erkenning, de bereidheid om je leven op het spel te zetten voor een zuiver abstract doel, de wereldwijde strijd die durf, moed, verbeeldingskracht en idealisme opriep, zal worden vervangen door economische berekening, het eindeloos oplossen van technische problemen, zorgen om het milieu en de bevrediging van de ontwikkelde verlangens van consumenten.’ Dat terrorisme en strijd om nationale bevrijding niet zouden verdwijnen, vermeldde hij ook nog.

Eigenlijk was Fukuyama het eens met de filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel, die het einde van de geschiedenis al met eigen ogen had vastgesteld in 1806, toen Napoleon in de Slag bij Jena Pruisen versloeg en daarmee volgens hem de principes van de Franse Revolutie had gevestigd. Zo bekeken was de botsing tussen de ideologieën in de twintigste eeuw een overbodig naspel.

Dominotheorie
Op zich is Fukuyama’s toekomstvoorspelling uitgekomen. Nog steeds is er veel loos in de wereld, maar een grote ideologische strijd zie je nergens. De vraag is alleen of zijn opvatting van geschiedenis niet al te beperkt is. Waarom zou alleen de strijd om de beste regeringsvorm de enige echte geschiedenis zijn?

Als Fukuyama gelijk heeft, zou je met De opkomst en ondergang van het communisme van de Schotse politicoloog Archie Brown dus een van de weinige werkelijk historische boeken in handen hebben. Maar dan moet je toch vaststellen dat echte geschiedenis nogal miezerig is.

De vraag is bovendien of er van een titanenstrijd van epische allure tussen de grote ideologieën wel sprake is geweest. Brown, die Fukuyama overigens niet noemt, lijkt te denken van niet. Zijn boek is een uitvoerige beschrijving van de zestien communistische staten die de wereld gekend heeft. Vijf ervan bestaan trouwens nog. Eén in Amerika: Cuba. En vier in Azië: Laos, Vietnam, China en Noord-Korea.

Maar sommige ervan zijn niet erg recht meer in de leer, en dat het communisme op den duur overal zal ondergaan, is voor Brown geen vraag. Cambodja en Mongolië – in 1921 de tweede communistische staat ter wereld – zijn niet communistisch meer. In Europa is het communisme in negen staten twintig jaar geleden verdwenen.

Niet alleen in de Sovjet-Unie en haar satellieten Polen, de DDR, Tsjecho-Slowakije, Hongarije, Roemenië en Bulgarije, maar ook in Joegoslavië en Albanië, die de weg naar het communisme op eigen kracht hadden gevonden. De dominotheorie uit de Koude Oorlog – als het ene land voor het communisme zou vallen, zou het andere spoedig volgen – klopte niet, merkt Brown op, maar voor het eind van het communisme ging die wel op.

Brown kent aan een communistische staat zes kenmerken toe. Politiek heerst er de dictatuur van het proletariaat – in de vorm van opperheerschappij van de Communistische Partij – en is het democratisch centralisme leidend. Economisch zijn de productiemiddelen in handen van de staat en wordt de staatshuishouding van bovenaf geleid. En ideologisch geldt het communisme als het ultieme legitimerende doel en is er het besef deel uit te maken van een internationale beweging.

Browns omschrijving bevat een aantal cirkelredeneringen – communisme is er als communisme het officiële ideaal is –, maar zijn benadering komt er vooral op neer dat hij het ‘reëel bestaan hebbende socialisme’ beschrijft. Hij is meer geïnteresseerd in politiek en machtwisselingen dan in het functioneren van communistische maatschappen.

Daardoor krijgt zijn verhaal iets ongelooflijk treurigs. Het gaat heel veel over zielige mannetjes die erg bang voor elkaar zijn. Aanvankelijk worden tegenstanders uitgeschakeld door ze te executeren. Het is al een hele vooruitgang als ze gewoon afgezet worden, zoals Nikita Chroesjtsjov in 1964 overkwam. En aan het eind, in de Gorbatsjov-jaren, zie je zo af en toe dat iemand gewoon zelf ontslag neemt.

Gorbatsjov
Browns op concrete macht gerichte benadering heeft wel tot gevolg dat het communisme als wereldwijde ideologische beweging minder uit de verf komt. Uiteraard besteedt hij aandacht aan de relatief grote Franse en Italiaanse communistische partijen of aan Zuid-Afrika, maar Erik van Ree was vier jaar geleden in zijn Wereldrevolutie op dit punt toch veel breder. Die had veel meer oog voor de ideologische aantrekkingskracht van het communisme buiten communistische staten.

Brown wekt eigenlijk de indruk dat hij de ideologie niet zo serieus neemt. Ongetwijfeld is dat een gevolg van zijn eigen ervaringen als onderzoeker in de Sovjet-Unie, waar hij merkte dat weinigen na Chroesjtsjov nog in de officiële idealen geloofden. Maar ook een ideologie waar niemand echt in gelooft, kan nog steeds als legitimatie functioneren.

Browns verhaal over het einde van het communisme in de Sovjet-Unie laat dat ook zien. Michail Gorbatsjov ontwikkelde zich razendsnel van leninist tot sociaal-democraat. Zijn aanpassing aan de gebeurtenissen ging gepaard met een zich snel vernieuwend denken, en dat kan alleen maar als de ideologie wel degelijk van belang was.

Brown schrijft het einde van het communisme vooral toe aan het optreden van Gorbatsjov. Het had ook anders kunnen gaan. Dat de Verenigde Staten of ‘het Westen’ de Sovjet-Unie op de knieën zouden hebben gedwongen, is volgens hem nonsens. Niet Reagan de havik was van belang, maar Reagan de duif, die zo flexibel was om Gorbatsjov op waarde te schatten.

Karl Marx dacht dat het kapitalisme aan zijn eigen innerlijke tegenspraken onder zou gaan, maar uiteindelijk gold dat juist voor het communisme – de tegenstelling namelijk tussen ideaal en praktijk. Communisme was het idyllische ideaal van een samenleving waar vrijheid, gelijkheid en broederschap gelijkelijk zouden heersen. De tegenspraak was dat het uiteindelijke afsterven van de staat door middel van een dictatuur bereikt zou moeten worden. Dan is het verwante christen-democratische ideaal van een democratische maatschappij die, tamelijk los van de staat, zelf alles regelt – vandaag de dag toch heel wat praktischer.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.