Morele paniek in de jaren zestig: Nederland zou worden overspoeld door homoseksuele mannen uit het buitenland. En dat zou niet goed zijn voor de zeden hier.
Homoseksualiteit werd over het algemeen gezien als een problematische afwijking, maar in de loop van de jaren zestig begon de houding van een deel van de Nederlanders te ontspannen. In onder andere Amsterdam kwamen er homobars, en die trokken ook mannen uit landen waar het gevaarlijk was openlijk homo te zijn. Dat leidde in conservatievere kringen tot bezorgde verhalen over ‘chartervluchten vol homo’s’. In oktober 1965 kopte De Telegraaf met de vraag of Amsterdam een ‘Mekka voor homofielen’ werd.
Daarop gaf het ministerie van Justitie de Amsterdamse politie opdracht te onderzoeken hoeveel homo’s er op Schiphol landden. Om dat te achterhalen werd bagage doorzocht op ‘homoseksuele attributen’. Eén man had een poederdoos bij zich, maar mocht wel gewoon het land in. De politie vond geen aanwijzingen dat massa’s homo’s het land binnenkwamen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De Nederlandse bezorgdheid gold niet alleen toeristen, maar ook homo’s die in Nederland wilden blijven. De weinige openlijk homoseksuele mannen die dat probeerden, werden doorgaans afgewezen. Dat veranderde vanaf de jaren zeventig, onder andere door toedoen van staatssecretaris van Justitie Jan Glastra van Loon (D’66). Hij stelde in 1973 dat homo’s uit landen waar ze werden vervolgd konden worden beschouwd als vluchtelingen. Dat werd uiteindelijk het beleid. Homovriendelijkheid werd zelfs onderdeel van het Nederlandse zelfbeeld.
Marlou Schrover en Frerik Kampman, ‘“Charter flights full of homosexuals”. The changing rights of homosexual immigrants in the Netherlands, 1945-1992’, in: TSEG.