Home Alleen gehoorzaam aan God of geweten

Alleen gehoorzaam aan God of geweten

  • Gepubliceerd op: 11 september 2023
  • Laatste update 28 sep 2023
  • Auteur:
    Jurgen Tiekstra
  • 12 minuten leestijd
Alleen gehoorzaam aan God of geweten

Klimaatactivisten bezetten de A12, boeren rijden met tractors op snelwegen en ‘autonomen’ weigeren belasting te betalen. Burgerlijke ongehoorzaamheid is aan de orde van de dag. Wie hebben deze manier van actievoeren bedacht, en wanneer vonden zij het geoorloofd dit middel in te zetten?

Het was in februari 1986 dat de Nederlandse premier Ruud Lubbers het terrein bij het Haagse Congrescentrum opreed terwijl er twee mensen op zijn sedan zaten: één op de motorkap, één op de achterklep. Dit waren twee leden van BONK, een afkorting voor Burgerlijke Ongehoorzaamheid en Non-Koöperatie.

Tegen de achtergrond van de heropleving van de Koude Oorlog in de jaren tachtig, verzette de actiegroep zich tegen de plaatsing van nucleaire kruisraketten op de militaire vliegbasis bij Woensdrecht in Noord-Brabant. In het congrescentrum stond die dag een jubileumviering gepland van de AVBB, het Algemeen Verbond Bouwbedrijf. Het congresgebouw werd echter geblokkeerd door actievoerders, die de bouwwereld op het hart drukten niet mee te werken aan de aanleg van atoombunkers bij de vliegbasis.

In geen enkel ander decennium werd in Nederland zoveel over ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ gesproken als in de jaren tachtig. Het begrip was alomtegenwoordig in de kranten van die jaren. Politieke partijen voelden zich gedwongen een standpunt in te nemen ten aanzien van die onderliggende morele vraag: wanneer is het gerechtvaardigd om openlijk een wet te overtreden?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Kerkelijke vredesbeweging

Luchtmachtkapitein Meindert Stelling werd in die jaren uit het leger gezet omdat hij het vertikte met kernwapens te werken. Ook de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP), die later opging in fusiepartij GroenLinks, riep in 1984 openlijk op tot burgerlijke ongehoorzaamheid door de basis in Woensdrecht te blokkeren. ‘Diskussies en demonstraties hebben nog niet kunnen overtuigen’, schreef de partij in een advertentie in de Volkskrant. ‘Nu zullen we dus door massale geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid moeten laten zien dat we ons blijven verzetten tegen de raketten.’

Een andere speler was de kerkelijke vredesbeweging IKV, die in de brochure De Maat Vol sympathie betuigde aan burgerlijke ongehoorzaamheid als verzetsvorm. De bisschoppen, evenals de Nederlandse Hervormde Kerk, keurden dit wel openlijk af.

De grootste partij van het land was op dat moment de PvdA, met 47 zetels in het parlement. Partijleider was Joop den Uyl. Om het standpunt te bepalen, liet hij toenmalig Kamerlid Ed van Thijn in 1983 een notitie over burgerlijke ongehoorzaamheid schrijven. De sociaal-democraten hadden zich al vanaf de negentiende eeuw onderscheiden van andere socialistische en marxistische politieke bewegingen met de overtuiging dat maatschappelijke omwenteling tot stand moeten komen via de politieke weg. Den Uyl en Van Thijn hielden vast aan die traditie, ook in die rumoerige kruisraketjaren.

Blijk van onmacht

Al in 1969 had Joop den Uyl naar aanleiding van de Maagdenhuisbezetting dat jaar gezegd: ‘Burgerlijke ongehoorzaamheid is een uiterste middel in een werkelijke noodsituatie tegenover een kennelijk onredelijke tegenstander, nadat alle mogelijkheden om met normaal overleg tot het doel te komen zijn uitgeput.’ De studentenbezetting van het gebouw van de Universiteit van Amsterdam was deel geweest van een felle democratiseringsbeweging in de academische wereld. De bezetting had niet Den Uyls sympathie: volgens hem kon die democratisering ook op minder radicale wijze werkelijkheid worden.

Ed van Thijn vond burgerlijke ongehoorzaamheid een brug te ver

Meer begrip had hij dat jaar voor de bezetting van de Bredase vestiging van ENKA, een fonetische afkorting van de Nederlandse Kunstzijdefabriek. ‘De werknemers leverden een wanhopig strijd voor het behoud van hun werk’, beschreef Ed van Thijn in zijn rapport van 1983 hoe Den Uyl er toen tegen aankeek. ‘Van enig overleg over de bedrijfssluiting was geen sprake geweest. Waren zij niet tot actie overgegaan, zij zouden als baaltjes meel aan de kant zijn gezet.’

Ook nu de plaatsing van kruisraketten dreigde, vond Van Thijn burgerlijke ongehoorzaamheid een brug te ver. Buitenwettelijk protest komt pas in beeld als de regering zich tiranniek opstelt en besluiten antidemocratisch doordrukt. Als demonstranten gemakzuchtig grijpen naar het wapen van ongehoorzaamheid, ontstaat een samenleving waarin overheid en burgers met de ruggen naar elkaar gekeerd staan. Bovendien vond hij deze protestvorm een blijk van onmacht, een testimonium paupertatis. ‘Het spreekt vanzelf dat zo’n situatie van opperste machteloosheid geen vooropgezet onderdeel kan uitmaken van een zelfbewuste oppositie-strategie voor de komende jaren,’ schreef Van Thijn over de PvdA-koers.

‘Hogere’ wetten

De grote theoreticus in Nederland ten aanzien van burgerlijke ongehoorzaamheid is socioloog Kees Schuyt, die in 1972 promoveerde op het onderwerp met in zijn gedachten het geweldloos verzet in de Tweede Wereldoorlog. Het Griekse tragediestuk Antigone van Sofokles, uit de vijfde eeuw voor Christus, noemde hij een ‘prototype van burgerlijke ongehoorzaamheid’. In Sofokles’ stuk komt de terugkerende vraag aan de orde of er ‘hogere’ wetten zijn dan menselijke wetten; goddelijke voorschriften waaraan een mens alleréérst gehoorzaamheid verschuldigd is. Met als gevolg dat een burger de wetten van zijn land wel met de voeten moét treden, omdat er verhevener principes zijn waaraan hij gehoor moet geven.

Dit dilemma komt haarfijn terug bij de Grote Drie van de burgerlijke ongehoorzaamheid en het geweldloos verzet: de negentiende-eeuwse Amerikaanse schrijver Henry David Thoreau, de Indiase onafhankelijkheidsstrijder Mahatma Gandhi, en dominee en burgerrechtenactivist Martin Luther King.

Henry David Thoreau is nog altijd bekend dankzij zijn boek Walden, over de twee jaar en twee maanden dat hij zich in de Amerikaanse staat Massachusetts terugtrok uit de bewoonde wereld om te wonen in een zelfgebouwd huis aan een meer. In datzelfde jaar 1845 waarin hij de eenzaamheid opzocht, zat hij als 28-jarige ook één dag in de gevangenis. Hij weigerde namelijk al jaren om de poll-tax te betalen, ook wel ‘hoofdgeld’ genoemd: een personele belasting die iedere burger van de Verenigde Staten moest afdragen.

Onrechtvaardige staat

Een paar jaar na die korte opsluiting verwoordde Thoreau zijn gedachtegang in een lezing, die hij jaren later omsmeedde in het essay On the duty of civil disobedience. Daarin beschrijft hij dat hij de Amerikaanse regering slechts één keer per jaar ontmoet, in de vorm van de belastingbeambte die dan het hoofdgeld komt innen.

Door die belasting niet te betalen, betoonde hij zich welbewust niet loyaal aan een regering die ook een slavenregering was. Dit was principieel, los van de vraag hoeveel effect het sorteert om wellicht als enige Amerikaan afdracht te weigeren. ‘Moet een burger zelfs maar voor een moment (…) zijn geweten in handen geven van de wetgever?’, schreef hij. ‘Waarom dan heeft ieder mens een geweten? Ik denk dat we eerst mensen moeten zijn, daarna pas onderdanen.’

Thoreau verbleef slechts één dag en nacht in de cel in de gevangenis van Concord, omdat in de tussentijd iemand anders zijn belastingschuld had overgenomen. In zijn essay vertelt hij niet wie dit geweest is. Maar Thoreau benadrukt dat in een staat waar onrechtvaardigheid heerst, een cel de enige eervolle plek is om te verblijven. Tussen die vier muren bevind je je buiten de staat, waarmee je geen verbinding wilt hebben. Het is beter een wet te overtreden dan indirect handlanger van onrecht te zijn.

Thoreau benadrukte dat het beter is God aan je kant te hebben, dan te wachten op een politieke meerderheid

Ten tijde van zijn gevangenschap lijkt het Thoreau vooral om de slavernij te zijn gegaan. Daarna brak de Mexicaans-Amerikaanse oorlog uit, die de Amerikaanse troepen tot in Mexico-stad bracht en later door generaal en president Ulysses S. Grant gedoopt werd tot ‘een van de meest onrechtvaardige oorlogen ooit gevoerd door een sterkere tegen een zwakkere natie’. Deze korte oorlog, die de Verenigde Staten enorme territoriumwinst opleverde, voerde Thoreau in zijn essay op als extra noodzaak tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Want wie netjes belasting betaalde, stelde de Amerikaanse overheid in staat om geweld te gebruiken en onschuldig bloed te vergieten.

Henry David Thoreau (foto: Wiki Commons)

Kalkarheffing

Het niet betalen van belasting is een veel voorkomende vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid. Al in de zestiende eeuw weigerden Brusselse winkeliers te voldoen aan de Tiende Penning van de landvoogd, de hertog van Alva. Ze sloten liever hun winkels dan tien procent over hun roerende goederen af te dragen.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw kreeg in Nederland de Beweging Weigering Defensiebelasting (BWD) bekendheid. De leden wilden niet bijdragen aan het defensiebudget. De gelederen van deze actiegroep kwamen voor een groot deel uit kerkelijke hoek, waaronder doopsgezinden, hervormden en Quakers. Ook Thoreau benadrukte al dat het beter is God aan je kant te hebben, dan te wachten tot je eindelijk een politieke meerderheid achter je hebt staan.

Een decennium eerder weigerden veel Nederlanders de zogenaamde Kalkarheffing bovenop hun energierekening te betalen, bedoeld om als Nederland bij te dragen aan de bouw van een kweekreactor in de Duitse stad Kalkar. Tot aan de Hoge Raad werd de Kalkarheffing door burgers aangevochten. De rechters oordeelden in 1974 dat elektriciteitsbedrijven het recht hadden om klanten af te sluiten als zij bleven weigeren deze speciale belasting te betalen. Maar een paar jaar later maakte Ruud Lubbers, die toentertijd minister was van Economische Zaken, een einde aan de heffing.

De protesten tegen de kweekreactor hielden decennia aan en bleken zo vasthoudend, dat de reactor wel is afgebouwd maar nooit in gebruik genomen. Dertig jaar geleden is er een pretpark van gemaakt: Wunderland Kalkar.

Mahatma Gandhi

De burgerlijke ongehoorzaamheid van de Indiase leider Mahatma Gandhi begon niet op het Indiase subcontinent, maar in Zuid-Afrika. Daar werkte hij eerst als advocaat en later als hoofdredacteur van de Indian Opinion, waarin hij fragmenten afdrukte van Thoreau’s essay, maar ook van Plato’s Apologie van Socrates. Gandhi verzette zich tegen de Zuid-Afrikaanse segregatie, en meer specifiek tegen de Transvaal Asiatic Registration Act van 1906. Indiërs moesten zich speciaal laten registeren en mochten niet vrij reizen.

Gandhi leidde een massale weigering om aan die wet te voldoen, en reisde meerdere keren per boot af naar Londen om de Britse regering te bewegen druk uit te oefenen op het Zuid-Afrikaanse witte minderheidsregime. Daar in Londen maakte hij de sufraggettes mee, de vrouwenbeweging die streed voor stemrecht. Jarenlang voerde hij hen in zijn krant op als moedige voorbeelden, maar hij nam afstand toen de beweging radicaliseerde: gebouwen werden in brand gezet, mannen aangevallen en de ramen van een woning van de Britse premier ingegooid. Dit zag hij als destructief ongeduld.

Voor Gandhi ging het niet per se om resultaat nog in dit leven

Voor Gandhi, en later ook voor zijn navolger Martin Luther King, ging het niet om de omwenteling alleen, maar ook om hoe die revolutie tot stand komt. De strijd is niet louter fysiek of politiek, hij is ook geestelijk. De Indische jurist rekende met een andere tijdshorizon dan de suffragettes, over wie hij schreef: ‘Ook zij waren zonder angst, maar hun gebrek aan angst was in dienst van een toekomstige vrijheid.’ Dat laatste vond hij een te nauw tijdsbegrip. Voor Gandhi ging het niet per se om resultaat nog in dit leven. ‘Het navolgen van de waarheid (…) kent geen geschiedenis’, schreef hij in één van zijn boeken. ‘Geschiedenis is in wezen het verslag van elke onderbreking van de gestaag doorwerkende kracht van de liefde of van de ziel.’

Verkeerde wet

Martin Luther King sprak al even graag over liefde. ‘Met geweld kan je een hater vermoorden, maar je kunt met geweld niet de haat vermoorden’, zei hij tijdens een bijeenkomst van zijn Southern Christian Leadership Conference in 1967 in Atlanta. ‘Duisternis kan duisternis niet doven, alleen licht kan dat doen.’

Het brondocument voor de gedachten van King is zijn Letter from Birmingham jail uit april 1963, toen hij gevangenzat na het overtreden van een demonstratieverbod in de stad in Alabama. Daarin beschrijft hij de kloof tussen rechtvaardige en onrechtvaardige wetten. ‘Elke wet is rechtvaardig die de menselijke persoonlijkheid verheft’, schreef hij, begeesterd door de ideeën van onder meer de Middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino. ‘Elke wet die de menselijke persoonlijkheid vernedert is onrechtvaardig.’ King sprak zelfs van een morele plicht om verkeerde wetten te overtreden.

‘Elke wet die de menselijke persoonlijkheid vernedert is onrechtvaardig’

King ontkende daarmee een pleitbezorger van anarchisme te zijn. Niet voor niks, schreef hij, legde hij al jaren de nadruk op het naleven van het verbod op segregatie op openbare scholen. Dat verbod had het Amerikaanse Hooggerechtshof al in 1954 bepaald. Maar met het openlijk en beschaafd overtreden van een verkeerde wet wordt een onrechtvaardigheid blootgelegd, een spanning in de maatschappij gecreëerd, een ongemak zichtbaar gemaakt. Zo was het ook in 1955, toen Martin Luther King bekend werd met de boycot van het openbaar vervoer in de stad Montgomery, nadat Rosa Parks geweigerd had achterin de bus te gaan zitten.

Rosa Parks was niet de eerste die dit deed. In 1942 deed de christelijke Afro-Amerikaanse activist Bayard Rustin hetzelfde, en hij beschreef zijn actie in zijn artikel Nonviolence vs. Jim Crow. Rustin nam de bus van Louisville naar Nashville, en werd er door de politie uitgehaald omdat ook hij weigerde achterin plaats te nemen. In zijn essay verwoordt Rustin haarscherp wat volgens Thoreau, Gandhi en King het hart is van burgerlijke ongehoorzaamheid: ‘Ik geloof dat ik het recht heb hier te zitten’, zei hij toen agenten de bus instapten. ‘Als ik achterin de bus zit, dan beroof ik dat kind’ – en hij wees naar een blank jongetje – ‘van de kennis dat er hier onrecht bestaat, waarvan ik denk dat hij het recht heeft dat te weten.’

In Nederland is burgerlijke ongehoorzaamheid weer helemaal terug als actiemiddel. De antivaxers van Viruswaanzin, de klimaatactivisten van Extinction Rebellion en de boeren van Farmers Defense Force: allemaal voelen ze zich zo genegeerd door de overheid, dat ze uit protest de wet overtreden. Net als Thoreau vertrouwen zij niet meer op de stroperige democratische politiek, maar verlaten ze zich helemaal op hun persoonlijke overtuiging.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2023