Home Afrika heeft baat bij postkoloniale bevoogding

Afrika heeft baat bij postkoloniale bevoogding

  • Gepubliceerd op: 16 maart 2004
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 17 minuten leestijd

Er wordt met argwaan gekeken naar de bemoeienis van voormalige kolonisatoren met hun oude Afrikaanse koloniën, ten zuiden van de Sahara. Maar de Afrikaanse landen hebben ook geprofiteerd van hun banden met Frankrijk en Engeland. Wie koos voor Europese bevoogding was het best af.

De relatie tussen Europa en Afrika is beladen met emoties, die stammen uit de tijd dat de Europeanen het zwarte continent veroverden, verdeelden en leegroofden. Antikoloniale retoriek is daarom nog altijd een probaat middel voor Afrikaanse leiders om steun te verwerven bij de eigen achterban. De Europeanen zelf spreken met schaamte over hun vroegere hebberigheid en heerszucht. Vandaar dat elke bemoeienis van Europa met Afrika argwanend wordt bekeken. Een arrogante houding is taboe, evenals het najagen van eigenbelang. Toch heeft hetgeen sommigen smalend ‘neokolonialisme’ noemen de Afrikanen vaak meer goed dan kwaad gedaan.

De dekolonisatie van Afrika ten zuiden van de Sahara begint aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Eigenlijk denkt op dat moment geen van de koloniserende machten eraan zich uit Afrika terug te trekken. Frankrijk, bijvoorbeeld, wijst in 1944 expliciet ‘elke gedachte aan autonomie of aan de mogelijkheid tot evolutie buiten het Franse Rijk, of zelfbestuur zelfs in de verre toekomst’ van de hand.

De Fransen geloven nog heilig in hun beschavingsmissie, en hun investeringen in de Afrikaanse infrastructuur, onderwijs en bureaucratie zijn nooit zo groot geweest als in de eerste tien jaar na de oorlog. Wel geeft het land zijn Afrikaanse koloniën meer politieke vrijheid. Zo krijgen de federaties van Frans West-Afrika en Frans Equatoriaal Afrika elk een vertegenwoordigend lichaam, dat deels is samengesteld op basis van een beperkt kiesrecht voor de inheemse bevolking. Ook wordt het aantal Afrikaanse afgevaardigden in de Franse Nationale Vergadering -de Assemblée Nationale – uitgebreid.

Voor Groot-Brittannië daarentegen is het ondenkbaar dat inheemse vertegenwoordigers uit de koloniën zitting nemen in het eigen nationale parlement. De Britten hebben hun bezittingen eeuwenlang bestuurd door gebruik te maken van lokale machthebbers. Maar na 1945 staan ook zij voor de taak om de mooie woorden over democratie en zelfbestuur, die tijdens de oorlog veelvuldig zijn gebezigd, waar te maken. Het oude systeem van indirect bestuur wordt losgelaten en er worden lokale, semi-democratische organen in het leven geroepen. Zij moeten een schakel vormen tussen de Afrikaanse bevolking en het Britse bestuur. Ook stimuleert Londen de oprichting van vakbonden. 

Door mondjesmaat meer politieke invloed toe te staan, hoopt Groot-Brittannië te voorkomen dat het inheemse nationalisme in de Afrikaanse gebieden even bedreigende vormen zal aannemen als in Brits-Indië, dat kort na de oorlog voor het Imperium verloren gaat. Het tegendeel blijkt waar. In februari 1948 breken bloedige rellen uit in de Goudkustkolonie, waar een nationalistische beweging actief is onder leiding van Kwame Nkrumah. Na jaren van stakingen, demonstraties en verkiezingsoverwinningen besluiten de Britten in 1957 de macht over te dragen aan deze Nkrumah, die de onafhankelijke staat Ghana uitroept. Het is de eerste onafhankelijke Europese ex-kolonie in tropisch Afrika. In de volgende jaren wordt nagenoeg heel Brits-Afrika onafhankelijk.

Ook in de Franse gebieden hopen nationalisten op een spoedige machtsoverdracht. Frankrijk stribbelt niet tegen, maar voert zelf de regie. Allereerst worden in 1957 de staatkundige grenzen voor de toekomstige onafhankelijke landen getrokken. De twee federaties van West- en Equatoriaal Afrika worden opgeheven, en elke kolonie krijgt zijn eigen representatieve volksvertegenwoordiging, ministerraad en president – een ambt dat voorlopig nog wordt vervuld door de Franse gouverneur. De meeste nationalistische leiders staan achter deze decentralisatie, behalve de Senegalese voorman Leopold Senghor. Volgens hem zijn de Fransen eropuit de Afrikaanse krachten te versnipperen en tegen elkaar uit te spelen.

In 1958 stelt de Franse president Charles de Gaulle de bevolkingen van de koloniën met een referendum voor de keuze: óf de banden met Parijs radicaal verbreken, óf dekoloniseren op Franse voorwaarden. Dit laatste houdt in dat de nieuwe onafhankelijke landen toetreden tot de zogeheten Communauté Française, een statenbond onder Franse leiding. Wie kiest voor toetreding kan rekenen op vergaande economische, bestuurlijke en militaire steun. Alleen Guinee, waar de fanatieke nationalist Ahmed Sékou Touré aan de macht is gekomen, kiest voor een volledige breuk.

Dat komt het land duur te staan. Binnen een week zijn alle Franse functionarissen uit het land vertrokken, met medeneming van al hun verplaatsbare eigendommen – tot en met het laatste rolletje plakband. Franse investeringen en hulpprogramma’s worden onmiddellijk stopgezet. Het land blijft reddeloos en onbestuurbaar achter. Geschrokken kiezen de andere landen eieren voor hun geld en scharen zich onder de vleugels van Frankrijk. Dat land houdt in veel gevallen de zeggenschap op het terrein van de buitenlandse politiek, defensie en het economisch beleid. De voormalige Franse kolonies in Afrika vormen bovendien één monetaire zone, met een eigen franc, waarvan de waarde door Parijs wordt gegarandeerd. 

Bliksemafleider
De Europese mogendheden zijn na de dekolonisatie niet meer de enige vreemde machten die meebeslissen over het lot van Afrika. Twee nieuwe spelers betreden het Afrikaanse toneel: de Verenigde Staten en, vanaf de jaren zeventig, de Sovjet-Unie. Beide grootmachten zijn voorstander van dekolonisatie, deels uit ideologische overtuiging, deels omdat zijzelf in Afrika voet aan de grond willen krijgen en – misschien wel belangrijker – de ander de voet dwars willen zetten. Omgekeerd zoeken veel Afrikaanse staatshoofden de steun van een van beide supermachten om hun eigen, vaak zwakke binnenlandse positie te verstevigen.

De invloed van de Koude Oorlog is het sterkst in de Afrikaanse landen die niet tot de Britse of Franse invloedssfeer behoren. Dat geldt bijvoorbeeld voor Somalië, een land dat in 1960 ontstaat uit twee aparte kolonies: Italiaans-Somaliland en Brits-Somaliland. Het nieuwe land is dunbevolkt en heeft nauwelijks industrie, maar toch voert de eerste Somalische regering een agressieve buitenlandse politiek, gericht op het samenbrengen van alle volksgenoten in één Groot-Somalië. Dat betekent dat Djibouti – het voormalige Frans-Somaliland -, de noordelijke provincie van Kenia en de Ethiopische Ogaden-woestijn bij het ‘moederland’ moeten worden gevoegd.

Cubaanse troepen
Met Russische steun bouwt Somalië binnen enkele jaren een enorm leger op, dat het vizier in eerste instantie op Ethiopië richt. De kaarten komen echter anders te liggen als de Ethiopische keizer Haile Selassi in 1974 wordt afgezet en vervangen door een kolonelsregime, dat eveneens toenadering zoekt tot de Sovjet-Unie. Moskou ziet nu niets meer in de Somalische expansieplannen en probeert de beide landen tot samenwerking te dwingen. Somalië besluit tot een vlucht naar voren en laat zijn leger Ethiopië binnenmarcheren. Daarmee haalt het land zich de woede van de Russen op de hals, die Cubaanse troepen laten aanrukken om de Somaliërs terug te slaan. Die doen nog een beroep op Washington, maar krijgen geen gehoor. Aan het eind van de oorlog is van het grote Somalische leger niets meer over. Het land zinkt weg in chaos en wordt uiteengescheurd door rivaliserende warlords.

Ook de Portugese koloniën zijn lange tijd in de greep van de Koude Oorlog. Terwijl de andere Europese machten zich uit Afrika terugtrekken, voert het militaire bewind in Lissabon juist een actieve kolonisatiepolitiek en stimuleert het Portugese burgers zich in Afrika te vestigen. Maar als het dictatoriale regime in Portugal in 1974 ten val wordt gebracht en er een linkse regering komt, maakt deze abrupt een einde aan alle koloniale avonturen. In Mozambique en Angola draagt zij de macht over aan de op dat moment sterkste afscheidingsbewegingen, die een marxistisch stempel dragen.

Andere groeperingen betwisten die macht echter, en onmiddellijk breken in beide landen bloedige burgeroorlogen uit. In Angola wordt de marxistische regering gesteund door het communistische wereldblok, dat adviseurs uit Rusland en soldaten uit Cuba stuurt. De oppositiebeweging Unita krijgt geld en wapens van Zuid-Afrika en de Verenigde Staten. Zo wordt het conflict in Angola jarenlang een bloedige bliksemafleider voor de spanningen tussen Oost en West. Het gevolg: duizenden doden en een verwoest en verarmd land. 

Tegen deze achtergrond steken de meeste voormalige Britse en Franse gebieden in de jaren zeventig en tachtig af als relatief stabiele en welvarende landen. De Afrikaanse staatshoofden wagen het niet om naar de hand van Amerika of de Sovjet-Unie te dingen, aangezien Londen en Parijs dreigen om in dit geval hun economische hulp in te trekken. Zo voorkomen de oude Europese moederlanden dat hun voormalige koloniën net als Somalië en Angola worden overspoeld met grote hoeveelheden Amerikaanse of Russische wapens, waardoor relatief kleinschalige conflicten veranderen in grote uitslaande branden.

Landen die keurig in het gareel blijven van de Communauté of de door Groot-Brittannië voorgezeten Commonwealth of Nations, kunnen rekenen op vele voordelen. Zo worden hun producten voor de gemeenschappelijke Europese markt niet belast met de gebruikelijke invoertarieven. De landen met de door Frankrijk gegarandeerde franc gelden als oases van lage inflatie, waar het voor buitenlandse investeerders goed zakendoen is. Wie daarentegen de Franse bevoogding afwijst en uit de monetaire unie stapt, zoals Mali, moet dat bezuren met onmiddellijke economische stagnatie.

Ook Guinee, de enige voormalige Franse kolonie die geen lid is van de Communauté, vergaat het slecht. Het vertrouwen dat president Sékou Touré stelt in de hulp van het Oostblok, wordt al snel beschaamd. Tekenend is de gift van Moskou aan het tropische land, bij wijze van ontwikkelingshulp: sneeuwschuivers voor het nationale vliegveld. In 1961 gooit Sékou Touré alle Russische adviseurs het land uit, maar het zal pas duren tot zijn dood in 1984 voordat Guinee weer toenadering zoekt tot Parijs. Al die tijd is het land in de greep van de wrede dictator, die bijna een miljoen mensen op de vlucht doet slaan.

Daarmee is niet gezegd dat de Afrikaanse landen die nauwe banden houden met Frankrijk of Groot-Brittannië toonbeelden zijn van goed bestuur en economische voorspoed. Zoals heel Afrika kampen ook deze gebieden met armoede, etnische spanningen en incompetente leiders, die het verrijken van hun politieke vrienden belangrijker vinden dan het welzijn van de bevolking. Democratie en respect voor mensenrechten zijn er meestal ver te zoeken. Excentrieke dictators trekken aan de touwtjes. Zoals de leider van Ivoorkust, Félix Houphouët-Boigny, die zijn eigen geboortedorp tot hoofdstad uitroept en ‘verfraait’ met een miljoenen kostende replica van de Sint-Pieter in Rome. Zolang zulke dictators loyaal blijven, nemen Frankrijk en Groot-Brittannië hun misdaden voor lief. Desnoods grijpen deze landen militair in om hun vazallen in het zadel te houden. Zo worden in Tsjaad in 1983 Franse troepen ingevlogen om de soldaten van de Libische leider Khaddafi te verjagen, die een plaatselijke rebellenleider aan de macht proberen te brengen.

Fluwelen revolutie
Het einde van de Koude Oorlog biedt nieuwe kansen voor het Afrikaanse continent. In 1988 stelt Sovjet-leider Michail Gorbatsjov de Verenigde Staten voor samen een oplossing te zoeken voor het conflict in Angola. De Cubaanse soldaten gaan naar huis en ook Zuid-Afrika trekt zijn troepen terug.

Nog opmerkelijker zijn de ontwikkelingen in Benin, waar zich in 1990 een ware fluwelen revolutie voltrekt. Eind 1989 breken er rellen uit tegen het bewind van kolonel Kérékou, die het land economisch aan de rand van de afgrond heeft gebracht. Het regime reageert verrassend genoeg door een nationale conferentie te beleggen, waarvoor ook de verschillende oppositieleiders worden uitgenodigd, om samen te zoeken naar oplossingen voor de problemen. De conferentie neemt het heft in eigen hand, verklaart zich soeverein en formeert een nieuwe interim-regering. Kolonel Kérékou legt zich neer bij zijn ontslag en biedt zelfs excuses aan voor zijn fouten.

Parijs trekt uit deze burgerrevolte als eerste de conclusie dat de tijd rijp is voor democratisering in Afrika. In juni 1990, tijdens de jaarlijkse topontmoeting tussen de regeringsleiders van Frankrijk en Franstalig Afrika, dreigt François Mitterrand alle hulp stop te zetten aan landen die de democratische grondrechten aan hun laars lappen. Hoewel Frankrijk het in de praktijk niet hard speelt, is deze uitspraak het startsein voor een ware democratiseringsgolf. In verschillende Franstalige landen worden nationale conferenties gevormd, die de zittende dictators naar huis sturen en verkiezingen uitschrijven. Ook in sommige Engelstalige landen, zoals Zambia en Malawi, vinden begin jaren negentig democratische omwentelingen plaats. Er zijn echter ook landen waar de revolutie wordt gesmoord in geweld en verkiezingsfraude. En in Nigeria leidt de nieuwe politieke vrijheid tot verheviging van de animositeit tussen christenen en moslims.

Ondanks de democratiseringsgolf stemt een aantal gebeurtenissen in de jaren negentig allesbehalve optimistisch. Zo stuiten de Amerikaanse troepen in Somalië, die in 1992 onder de veelzeggende codenaam ‘Restore Hope’ vrede en democratie denken te brengen, op bloedig verzet. Ze vertrekken met de staart tussen de benen. Twee jaar later vindt in Rwanda grootschalige genocide plaats, waarbij ongeveer 800.000 mensen omkomen. De rol van de westerse machten in het drama is niet fraai. Een kleine Belgische VN-macht trekt zich uit het land terug en Frankrijk beperkt zijn inbreng tot het evacueren van de eigen burgers. Ook de Verenigde Staten voelen er niets voor zich opnieuw in een onzeker Afrikaans avontuur te storten.

Velen verwijten het Westen lafheid en zelfs medeplichtigheid aan de genocide. Dat vooral Frankrijk en Groot-Brittannië zich de kritiek aantrekken, mag blijken uit het feit dat deze landen later wel troepen sturen naar Congo en Sierra Leone. Bij deze laatste operatie zijn duizenden Britse soldaten betrokken, die in 2001 een einde maken aan de burgeroorlog in deze voormalige kolonie. Ook dit militaire ingrijpen stuit op kritiek. De Fransen en de Britten zouden een ‘neo-imperialistische’ politiek voeren en slechts uit zijn op Afrikaanse grondstoffen. Paradoxaal genoeg komt deze kritiek grotendeels van dezelfde mensen die vinden dat de voormalige kolonisators hun ‘historische verantwoordelijkheid’ in Afrika ontlopen.

Uiteindelijk hebben veel Afrikaanse landen baat bij postkoloniale bevoogding. Het lijdt geen twijfel dat de Europese machten niet uit louter menslievendheid in Afrika zijn geïnteresseerd. Daarbij zijn de landen die sterke banden onderhouden met hun voormalige kolonisators niet stuk voor stuk democratische rechtsstaten waar mensenrechten hoog in het vaandel staan. Wel profiteerden zij over het algemeen van een grotere stabiliteit en betere economische voorwaarden. Vanaf begin jaren negentig kregen zij bovendien een sterkere democratische impuls dan landen die nooit waren gekoloniseerd of de banden met het oude moederland radicaal hebben verbroken. 

De Europese imperia in Afrika: 
Frankrijk:
Algerije
Benin
Burkina Faso
Centraal-Afrikaanse Republiek
Djibouti
Gabon
Guinee
Ivoorkust
Kameroen (oorspronkelijk Duits)

Kongo-Brazzaville
Madagaskar
Mali
Marokko
Mauretanie
Niger
Senegal
Togo (oorspronkelijk Duits)
Tsjaad
Tunesië
Groot-Brittannië:
Botswana
Brits-Somaliland (naar Somalië)
Egypte
Gambia
Ghana
Kenia
Lesotho
Malawi
Namibië (oorspronkelijk Duits)
Nigeria
Oeganda
Sierra Leone
Tanzania (oorspronkelijk Duits)
Soedan
Swaziland
Zambia (Noord-Rhodesië)
Zimbabwe (Zuid-Rhodesië)
Zuid-Afrika
Portugal:
Angola

Guinee-Bissau
Mozambique
Italië:
Italiaans-Somaliland
Libië
Spanje:
Equatoriaal Guinea
Spaanse Sahara (nu door Marokko bezet)
België:
Burundi (oorspronkelijk Duits)
Kongo-Kinshasa
Rwanda (oorspronkelijk Duits) 
Ethiopië is nooit werkelijk gekoloniseerd, en slechts enkele jaren bezet door het Italië van Benito Mussolini. In Liberia bestond sinds 1822 een koloniaal bewind van zwarte Amerikanen.

Dekolonisatie en onafhankelijkheid
1947    Een opstand op Madagaskar (F) vormt de eerste aanwijzing dat de dagen van de Europese kolonisatie van Afrika zijn geteld.
1948    Er breken nationalistische rellen uit in Ghana (GB).
1957    Ghana wordt onafhankelijk; Frankrijk heft in de Loi Cadre zijn twee koloniale federaties in West- en Equatoriaal Afrika op.
1958      Referendum in Franstalig Afrika: de bevolking kiest tussen volledige zelfstandigheid of formele onafhankelijkheid onder de hoede van Parijs. Guinee kiest als enige kolonie voor de eerste optie.

1960      Onafhankelijkheid voor de rest van de voormalige Franse kolonies, Nigeria (GB) en Somalië (GB/I). België trekt zich terug uit de Kongo, maar brengt nog na de machtsoverdracht de nationalistische leider Lumumba ten val, ten gunste van Mobutu. Ook de Belgische mandaatgebieden Rwanda en Burundi worden onafhankelijk.
1961      Tanzania en Sierra Leone (GB) worden onafhankelijk.
1962    Uganda (GB) wordt onafhankelijk.
1963      Oprichting Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (OAE). Kenia (GB) wordt onafhankelijk.
1964    Zambia en Malawi (GB) worden onafhankelijk.
1966      Lesotho (GB) wordt onafhankelijk.
1968      Swaziland (GB) wordt onafhankelijk.
1973    Eerste jaarlijkse Frans-Afrikaanse topconferentie.
1974      Militaire staatsgreep tegen keizer Haile Selassi in Ethiopie; oorlog met Somalië om de Ogaden-woestijn.
1975      Onafhankelijkheid voor de Portugese koloniën: Angola, Mozambique en Guinee-Bissau. Begin burgeroorlogen aldaar. Eerste Verdrag van Lomé, waarin handelsbetrekkingen tussen voormalige Franse en Britse koloniën en de Europese Gemeenschap worden geregeld.
1980    Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank presenteren hun eerste ‘structurele aanpassingsprogramma’s’: ontwikkelingslanden die geld willen lenen, moeten eerst hun boekhouding op orde hebben en de vrijemarkteconomie stimuleren. Het door blanken bestuurde Rhodesië krijgt een zwarte meerderheidsregering en heet voortaan Zimbabwe. In Liberia komt door een staatsgreep een einde aan het bewind van de zwarte kolonisators uit de Verenigde Staten.
1988    Begin onderhandelingen in Angola; de Sovjet-Unie en Amerika trekken zich terug.

1989      Afrikaanse variant van een ‘fluwelen revolutie’ in Benin; een Afrikaanse interventiemacht onder leiding van Nigeria grijpt in in Liberia, waar rebellenleider Taylor oprukt tegen de regering in Monrovia.
1990      Mitterrand eist tijdens de Frans-Afrikaanse topontmoeting in La Baule van de Afrikaanse partners democratie en respect voor de mensenrechten, op straffe van het intrekken van hulp; Zuid-Afrika trekt zich terug uit Namibië.
1991      Vreedzame democratisering in Zambia. De oorlog in Liberia slaat over naar Sierra Leone.
1992      Amerikaanse interventie in Somalië mislukt.
1994      Genocide in Rwanda. Zo’n 800.000 mensen komen om.
2000    In het Verdrag van Cotonou worden de betrekkingen van Afrika met Europa gekoppeld aan de voorwaarde van goed bestuur, democratie, mensenrechten en corruptiebestrijding.
2001    Britse militairen brengen rust in Sierra Leone.
2003    Franse vredessoldaten landen in het door burgeroorlog geteisterde Congo.

‘Tutsi’s gaven startschot genocide’
Niet de Hutu’s, maar de Tutsi’s hebben het startschot gegeven voor de genocide in Rwanda, tien jaar geleden. Dat zegt de Antwerpse professor Filip Reyntjens, die zich baseert op een nog geheim rapport van de Franse onderzoeksrechter Jean-Louis Bruguière. Daarin zou het bewijs worden geleverd dat Tutsi-strijders, behorend tot het Rwandees Patriottisch Front (RPF), op 6 april 1994 de fatale raket hebben afgevuurd op het presidentiële vliegtuig, waarbij de staatshoofden van Rwanda en Burundi de dood vonden.

Volgens de tot dusver algemeen geaccepteerde lezing was de aanslag het werk van extremistische Hutu’s die het niet eens waren met de vredeskoers van (Hutu-)president Habyarimana. Deskundigen hebben er herhaaldelijk op gewezen dat in het gebied waarvandaan de raket werd afgevuurd troepen van de presidentiële garde waren gelegerd. ‘Dat klopt, maar is als bewijs onvoldoende,’ zegt Reyntjens. ‘Het RPF had al eerder getoond in staat te zijn om diep in vijandelijk gebied te penetreren. Hoewel ik de inhoud van het rapport van Bruguière nog niet ken, heb ik groot vertrouwen in zijn onderzoek. In een van mijn eigen publicaties heb ik laten zien dat de bewuste raket was geleverd door Oeganda, dat het RPF ondersteunde. Dan hoef je niet verder te zoeken.’

Volgens Reyntjens konden de Tutsi’s weten dat ze met de aanslag een volkenmoord op hun eigen volksgenoten zouden ontketenen. ‘Iedereen voelde allang dat een genocide ophanden was. De RPF-strijders hebben welbewust het risico genomen, omdat ze geloofden dat de dood van Habyarimana hun kansen om de macht te grijpen zou vergroten. Daarmee zeg ik nadrukkelijk niet dat de Tutsi’s expres de genocide zouden hebben uitgelokt, zoals sommige media mij in de mond leggen. Dat zou een al te cynische lezing zijn.’

Niettemin gelooft Reyntjens dat het rapport van Bruguière ‘de zoveelste nagel aan de doodskist’ zal zijn van de huidige Tutsi-president Paul Kagame. ‘Het regime heeft zijn “genocidekrediet” al grotendeels verspeeld door mensenrechten te schenden en Kongolese rebellen te steunen. Bovendien is de relatie met de overlevenden van de genocide slecht, omdat het RPF in 1994 meer geïnteresseerd was in de machtsstrijd dan in het redden van levens.’

Boeken
De smalle marge van de onafhankelijkheid. Opstellen over Afrika door Peter Geschiere (1982)
Decolonization and African independence. The transfer of power 1960-1980 door P. Gifford en W.R. Louis  (1988)
The Rwanda Crisis. History of a genocide door G_rard Prunier (1997)
Danse macabre. Rwanda en Burundi, tussen haat en hoop door Filip Reyntjens (1996)
Afrika van de Koude Oorlog naar de 21ste eeuw door Roel van der Veen (2002)

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.