Home Dossiers Koude Oorlog Afhankelijkheid van Russisch gas begon in Koude Oorlog

Afhankelijkheid van Russisch gas begon in Koude Oorlog

  • Gepubliceerd op: 15 september 2022
  • Laatste update 13 okt 2023
  • Auteur:
    Ivo van de Wijdeven
  • 11 minuten leestijd
Pijpleidingen vervoeren Russisch gas naar Europa.
Wereldleiders tijdens de Koude Oorlog.
Dossier Koude Oorlog Bekijk dossier

Waarom nu?

Door de oorlog tussen Rusland en Oekraïne stijgen de gasprijzen.

West-Europa is al vijftig jaar afhankelijk van Russisch gas. Midden in de Koude Oorlog besloten de ideologische vijanden in Oost en West samen te werken om elkaars tekorten op te lossen. Daarom kan Poetin nu Europa onder druk zetten door aan de gaskraan te draaien.

Aan de voet van de Alpen, op een uurtje rijden van Wenen, ligt Schloss Herndorf. Het kleine kasteel in Engels-gothische stijl ligt op een idyllische plek aan een meertje, omringd door bossen. Tegenwoordig herbergt het een hotel, dat enorm populair is voor bruiloften, partijen én zakelijke bijeenkomsten. In juni 1968 werd in Schloss Herndorf een deal gesloten die de geschiedenis van Europa zou veranderen.

Meer lezen over de Koude Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Vertegenwoordigers van het Oostenrijkse staatsbedrijven ÖMV en VÖEST, en de Duitse staalmagnaten Mannesmann en Thyssen hadden een jaar lang keihard onderhandeld met een delegatie uit de Sovjet-Unie die werd geleid door de onderministers van Buitenlandse Handel en Gas, Nikolaj Osipov en Anatoliy Sorokin. Amper drie maanden later – op 1 september – begon de Sovjet-Unie met de levering van aardgas aan Oostenrijk.

Dat Sovjet-tanks twaalf dagen eerder met geweld een einde hadden gemaakt aan de Praagse Lente, had geen noemenswaardige impact op de Oostenrijks-Russische deal. In tegendeel, de deal bleek de eerste in een lange rij. Na de Oostenrijkers sloten ook de Italianen, de West-Duitsers, de Finnen en de Fransen contracten af voor de levering van ‘rood’ gas. Dat stroomde in steeds grotere hoeveelheden naar West-Europa.

Nederlands monopolie

Aan het begin van de jaren zeventig leverde het Sovjet-ministerie voor gasproductie Mingazprom jaarlijks een bescheiden 1,5 miljard kubieke meter aardgas. Toen de Sovjet-Unie in 1991 uit elkaar viel, was dat gegroeid tot maar liefst 63 miljard kubieke meter. Het kapitalistische West-Europa was voor zijn energievoorziening steeds afhankelijker geworden van de grote ideologische vijand. En dat was allemaal begonnen in Schloss Herndorf.

De Nederlanders maakten West-Europa verslaafd aan aardgas

Of eigenlijk nog iets eerder: met de ontdekking van het aardgasveld van Slochteren in 1959. Aardgas werd gezien als de brandstof van de toekomst. Het had economische en ecologische voordelen omdat het veel efficiënter en veel schoner brandt dan kolen en olie. Nederland maakte een razendsnelle energietransitie door en kon door de gigantische gasvoorraad onder Groningen ook op grote schaal exporteren. Eind jaren zestig was er al een netwerk van pijpleidingen uitgerold over Nederland, België en West-Duitsland. De Nederlanders maakten West-Europa verslaafd aan aardgas.

In andere Europese landen zorgde het Nederlandse exportsucces voor scheve gezichten. Er waren weliswaar veel meer aardgasvelden in Europa gevonden, maar die waren lang niet zo groot als dat van Slochteren. In West-Duitsland vreesden politici dat de Nederlandse Gasunie met spotgoedkoop aardgas het invloedrijke Duitse Ruhrgas – dat cokesgas leverde – uit de markt zou drukken, waardoor het land afhankelijk zou worden van een Nederlands monopolie op aardgas. Vanwege die angst zochten landen als Italië en Frankrijk naar andere leveranciers. Algerije en de Verenigde Staten konden LNG leveren, maar dat was – ook toen al – een kostbare aangelegenheid.

Aanleg van pijpleidingen voor Russisch gas

Het Russische Mingazprom bleek bereid om de concurrentie aan te gaan met de Nederlandse Gasunie. In West-Siberië waren ongeveer tegelijkertijd met Slochteren eveneens aardgasvelden ontdekt. Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov pochte tijdens een bezoek aan de Verenigde Staten: ‘Onze geologen hebben gasvoorraden ontdekt die zo gigantisch groot zijn dat we er nog decennia plezier van kunnen hebben. We kunnen de productie en consumptie van aardgas nog verder opvoeren en jullie ook op dat gebied inhalen.’

Maar daarvoor moesten er eerst nog wel een paar belangrijke hordes overwonnen worden. In de Sovjet-Unie werd al veel langer aardgas uit de grond gehaald, hoofdzakelijk in Oekraïne. Vanuit het Shebelynka-gasveld in de Donbas-regio stroomde het vanaf 1956 door een pijpleidingnetwerk naar de rest van de Sovjet-Unie. Met het Siberische gas zou het Kremlin ook de satellietstaten in Midden-Europa van energie kunnen voorzien.

Oekraïne als bakermat van Russisch gas

 De wortels van de Russische aardgasindustrie liggen in Oekraïne. In 1921 werd bij Dashava aardgas gevonden. Zeven jaar later werd het nabijgelegen Lviv met een pijpleiding van gas voorzien. Maar die stad heette in het interbellum Lwów en lag in Polen. De Polen verbonden Dashava in 1937 ook met industriestad Tarnów. Dankzij het Molotov-Ribbentroppact en later ook de Conferentie van Yalta kreeg de Sovjet-Unie Dashava cadeau. Zo ontstond de eerste internationale gaspijpleiding van Dashava naar Tarnów.

Na de Tweede Wereldoorlog trokken de Russen de gaspijpleiding van Dashava door naar Kiev en Moskou. En ze borduurden voort op dit vroege gasnetwerk om de export naar West-Europa mogelijk te maken. Vandaag de dag wil het Kremlin Oekraïne juist omzeilen, onder meer via de Nord Stream-gaspijpleiding onder de Oostzee. Staatsbedrijf Gazprom maakte in 2016 sloopplannen bekend voor 10.000 km aan Oekraïense gaspijpleiding, waaronder die bij Dashava.

De ontginning van de nieuwe aardgasvelden in West-Siberië – duizenden kilometers van de bewoonde wereld in onherbergzaam gebied – was echter een uiterst kostbare aangelegenheid. Om grote volumes over lange afstanden te vervoeren, waren dikke gasbuizen en krachtige compressoren nodig. Hoogwaardig staal was echter gereserveerd voor de wapenwedloop met het Westen. En de Russische compressortechnologie was op z’n zachtst gezegd primitief. De ingenieurs van Mingazprom zaten met de handen in het haar en experimenteerden zelfs met aan elkaar geknutselde straalmotoren.

In 1964 kwam minister voor Gasindustrie Aleksej Kortoenov met de oplossing: de Sovjet-Unie ging aardgas exporteren naar West-Europa. Het kostte Kortoenov enige moeite om de rest van het politbureau te overtuigen – de bouw van de Berlijnse Muur (1961) en de Cubacrisis (1962) lagen nog vers in het geheugen – maar zijn plan was even simpel als doeltreffend. De Europeanen moesten het Russische gas dat ze wilden afnemen betalen met stalen buizen en moderne compressoren. En ze moesten de aanleg van pijpleidingen van West-Siberië naar West-Europa financieren.

Energiehub Oostenrijk haalt Russisch gas

Oostenrijk was de perfecte testcase. Het Oostenrijkse staatsbedrijf ÖMV exploiteerde een klein gasveld bij Zwerndorf, tegen de grens met Tsjecho-Slowakije, en werkte daarbij ondanks het tussenliggende IJzeren Gordijn al samen met de Tsjecho-Slowaken. Het Tsjecho-Slowaakse gasveld was verbonden met het Russische gasnetwerk, wat betekende dat er slechts vijf kilometer nieuwe pijpleiding nodig was om Oost en West met elkaar te verbinden.

Oostenrijk zou vervolgens een interessante hub kunnen worden voor export naar Italië, West-Duitsland en Frankrijk. Bijkomend voordeel was dat het land sinds het vertrek van de geallieerde mogendheden in 1955 neutraal was. Met hun gasleveranties hoopten de Russen dat zo te houden en de voorzichtige eerste Oostenrijkse toenadering tot de Europese Gemeenschappen te dwarsbomen.

De Oostenrijkers hadden op hun beurt zeker wel oren naar samenwerking. ÖMV hoopte met Russisch gas de Gasunie de loef af te steken en keek gretig naar de spilfunctie bij toekomstige Russische exportcontracten. En mochten de Russen in gebreke blijven, dan hadden ze altijd nog hun eigen gasveldje achter de hand.

Maar de Russen kwamen hun beloftes na, ondanks technische problemen en gerommel achter de schermen. Bezoekende delegaties van ingenieurs uit het Westen kregen dat allemaal niet te zien. De Sovjet-Unie bleek een betrouwbare leverancier. Na Oostenrijk volgden er meer schapen over de dam. Tussen 1969 en 1972 sloten Italië, West-Duitsland, Finland en Frankrijk contracten. En een paar jaar later kregen ook zij Russisch gas geleverd.

Sovjet-burgers in de kou

Er was alleen één groot probleem. De Russische onderhandelaars hadden dingen verkocht die helemaal niet bestonden. Ja, in ruil voor het gas kregen de Russen de grote gasbuizen waar ze om zaten te springen. Maar de gaspijpleidingen moesten wel nog worden aangelegd, dwars door de taiga in het onherbergzame Siberië. Daar heersten in de winter temperaturen van -40 en veranderde in de zomer alles in een moeras met enorme zwermen muggen.

De technische uitdagingen waren groot. Pijpleidingen moesten bovengronds worden aangelegd vanwege de permafrost, de permanent bevroren bodem. Maar het gas had een hoge temperatuur als het uit de grond kwam, dus moest het worden gekoeld voor het op transport ging om te voorkomen dat de hele pijpleiding door de permafrost zou smelten. Al met al duurde de aanleg veel langer dan gepland. En toch kreeg West-Europa keurig al het beloofde aardgas geleverd.

Om dat voor elkaar te krijgen werden Sovjet-burgers door het Kremlin in de kou gezet zonder mogelijkheden om eten te koken. Scholen en ziekenhuizen moesten ’s winters dicht en de industriële productie viel stil, een dreun voor de economie. Vooral Letland, gelegen aan het uiterste uiteinde van het Russische gasnetwerk, kreeg het zwaar te verduren. Maar ook burgers van de Oekraïense stad Drogobych beklaagden zich in oktober 1973 in een brief aan Sovjetleider Leonid Breznjev dat ze al vier winters achter elkaar zonder gas zaten. Oekraïens gas uit Shebelynka werd naar West-Europa gepompt.

In de jaren tachtig stokte de binnenlandse levering regelmatig, door gebrekkig onderhoud met exploderende compressorstations en andere ‘technische’ problemen als gevolg. In West-Europa werd dat simpelweg opgevangen door gasopslag voor noodgevallen, maar een dergelijke infrastructuur ontbrak in de Sovjet-Unie.

Begin jaren tachtig was de Sovjet-Unie marktleider in West-Europa

Want dat is het bijzondere aan de handel in gas. In tegenstelling tot olie is er voor het transport van gas een omvangrijke, permanente en technisch complexe infrastructuur nodig. In de jaren zeventig en tachtig ontstond een uitgebreid netwerk van pijpleidingen, compressorstations en (ondergrondse) gasopslag. Met aardgas ga je een lange-termijnrelatie aan en word je steeds afhankelijker van elkaar.

Dat werd ook weerspiegeld in het aandeel dat Russische gas innam in de Duitse energiemix. Tijdens de eerste onderhandelingen mocht dat maximaal 10 procent zijn, maar na de oliecrisis van 1973 nam dat snel toe naar 20 procent en tijdens de onderhandelingen over de aanleg van de 4500 km lange Oerengoj-Pomary-Oezjgorod pijpleiding was dat al 30 procent. En de Duitsers waren niet de enigen. Begin jaren tachtig was de Sovjet-Unie marktleider in West-Europa.

Oostenrijk, Beieren, Finland, Noord-Italië en Griekenland werden éérst verbonden met Rusland, daarna met de rest van Europa. Daarom zijn die landen en regio’s nog steeds meer afhankelijk van Russisch dan van Noors en Nederlands gas. Europa werd verbonden door de aanleg van gaspijpleidingen. Zo ontstond een systeem dat nog steeds een gigantische invloed heeft op de relatie tussen Rusland en Europa.

Win-win door Russisch gas

De grote vraag is natuurlijk waarom niemand zich tijdens de Koude Oorlog zorgen leek te maken over de grote afhankelijkheid van Russisch gas. De Sovjet-Unie was immers de grote ideologische vijand van het vrije West-Europa. Het antwoord is in de eerste plaats economisch: met de gascontracten werden aan beide zijden van het IJzeren Gordijn tekorten opgelost. De Europeanen kregen betaalbaar aardgas; de Russen kregen dure stalen pijpleidingen en compressortechnologie. Het was een win-winsituatie. Voor beide kanten wogen de nadelen niet op tegen de voordelen.

West-Europese landen konden met het Russisch gas hun bestaande gasinfrastructuur benutten en verder uitbouwen. Ze hoefden niet te investeren in dure LNG-terminals. Het relatief schone en veilige aardgas werd gebruikt om kolen, olie en later ook kernenergie te vervangen. Vanuit Europees oogpunt bleken de Russen bovendien betrouwbaarder dan de olieproducerende landen, zeker na de oliecrisis van 1973. Mingazprom schroefde ook de prijs op, maar verlaagde die weer toen de Europese vraag begin jaren tachtig terugliep. Dat moest ook wel, want anders waren de dure pijpleidingen niet rendabel.

De inkomsten uit de gasexport zorgden ervoor dat de Sovjet-Unie en het Oostblok zelf ook konden overstappen op goedkoop aardgas. En toen de Sovjet-economie onder Breznjev langzaam maar zeker tot stilstand kwam, kon het Kremlin de harde valuta gebruiken om op grote schaal graan en ander producten te importeren.

Er was dan ook weinig vrees dat het Kremlin de gaskraan dicht zou draaien, ook al waren de gasopslagen in West-Europa ook bedoeld voor een dergelijk noodgeval. In het begin leefde vooral in Duitsland de angst dat de Russen – net als eerder de Nederlanders – de Duitse industrie met prijsdumping kapot zouden willen maken. Maar er is geen bewijs dat het Kremlin dat ooit heeft overwogen.

Ruzie in de NAVO om Russisch gas

Dat neemt niet weg dat er wel degelijk ook een politiek aspect was verbonden aan de export van Russisch gas. De Sovjet-Unie ontleende internationaal prestige aan het oplossen van de energieproblemen van de trouwe bondgenoten van de Verenigde Staten. En het Kremlin probeerde met het aardgas verdeeldheid te zaaien in West-Europa. Oostenrijk werd succesvol weggelokt van de Europese Gemeenschappen en zou pas in 1995 lid worden van de Europese Unie. Met de levering van aardgas aan Italië probeerden de Russen de machtige Italiaanse Communistische Partij een steuntje in de rug te geven; bij de parlementsverkiezingen van 1976 behaalde die een derde van de stemmen.

De Oerengoj-Pomary-Oezjgorod-gaspijpleiding zorgde zelfs voor knallende ruzie in de NAVO. De Amerikaanse president Ronald Reagan was er fel op tegen dat West-Duitsland en Frankrijk op grote schaal te investeerden in wat hij het Evil Empire noemde, en probeerde dat met sancties tegen te houden. Het Witte Huis vreesde een te grote afhankelijkheid van Russisch gas én wilde niet dat het Kremlin de winst gebruikte voor grote investeringen in de Russische krijgsmacht. Maar Bonn en Parijs gingen door op de ingeslagen weg. In 1982 haalde Reagan boos bakzeil: ‘Ze kunnen hun verdomde pijpleiding krijgen. Maar zonder Amerikaans materiaal en zonder Amerikaanse technologie.’ Twee jaar later werd het eerste gas van Oerengoj – iets ten zuiden van de poolcirkel – naar West-Europa geëxporteerd.

Het Witte Huis vreesde een te grote afhankelijkheid van Russisch gas

De Europeanen hadden overigens ook politieke motieven voor de samenwerking. Na de Praagse Lente ontstond een verlangen naar ontspanning in de relatie tussen Oost en West. In plaats van confrontatie werd détente het devies. De West-Duitse regering koos voor de Ostpolitik en hoopte op Wandel durch Annäherung – verandering door toenadering. Russisch gas speelde daarin een prominente rol vanwege de benodigde lange-termijnrelatie.

De Europeanen waren overigens niet helemaal op het achterhoofd gevallen. Naarmate de afhankelijkheid van Russisch gas steeds groter werd, begon ook een zoektocht naar alternatieve leveranciers voor ‘noodgevallen’. In de jaren tachtig werden daarom contracten met Noorwegen en Algerije gesloten. Het Kremlin volgde die ontwikkeling met argusogen. Daar vreesde men juist van meet af aan dat het Westen zo maar uit het kostbare project zou stappen. Tijdens de Koude Oorlog was de twijfel over de wederzijdse afhankelijkheid groter in Moskou dan in de West-Europese hoofdsteden. Tegenwoordig ligt dat helemaal anders.

Meer weten

  • Red Gas – Russia and the Origins of European Energy Dependence (2013) van Per Högselius is het standaardwerk over de oorsprong van de Europese afhankelijkheid van Russisch gas.
  • The Bridge – Natural Gas in a Redivided Europe (2020) door Thane Gustafson biedt meer couleur locale bij het verhaal van Högselius.
  • Gronings Goud – Over de macht van het gas en de rol van Rusland (2021) van Wendelmoet Boersema focust op de geopolitiek van het Groningse gas.