Al ruim een eeuw geleden probeerden verzekeraars kosten beheersbaar te houden door patiënten een eigen bijdrage te laten betalen, vertelt historicus Robert Vonk (Universiteit Utrecht). En sinds de zorgkosten ruim een halve eeuw geleden zorgwekkend hard begonnen te stijgen, heeft het onderwerp op de politieke agenda gestaan. Maar experimenten als de ‘medicijnknaak’ en het ‘specialistengeeltje’ hielden maar een paar jaar stand.
Sinds 2008 kent Nederland een verplicht eigen risico in de ziektekostenverzekering. Is dat een nieuw fenomeen?
‘Nee, het eigen risico bestond al vroeg in de twintigste eeuw, maar alleen voor particulier verzekerden. Er ontstond toen een systeem met lokale ziekenfondsen, voor werkenden met een beperkt inkomen. Zij kregen voor een laag bedrag toegang tot medische zorg. Wie meer verdiende, kon een particuliere verzekering afsluiten. En daarbij was het heel gebruikelijk dat patiënten 10 à 20 procent van een behandeling zelf betaalden. Dat was bedoeld om de kosten voor de verzekeraar niet te hoog te laten oplopen. In die tijd gingen nogal wat verzekeraars failliet, dus die maatregel was begrijpelijk.’
Elders in Europa bestonden toen al landelijk systemen met wettelijk geregelde ziektekostenverzekeringen, maar in Nederland niet. Hoezo?
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Dat had onder andere te maken met het verdeelde politieke landschap. Conservatief-liberalen waren tegen verplichte verzekeringen en christelijke politici wilden niet dat de overheid zich met dat soort zaken bemoeide. Vanaf 1904 deden kabinetten wel pogingen om een landelijk systeem in te voeren, maar dat liep steeds stuk. Pas in 1941 kwam het er, door toedoen van de bezetter. Na de bevrijding bleef het gehandhaafd omdat er toen wel overeenstemming over bestond dat een landelijk systeem goed was. Ambtenaren van het ministerie vertelden toen het sprookje dat het om een Nederlandse maatregel ging, die met heel weinig Duitse bemoeienis was ingevoerd. Dat maakte het acceptabel.’

