Home Dossiers Christendom Prediker van de eindtijd

Prediker van de eindtijd

  • Gepubliceerd op: 18 november 2022
  • Laatste update 23 nov 2022
  • Auteur:
    Eric Palmen
  • 10 minuten leestijd
Prediker van de eindtijd
Cover van
Dossier Christendom Bekijk dossier

Waarom nu?

Aanhangers van Extinction Rebellion schuwen confronterende acties niet om aandacht te vragen voor het klimaat. Volgens hen zijn die gerechtvaardigd door een planetaire noodtoestand en is het erop of eronder.

De zestiende-eeuwse reformator Thomas Müntzer dacht dat het koninkrijk Gods nabij was. Om de eindtijd te versnellen moedigde hij gewone mensen aan in opstand te komen. ‘Het volk zal vrij zijn en alleen God zal zijn heer zijn.’

De Boerenoorlog die in 1524-1525 in grote delen van Zuid-Duitsland, Saksen en Thüringen uitbrak, was volgens communistenvoorman Friedrich Engels een eerste manifestatie van de ‘klassenstrijd’ in de geschiedenis van de mensheid. De opstand was een regelrechte aanval op de feodale samenleving en de sociaal-economische verhoudingen van de Late Middeleeuwen.

Maar het verzet had ook een religieuze component, die samenhing met het werk van Maarten Luther. De religieuze opstand die hij in 1517 in Wittenberg was begonnen, had zich over grote delen van het Heilige Roomse Rijk verspreid. Luther ging in 95 stellingen vooral tekeer tegen de aflatenpraktijk, de kwijtschelding door een priester van zonden, die steeds meer het karakter van een geldelijke penitentie had gekregen. Hij waarschuwde in zijn vijfenveertigste stelling dat wie zijn naasten gebrek liet lijden, zoals de grootgrondbezitters, zijn zonde niet kon afkopen met een aflaat, maar voor eeuwig verdoemd zou zijn. Aangezien geestelijken vaak de machtigste grootgrondbezitters in de regio waren, richtten de boeren hun onvrede op hen.

“Monniken zijn ‘handlangers van de Duivel”

Toch werd niet Luther de vlaggendrager van de opstandelingen, maar een van zijn volgelingen in Wittenberg: Thomas Müntzer. Hij ontpopte zich in de gemeenten waarvoor hij preekte steeds nadrukkelijker als een radicale volksreformator, die de sociale misstanden waarmee zijn volgelingen dagelijks te maken hadden relateerde aan de religieuze wantoestanden binnen de moederkerk.

De ware gelovigen

In het Saksische Zwicklau, waar Müntzer op voordracht van Luther in 1520 was aangesteld, sprak hij zich uit tegen de autoriteit van de paus, noemde hij bisschoppen ‘tirannen die goed voor zichzelf zorgen en niets doen wat nuttig is’ en typeerde hij monniken als ‘vleesgeworden harpijen’ die met hun ‘ellenlange gebeden de huizen van weduwen opvreten en bij de stervenden niet het geloof zoeken, maar hun onverzadigbare hebzucht trachten te bevredigen’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Müntzer beschouwde het ‘gewone volk’ – de boeren, ambachtslieden en mijnwerkers die in groten getale naar zijn preken kwamen – als de ware gelovigen. Monniken en predikanten (Pfaffen) waren in zijn ogen ‘handlangers van de Duivel’, die het volk met hun dwaalleer hadden misleid.

Uitverkorenen

Thomas Müntzer baseerde zijn eindtijdverwachting niet zozeer op de Openbaring van Johannes uit het Nieuwe Testament, maar op het Boek Daniël van het Oude. Daniël 7:27 beschrijft in een visioen hoe ‘het koningschap en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder de hemel zullen gegeven worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste’. Het koninkrijk Gods zal alle wereldlijke vorstendommen vernietigen en als ‘vijfde rijk’ eeuwig standhouden. Degenen die in opstand komen zijn de uitverkorenen aan wie ‘dat geweld gegeven zal worden’.

Müntzer zag de verwording van de moederkerk met lede ogen aan en concludeerde dat de tekenen des tijds maar op één ding duidden: het koninkrijk Gods stond op het punt om aan te breken. Voor Müntzer was die eschatologische verwachting een blijde boodschap. ‘Het volk zal vrij zijn en alleen God zal zijn Heer zijn,’ profeteerde hij. Volgens Müntzer bestonden er in het Koninkrijk Gods geen heren en dienaren, rijken en armen. Daar zijn vrijheid en gelijkheid een van God gegeven goed, dat niemand een ander kan ontvreemden. In het koninkrijk Gods zijn de uitverkorenen op elkaar aangewezen om een menswaardig bestaan te leiden. Daar komen zij allen tot hun recht.

Het volk hoeft zich niet te laten leiden door de corrupte geestelijkheid, meent Thomas Müntzer. Houtsnede, circa 1600

Müntzer baseerde zijn heilsboodschap vooral op het Oude Testament (zie het kader op p. XX). Het evangelie leerde, met name het achtste hoofdstuk uit het Boek van Samuel, dat de invoering van het koningschap tot het ontstaan van sociale ongelijkheid onder het volk van Israël had geleid. Sociale ongelijkheid was mensenwerk, niet een door God gewilde orde van zijn schepping, zo luidde de boodschap van Thomas Müntzer.

Tijd om te oogsten

Luther zag de radicalisering van zijn voormalige pupil met lede ogen aan. Alleen al de eschatologische heilsverwachting was hem een doorn in het oog. Ook Luther achtte het einde der tijden nabij. ‘De monstrueuze verschijningen nemen dagelijks toe,’ verkondigde hij naar aanleiding van de desastreuze aardbeving in Spanje van 22 september 1522 en een aangespoelde walvis op de kust van Wijk aan Zee, maar hij trok daaruit andere conclusies dan Müntzer.

Volgens Luther was de geschiedenis een voortdurende strijd tussen goed en kwaad, waarin geen lijn te ontdekken viel, zodat de mens onmogelijk invloed kon uitoefenen op zijn sociale werkelijkheid. De mens moest het wereldgericht lijdzaam ondergaan. ‘Als ik wist dat morgen de wereld zou vergaan, dan zou ik vandaag een appelboompje planten,’ zou hij gezegd hebben.

“De monstrueuze verschijningen nemen dagelijks toe”

Müntzer beschouwde het aanstaande wereldgericht daarentegen als een teken aan de wand. De goddelijke gerechtigheid verlangde in zijn ogen een radicale sociale hervorming, en het was aan de ‘uitverkorenen’ om die te bewerkstelligen. ‘De tijd om te oogsten is aangebroken,’ hield hij zijn gehoor voor.

Koeterwaals

Vanaf het voorjaar van 1523 preekte Müntzer in de Sankt Johanneskirche van Allstedt, een stadje van op dat moment nog geen 900 inwoners aan de grens van Saksen en Thüringen. Hij trok van heinde en verre toehoorders, die zich lieten meeslepen door de psalmen en gregoriaanse gezangen in hun moedertaal. Müntzer droeg een Duits-evangelische mis op, enkele jaren voordat Luther dat zou doen. Hij vond het namelijk niet langer gepast ‘Latijnse woorden als tovenaars een kracht toe te schrijven en het arme volk een kerk dommer te laten verlaten dan het die betreden heeft,’ zo schreef hij in zijn verhandeling over de uitoefening van het kerkenambt.

Het Latijn was tot een soort koeterwaals verworden, dat de gewone gelovige uitsloot van wat een godsdienstviering behoorde te bewerkstelligen: de ontvankelijkheid voor de Heilige Geest. De oorzaak van het verval van het christendom zag Müntzer in het ‘ingebeelde geloof’, dat zich beperkte tot uiterlijkheden en magische rituelen. Om die reden wees hij ook de kinderdoop af.

Müntzer nam in Allstedt definitief afstand van Luther en zijn Wittenberger aanhang. Het was niet genoeg het evangelie centraal te stellen, zoals de lutheranen meenden; het ging om de beleving van het heilige woord. Het wonder van de unio mystica, het één-zijn met God, kon net zo goed een uitverkoren leek overkomen als de beste schriftgeleerde in Wittenberg.

Thomas Müntzer roept boeren op tot verzet. Schilderij door de Oost-Duitse kunstenaar Wilhelm Otto Pitthan, circa 1953.

In zijn preken zette Müntzer onvermoeid zijn strijd tegen de gezapige clerus voort, maar het waren vooral de wereldlijke autoriteiten met wie hij in aanvaring kwam. Een lokale graaf, Ernst von Mansfeld, verbood zijn onderdanen de missen van Thomas Müntzer te bezoeken. Müntzer liet de graaf minzaam weten dat hij met hem ‘honderdmaal duizend erger om zal gaan als Luther met de paus gedaan heeft’. Hij ondertekende met ‘Thomas Müntzer, verstoorder van de ongelovigen’.

Ernst von Mansfeld riep de interventie in van Frederik de Wijze, de keurvorst van Saksen. In zijn apologie liet Müntzer de keurvorst weten geen enkele wereldlijke autoriteit te vrezen, want Frederik en hij waren allen ‘knechten van God’ en in die zin gelijken. Daarbij kwam hij tot de kern van zijn leer. God zal een wereldlijke autoriteit die gelovigen dwarsboomt het evangelie te ervaren het zwaard ontnemen en overleveren aan de toorn van het volk. ‘Dan zal de vrede op aarde opgeheven worden, zoals geprofeteerd staat in de Openbaring van Johannes 6:2,’ stelde Müntzer de keurvorst in het vooruitzicht.

‘De Satan van Allsted’

Müntzer verwees met zijn opmerking over het zwaard naar Romeinen 13, een bijbelpassage waaraan Luther juist de absolute gehoorzaamheidsplicht ontleende. Weliswaar stelde Luther in Over de vrijheid van een christenmens, zijn traktaat uit 1520, dat een christen ‘heer van alle dingen en niemands onderdaan’ is, maar dit gold alleen de ‘innerlijke, geestelijke mens’. In zijn lichamelijke hoedanigheid behoorde hij een wereldlijke autoriteit in alle opzichten te gehoorzamen, zelfs als die tiranniek van aard zou zijn.

“De tijd van de grote wereldreiniging is aangebroken!”

Volgens Müntzer kon het recht van opstand wel degelijk theologisch worden gefundeerd. In zijn zogeheten Vorstenpreek (Fürstenpredigt) die hij in juli 1524 hield voor Johann von Sachsen, de toekomstige keurvorst, betoogde hij dat God weliswaar het wereldlijke gezag had aangesteld, maar dat dat met een verplichting gepaard ging. Vorsten behoorden de gelovigen tegen de goddelozen te verdedigen. Wanneer zij dat nalieten, ‘zal het zwaard in hun scheden verroesten’.

In feite formuleerde Müntzer daarmee de eerste contouren van een sociaal contract, lang voordat de verlichtingsfilosofen van de achttiende eeuw dat zouden doen. Luther vroeg zich inmiddels af waarom de autoriteiten de ‘Satan van Allstedt’, zoals hij Müntzer in een brief aan de keurvorst noemde, niet in de boeien sloegen. Müntzer had op zijn beurt geen boodschap meer aan de ‘paus van Wittenberg’. De breuk was compleet. De teerling was geworpen.

‘Jij, zak vol maden!’

In de avond van 7 augustus 1524 ontvluchtte Thomas Müntzer Allstedt, waar hem de grond kennelijk te heet onder de voeten werd. Honderd kilometer verderop, in het Thüringse Mühlhausen, zette hij zijn strijd tegen het wereldlijke en geestelijke establishment onvermoeid voort. De Eeuwige Bond die hij in Allstedt bij wijze van lijfwacht had opgericht, was inmiddels uitgegroeid tot een vliegend leger van 2000 manschappen. Müntzer vernam dat in het zuidoosten van het Heilige Roomse Rijk – het Zwarte Woud, de Elzas, Tirol – hevige onlusten waren uitgebroken, die zich als een lopend vuur naar het westen uitbreidden. Begin april 1525 vonden de eerste schermutselingen in Thüringen plaats.

Dictatuur van het proletariaat

Vóór de Duitse hereniging eerde de DDR Thomas Müntzer als de eerste socialist – onder andere op een biljet van 5 Ostmark. Zijn Koninkrijk Gods leek verdacht veel op de dictatuur van het proletariaat. Friedrich Engels was de vader van die marxistische visie op de volksreformator. Volgens zijn studie van de Boerenoorlog werd Müntzer gedreven ‘door een voorgevoel van het communisme’. Hij was een ‘revolutionair’, die zijn tijd ver vooruit was. Vandaar dat de opstand wel moest mislukken. De historische ontwikkelingsgang was volgens Engels ‘nog niet rijp voor het verwerkelijken van de denkbeelden die hijzelf nog pas vaag voorvoelde’.

Müntzer begroette de Boerenoorlog als het langverwachte wereldgericht. ‘God heeft deze oorlog gewild, en hij zal iedereen daarin ombrengen die zich tegen de waarheid keert. De tijd van de grote wereldreiniging is aangebroken!’ preekte hij. Hij schonk zijn troepen een regenboogvlag, want met het omen van de regenboog bevestigde God na de zondvloed zijn hernieuwde verbond met de mensheid (Genesis 9:12). Keurvorst Frederik de Wijze was niet gerust op een gunstige uitkomst. Hij schreef op zijn sterfbed een brief aan broer Johann, zijn opvolger. ‘God richt zijn toorn op ons. Als God het wil, zo zal het gebeuren, dat de gewone man regeren zal.’ Frederik overleed op 5 mei 1525.

De beslissing viel bij het agrarische stadje Frankenhausen in Thüringen. Müntzer gaf zijn aartsvijand Ernst von Mansfeld aan de vooravond van de slag nog een veeg uit de pan. ‘Vertel ons, jij zak vol maden, wie heeft jou eigenlijk tot vorst van je volk gemaakt?’ Het treffen tussen de troepen van Johann von Sachsen en het opstandelingenleger werd een slachtpartij. Er sneuvelden zo’n 6000 rebellen; meer dan de helft van de mannelijke bevolking van Frankenhausen kwam om.

Executie van een van de boerenleiders. Ingekleurde tekening, 1551.

Müntzer werd kort na de slag gearresteerd en naar het slot van Ernst von Mansfeld overgebracht. Hij onderging de nodige martelingen tijdens zijn verhoor, waardoor hij zijn politieke testament – een brief aan zijn volgelingen in Mühlhausen – moest dicteren. Hoe hadden ze zo kunnen falen? Müntzer weet de nederlaag aan de gematigde krachten in zijn rebellenleger, die er meer op uit waren om hun eigen belangen dan Gods wil te dienen. In die zin legde hij zich, ‘hartelijk tevreden’ (herzlich zufrieden), neer bij de nederlaag.

Op 27 mei werd hij op het marktplein van Mühlhausen onthoofd. Het gerucht ging dat hij in zijn doodsnood was teruggekeerd in de schoot van de moederkerk, maar dat werd vooral uit de monden van zijn opponenten opgetekend. Zij haalden opgelucht adem nu de volksreformator voorgoed het zwijgen was opgelegd. Hun gezag was nog nooit zo uitgedaagd. 

Meer weten:

Thomas Müntzer (2017) door Hans-Jürgen Goertz besteedt aandacht aan de eindtijdverwachting van de reformator.

Thomas Müntzer und der Thüringer Aufstand 1525 (1966) door Manfred Bensing belicht de rol van Müntzer in de Boerenoorlog van 1524-1525.

Thomas Müntzer (2017) door Gerhard Wehr is een goed geschreven biografie.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 12 - 2022