De dertiende-eeuwse keizer Frederik II maakte indruk op zijn tijdgenoten door zijn kennis, wijsheid en doortastendheid. Hij zette grote vernieuwingen in gang. Toch is zijn nalatenschap relatief onbekend. Hoe kwam dat?
Frederik II van Hohenstaufen (1194-1250) was keizer van het Heilige Roomse Rijk. Dat strekte zich uit van de Baltische staten tot en met Sicilië. Ook het oostelijk deel van Frankrijk behoorde tot het keizerrijk. Daarnaast was hij koning van Sicilië, dat niet alleen uit het eiland bestond, maar waar ook heel Zuid-Italië toe behoorde. Opvallend was dat de bestuursvorm in het noorden van zijn rijk sterk verschilde van die in het zuiden. In Duitsland genoten de heersers van de talloze staatjes, hertogdommen, graafschappen en bisdommen een hoge mate van onafhankelijkheid. Frederik delegeerde daar veel van zijn macht.
In Zuid-Italië daarentegen zette Frederik een strak georganiseerd bestuursapparaat op, met een strenge scheiding tussen Kerk en Staat, een rationele wetgeving en een voor iedere burger toegankelijke onafhankelijke rechtspraak. Het Sicilië van Frederik II was de eerste Europese ambtenarenstaat.
In het middeleeuwse Europa kende de gewone burger een grote mate van rechtsonzekerheid. Velen waren afhankelijk van de luimen van lokale heersers, waarbij vooral het recht van de sterkste prevaleerde. Dit was ook in Zuid-Italië het geval. Frederik wilde hieraan een einde maken door de zogeheten Constitutiones van Melfi uit te vaardigen. Deze wetgeving garandeerde voor iedere burger gelijke rechten en plichten. Bijzonder was dat niet het straffen op de voorgrond stond, maar dat juist de preventie van strafbare feiten aandacht kreeg. Rechters hanteerden het wetboek strak. Hun onpartijdigheid werd bevorderd doordat zij hun functie op een bepaalde plaats maximaal voor een periode van drie jaar mochten uitoefenen. Bovendien was hun standplaats niet in de streek gelegen waar ze geboren waren.
Sicilië was in de dertiende eeuw de eerste ambtenarenstaat
Een andere motivatie was dat een rechtvaardig rechtssysteem niet alleen ten goede kwam aan de burgers, maar dat het ook een heilzaam effect had op het functioneren van de staat als geheel. Paus Gregorius IX verzette zich hevig tegen dit initiatief van Frederik, omdat de kerk op geen enkele manier geraadpleegd was bij de totstandkoming van het wetboek. Hij zag dit als een bewijs van de eigengereidheid van de keizer.
Gezondheidszorg
Ook de gezondheidszorg werd onder Frederik II strak georganiseerd. Alleen degenen die zich aan de medische school van Salerno in de geneeskunde hadden bekwaamd en vervolgens een staatsexamen hadden afgelegd, mochten zich arts noemen. De opleiding had een breed karakter en begon met een gedegen scholing in de exacte vakken van het quadrivium (rekenkunde, meetkunde, harmonieleer en astronomie). Deze werd gevolgd door drie jaar geneeskunde, met anatomie, ziekteleer, chirurgie en farmacotherapie. Dat laatste bestond uitsluitend uit de toepassing van geneeskrachtige kruiden.
De artsen in spe legden vervolgens een examen af om hun wetenschappelijke graad te behalen. Dan volgde nog een jaar scholing in de praktijk van de geneeskunde onder leiding van een ervaren medicus. Het geheel werd afgerond met een staatsexamen, dat in bijzijn van een gecommitteerde werd afgenomen. Pas als dit laatste succesvol was verlopen, mocht iemand zich arts noemen.
Het volledige economische en financiële verkeer werd door ambtenaren gecontroleerd. Frederik verdeelde het Zuid-Italiaanse rijk in provincies, die door zogeheten giustizieri of gouverneurs werden bestuurd. Zij hadden ook de rechtspraak onder hun hoede en waren alleen aan de keizer verantwoording schuldig. Gouverneurs mochten niet afkomstig zijn uit de regio waar ze benoemd werden en ook dienden ze hun functie niet langer dan drie jaar te bekleden. Dit alles om vriendjespolitiek en corruptie tegen te gaan. Het Sicilië ten tijde van Frederik II kan gelden als model voor de moderne seculiere staat.
In Noord-Italië was hij minder succesvol. Het model dat in het zuiden van Italië functioneerde, kwam in het noorden niet van de grond. Het is hem nooit gelukt steden als Milaan, Padua en Parma permanent onder controle te houden. Hun politieke en economische macht was aanzienlijk, en daarmee ook hun militaire slagkracht. Frederik ontbeerde de mogelijkheden die te doorbreken.
Italiaans
Een sterke staat kan niet zonder een eigen taal, en ook daarin werd door Frederik II voorzien. Hij geldt als de wegbereider van het Italiaans. Evenals in andere gebieden van het voormalige Romeinse Rijk werd in Italië een verbasterd Latijn gesproken: het volgare. Dit werd alleen gebruikt bij de mondelinge communicatie; voor het geschreven woord was er het Latijn. Het waren vrijwel alleen geestelijken die het Latijn beheersten. Of Frederik met de introductie van het Siciliaanse Italiaans schrijven toegankelijk wilde maken voor een groter deel van de bevolking is niet bekend. Mogelijk had hij de intentie om met een eigen taal de identiteit van zijn staat te verstevigen.
Frederik zelf schreef een paar gedichten in de volkstaal. Hij droeg zijn hogere beambten, zoals leden van de hofhouding, juristen, ridders, legerleiders en notarissen, op zijn voorbeeld te volgen. Ook van zijn zonen Enrico, Enzo en Manfred zijn gedichten bekend. In deze ontwikkeling werd Frederik waarschijnlijk geïnspireerd door Provençaalse troubadours die regelmatig het Siciliaanse hof aandeden. Zoals zij de basis voor het Frans legden, zo deden Frederik II en – enige tijd later – zijn zoon Manfred dat voor het Italiaans.
Religieuze tolerantie
Over Frederiks houding tegenover islam en Jodendom hebben historici veel gediscussieerd. Sommigen zien hem als een uitermate tolerante vorst; anderen zijn van mening dat hij de vrijheden die niet-christenen genoten in Sicilië juist inperkte. Als Realpolitiker waardeerde hij de bijzondere kennis en vaardigheden waarover Joden en Arabieren beschikten. Geheel tegen de tijdgeest in stapte hij over religieuze bezwaren heen en profiteerde hij van hun inzet en inbreng. Voor Frederik waren betrokkenheid en bruikbaarheid van mensen belangrijker dan hun geloofsovertuiging, zolang ze de belangen van de unitaire staat onder zijn leiding maar dienden. Als blijk van zijn waardering gaf Frederik moslims en Joden toegang tot de rechtspraak, al waren hun burgerrechten niet volledig gelijk aan die van christenen.
Aanvankelijk vormden moslims op Sicilië een probleem omdat zij zich terugtrokken in bergachtige gebieden en zich op die manier onttrokken aan het gezag van de keizer. Frederik wist daar een einde aan te maken, maar joeg ze niet over de kling – wat in die tijd niet ongebruikelijk was. Hij besloot alle moslims te concentreren in Lucera, een plaats bij de noordgrens van het Zuid-Italiaanse Rijk, niet ver van Foggia. Na een massale deportatie vanuit het eiland Sicilië stond deze stad, met enkele tienduizenden islamitische inwoners, volledig in het teken van de islam.
Frederik toonde een zekere onbevangenheid ten aanzien van andere geloven. Vooroordelen zette hij opzij. Hij keek open en kritisch wat anderen hem te bieden hadden, los van hun geloofsovertuiging. Aan zijn hof waren dan ook talrijke Arabische en Joodse geleerden actief. Zij hielden zich bezig met allerlei takken van wetenschap: astronomie, wiskunde, filosofie en de vertaling van klassieke werken vanuit het Hebreeuws en Arabisch in het Latijn.
Frederik II geldt als de wegbereider van het Italiaans
Joden vervulden een belangrijke rol in het financieel-economische systeem. In tegenstelling tot christenen mochten zij geld uitlenen tegen rente. Frederik bepaalde wel dat die niet hoger mocht zijn dan 10 procent. Joden hadden ook het privilege voor de productie en het weven van zijde. Ook het verven van textiel was aan hen voorbehouden. De winsten mochten niet meer dan 33 procent bedragen. Ze waren actief bij vernieuwingen van de landbouw. Ook stond hij hun toe synagogen te bouwen.
Tegen de inquisitie in
In deze periode waren Joden regelmatig slachtoffer van meedogenloze vervolgingen. Maar Frederik probeerde dat te verhinderen. Bekend is zijn optreden bij een pogrom in Fulda in Duitsland, waar Joden werden beschuldigd van rituele moord op christelijke kinderen. Frederik, die toen in Duitsland verbleef, richtte een tribunaal in met de inbreng van recent tot het christendom bekeerde Joden. In een open en transparant proces werd duidelijk dat de beschuldigingen volledig uit de lucht gegrepen waren. Frederik verbood daarop in een speciale verordening het haat prediken tegen Joden.
Historici vellen een wisselend oordeel over zijn houding ten opzichte van minderheden. Zijn eerste biograaf Ernst Kantorowicz, bijvoorbeeld, beschouwt Frederik als een verlichte, tolerante geest. Anderen, zoals de Britse mediëvist David Abulafia, zien hem meer als een machthebber die op een koel berekenende manier slechts zijn eigen voordeel zocht. Hij wijst erop dat de deportatie van de moslims naar Lucera uiteindelijk de ondergang van de islamitische gemeenschap in Zuid-Italië inluidde.
In elk geval is duidelijk dat Frederiks opstelling lijnrecht tegen de door de inquisitie gedomineerde tijdgeest inging. In de rest van Europa werden Joden vervolgd en was er absoluut geen plaats voor moslims.
Geleerde
Frederik stimuleerde de wetenschappen en was zelf ook wetenschappelijk actief. Zijn wetenschappelijke betrokkenheid kwam niet uit de lucht vallen. Hij stond in de traditie van zijn Normandische grootvader Rogier II en diens kleinzoon Willem II. Na het overlijden van Willem II in 1189 leek de wetenschappelijke interesse op Sicilië weg te ebben. Bij het aantreden van Frederik waren nauwelijks nog wetenschappers in het Siciliaanse koninkrijk werkzaam. Veel geleerden die doceerden aan de medische school van Salerno vertrokken naar onder meer Bologna en Padua om zich daar aan de wetenschap te wijden. Frederik wilde het tij keren en bood wetenschappers een positie aan bij de universiteit van Napels.
Tijdens de heerschappij van Frederik II was de herontdekking van de klassieke wetenschappen in volle gang. Uit meerdere bewaard gebleven documenten komt naar voren dat hij sterk in de nieuwe ontwikkelingen was geïnteresseerd. Hij stond in contact met de grote denkers van zijn tijd, onverschillig of ze christen, moslim of Jood waren.
Haat prediken tegen Joden wordt verboden
Hij deed zelf ook onderzoek. Het opus magnum van Frederik II is zijn in het Latijn geschreven valkenboek, Over de kunst van het jagen met vogels. In het Latijn: Liber de arte venandi cum avibus, kortweg aangeduid als De Arte. Inhoud, toon, woordkeuze, manier van redeneren en gevolgtrekking zouden kunnen passen bij een hedendaagse natuurwetenschappelijke verhandeling. Dit in een tijd dat natuurwetenschap in het teken van het dogma stond en doorvlochten was met allerlei religieuze opvattingen. In veel middeleeuwse natuurhistorische verhandelingen vormen empirie, filosofie en theologie een moeilijk te ontwarren kluwen. Ze lopen door elkaar heen en in elkaar over. Frederik brak daar radicaal mee. Systematisch en strak schreef hij simpelweg datgene neer wat hij met eigen ogen en oren had waargenomen en geverifieerd.
Fascinerende persoonlijkheid
Naast al de vernieuwingen die hij invoerde, beschikte Frederik II ook in ruime mate over persoonlijk appeal. Hij fascineerde zijn tijdgenoten en omstanders met zijn charismatische persoonlijkheid. Zelfs heden ten dage is zijn roem niet verbleekt. In zaken van de kroon of staat was hij uiterst formeel en plechtstatig. Binnen de beslotenheid van zijn hof was hij briljant en prikkelend. Hij combineerde jovialiteit met sarcastische humor. Zelfspot was hem niet vreemd en hij kon ook lachen om grappen die ten koste van hemzelf gingen. Hij nam deel aan wetenschappelijke disputen met geleerden van allerlei pluimage. Daarbij deelde hij wel de lakens uit en wist zijn gespreksgenoten steeds te inspireren. Getuige het vele dat hij tot stand wist te brengen, moet hij bij uitstek de kunst hebben verstaan om het beste uit mensen te halen en de juiste persoon op de juiste plek te zetten.
Zijn oosters aandoende leefwijze met een harem bewaakt door eunuchen, een menagerie van exotische dieren, waaronder panters, giraffen en zelfs een olifant, riep verbazing en bewondering op, maar ook diepe afkeer. Dat laatste vooral in kerkelijke kringen. Daar zag men Frederiks hedonistische levenswijze als een ultiem bewijs voor zijn goddeloosheid. Zijn vermaarde collectie valken met de meest kundige valkeniers van heel Europa sprak tot ieders verbeelding, maar leidde ook tot afkeuring. Wat bezielde deze vorst om zich met krijsende roofvogels bezig te houden in plaats van aandacht te schenken aan gewichtige staatszaken?
Ruzie met de paus
In de traditie van zijn voorgangers wilde Frederik het keizerschap invullen op de wijze van de laatantieke Romeinse christelijke keizers. Volgens deze visie is de keizer de heerser van de wereld met de hoogste zeggenschap over zowel wereldlijke als geestelijke zaken. Hij belichaamt de bovenaardse macht en is de vertegenwoordiger van God op aarde. Deze opvatting gaat uit van de sacraliteit van het keizerschap en was de oorzaak van een diepgaand conflict tussen Frederik en de paus, die een banvloek over hem uitsprak.
In 1230 werd na lange onderhandelingen de banvloek door paus Gregorius IX ongedaan gemaakt. Tot in 1239, wanneer er een nieuwe banvloek wordt uitgesproken, is er een zekere mate van vrede met de paus. Frederik II doet zijn best voor een goede verstandhouding met Rome. In brieven aan de paus wijst hij erop dat de goddelijke voorzienigheid beide hoogste machten eendrachtig doet samenwerken. De keizer voert het zwaard om de kerk tegen de vijanden van het geloof te beschermen. Om de paus te behagen doet hij bovendien actief mee aan de ketterbestrijding. Ketterij werd niet alleen gezien als een opstand tegen de kerk, maar ondermijnde ook de stabiliteit van de gevestigde orde en daarmee het rijk. Hij probeerde verder zijn rechtgelovigheid te benadrukken door blootsvoets en gekleed in een grauwe pij aanwezig te zijn bij de bijzetting in 1236 in Marburg van het gebeente van de heilige Elisabeth, met wie hij een familieverwantschap had. Hij zette haar een gouden kroon op en verwees naar de stamboom van David, waar het huis Hohenstaufen mee gelijk werd gesteld.
Nadat paus Gregorius IX opnieuw de banvloek over hem had uitgesproken, kregen de opvattingen van Frederik II over het keizerschap een nog radicalere invulling. Hij zou geen blad meer voor de mond nemen om de gevoelens van de paus te ontzien. Hij preekte in hoogsteigen persoon van de kansel van de dom van Pisa en liet zich in een processie voorafgaan door een drager van het kruis. Hij bracht Bijbelteksten die betrekking hadden op de komst van Christus in verband met zichzelf.
In dat licht vergeleek hij zijn geboorteplaats Jesi met Bethlehem, en zijn moeder duidde hij evenals de moeder van Christus, Maria, aan als ‘vergoddelijkt’.
Kruisiging van Jezus
Al in de vroege Middeleeuwen werd de keizer aangeduid als vicaris Dei of vicaris Christi. Later, met de toenemende aspiraties van de paus, verdwenen deze aanduidingen, maar Frederik greep erop terug. Het conflict met de paus werd hierdoor verhevigd. Paus Innocentius III had zich namelijk van dezelfde omschrijvingen voor het pausschap bediend.
Tijdens het laatste decennium van zijn heerschappij greep Frederik steeds meer terug op voorchristelijke antieke beelden. Het idee van de verwantschap van zijn keizerschap met dat van de laat-Romeinse caesars liet hem niet los. Daarom liet hij zich in navolging van de antieke Romeinse keizers in ambtelijke stukken divus – goddelijk – noemen. Het keizerschap nam ook steeds meer antieke trekken aan. Hij wees Rome nadrukkelijk aan als hoofdstad van het keizerrijk (Roma caput imperi), waarmee hij de alleenheerschappij van de paus over de Eeuwige Stad betwistte.
Als heerser over de elementen liet de keizer zich aanduiden als de ‘zonnegod’
Toch heeft hij nooit pogingen ondernomen de paus af te zetten of een tegenpaus te benoemen, omdat hij uitging van een gelijkberechtiging van pausdom en keizerschap. Evenals de paus was de keizer alleen verantwoording schuldig aan de goddelijke voorzienigheid. Hij werd niet alleen geprezen als heer van de gehele wereld, maar ook als heerser over de vier elementen. De goddelijke voorzienigheid had de wereld een keizer gegeven die de tot ondergang gedoemde wereld te hulp kwam, vrede bracht en zwaarden tot ploegscharen liet omsmeden. Daarmee kreeg het beeld van de keizer geleidelijk aan steeds meer goddelijke trekken. Als heerser over de elementen liet Frederik II zich aanduiden als de ‘zonnegod’.
Ook Frederiks getrouwen gingen zich steeds extremer over hem uitlaten. Toen er in 1246 een samenzwering tegen de keizer werd ontdekt, schreef Magister Terrisius uit Atina dat het gebeuren door de natuurkrachten was aangekondigd: ‘Zon en maan verschenen niet, de sterren verbleekten, er viel een bloedregen en de aarde was in een dichte duisternis gehuld en de zee stuwde hoog op onder donder en bliksem.’ Dit is te vergelijken met de natuurverschijnselen op Golgotha tijdens de kruisiging van Jezus, zoals beschreven in het Matteüs-evangelie. De paus, die zich door dit alles steeds meer in zijn macht bedreigd voelde, ondervond steun van de Noord-Italiaanse steden.
Apocalyptische draak
Ons klinkt dit vreemd in de oren, maar deze tirade past uitstekend binnen de heersende opvattingen van de dertiende eeuw. Toen was men ervan overtuigd dat het einde der tijden nabij was. De voorspellingen uit de Apocalyps van Johannes zouden bewaarheid worden. De paus zag zichzelf als de door God aangewezen bevechter van de apocalyptische draak, die door Frederik II gepersonifieerd werd. Er zou op aandringen van paus Celestinus IV zelfs een aanslag op zijn leven door vergiftiging zijn gepleegd. De paus beschikte over een uitstekend pr-apparaat om zijn mening over Frederik breed uit te dragen. Een leger van franciscaanse minderbroeders zwermde uit over Europa. Zij verkondigden van elke kansel de boodschap van de paus. Frederik II was een vijand en een gevaar voor de kerk en de mensheid, en diende volledig geïsoleerd en uitgeschakeld te worden. In 1245 werd Frederik afgezet als keizer.
Het optreden van de paus had tot gevolg dat Frederik II van Hohenstaufen eeuwenlang beschouwd werd als een hovaardig vorst met minachting voor God en de leer van de kerk. Zijn erfgoed werd dan ook zo veel mogelijk terzijde geschoven en wanneer mogelijk vernietigd. In de figuur van Frederik bereikte het keizerschapsidee een climax. In een tijd waarin de macht van steden en burgerij steeds groter werd, was een dramatische ontknoping onontkoombaar. Het eeuwenlang gekoesterde keizeridee kwam tot een einde in 1268, toen de laatste Hohenstaufen, Frederiks zestienjarige kleinzoon Konradijn, de dood vond op een schavot in Napels.
***
Dit artikel is een bewerking van enkele hoofdstukken uit Keizer Frederik II. Een moderne wetenschapper uit de middeleeuwen 1194-1250 (392 p. Omniboek, € 29,99) van Ben J.P. Crul, dat in september verschijnt. Frederik II stond bekend als de stupor mundi: hij die de wereld versteld deed staan. Crul laat zien waarom zijn tijdgenoten zo’n bewondering voor hem hadden. Zijn studie bevat ook een uitgebreide samenvattende vertaling van Frederiks beroemde valkenboek.
