Home 15 jaar Historisch Nieuwsblad

15 jaar Historisch Nieuwsblad

  • Gepubliceerd op: 6 december 2006
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bas Kromhout

Het proefwerk geschiedenis voor Tweede Kamerleden. De enquête onder kinderen van ‘foute’ ouders. De Grote Museumtest. Hoe Historisch Nieuwsblad al vijftien jaar geschiedenis schrijft.

Historisch Nieuwsblad maakt de verbanden zichtbaar tussen heden en verleden. Het beschrijft de historische achtergronden van actuele ontwikkelingen en nieuwsfeiten. Maar soms maakt Historisch Nieuwsblad zelf nieuws. In zijn vijftienjarige bestaan heeft dit blad regelmatig voor opschudding gezorgd.

 
 
‘De eerste paar jaar vormde Historisch Nieuwsblad het georganiseerde wantrouwen van een zootje ongeregeld tegenover het geschiedkundige establishment,’ zegt Jos Palm, tot 1996 hoofdredacteur. ‘Om het academische wereldje uit te dagen, gingen we onoorbare lijstjes publiceren: welke historici zijn het meest productief, wie is het machtigst? Het was een grap, maar de historici zelf vatten het serieus op. We kregen zelfs boze brieven van mensen die vonden dat ze te laag op de lijstjes stonden.’ 
           
Sinds december 2001 publiceert Historisch Nieuwsblad jaarlijks een lijst van twintig namen van historici die in het afgelopen jaar spraakmakend waren. De nummer 1 op die lijst krijgt de titel ‘historicus van het jaar’. Volgens Maarten van Rossem neemt de buitenwereld de lijst zeer serieus. ‘Toen ik drie jaar geleden zelf won, werd ik door mensen gebeld en gefeliciteerd alsof ik zojuist de Nobelprijs had ontvangen. En als ik ergens in het openbaar optreed, word ik nog steeds geïntroduceerd als ”de historicus van 2003”.’ 

Uitverkiezing door Historisch Nieuwsblad betekent dus iets. ‘Het vervult je met grote trots,’ zegt Geert Mak, de historicus van 2004. ‘Mijn eerste reactie was: had mijn moeder dit maar mogen meemaken.’ Publicist Thomas von der Dunk won nog nooit, maar staat na vijf jaar vijfde in het totaalklassement. ‘Dat is in zekere zin vlijend. Maar één keer moest ik de derde plaats delen met mijn vader [de historicus Hermann von der Dunk, red.]. Daar snap ik niks van, want mijn vader en ik publiceren nooit iets samen. De Blokkers wel, en die hebben toch ook nooit een plek hoeven delen.’ Thomas von der Dunk zegt elk jaar weer ‘nieuwsgierig’ te zijn naar de lijst. ‘Ik wil toch wel weten hoe hoog ik sta.’ 

Van Rossem noemt de jaarlijkse bekendmaking van de historicus van het jaar ‘zeer amusant’ en ‘een fantastische publiciteitsstunt’. ‘Ik zou wel eens willen weten hoe de lijst tot stand komt. Ik heb de indruk dat de hoofdredacteur van Historisch Nieuwsblad ’s avonds bij een wijntje de namen van de verschillende kandidaten een beetje door elkaar husselt.’ Zo gaat het overigens niet. De lijst wordt door de redactie gezamenlijk opgesteld, in overleg met diverse deskundigen. 

Om voor vermelding in aanmerking te komen, moet een historicus zich buiten het academische kringetje in de kijker hebben gespeeld. Zo kon het gebeuren dat ook Jan Peter Balkenende en prins Willem-Alexander op de lijst stonden. En ook mensen die nooit een academische graad in de geschiedenis hebben behaald, zoals Geert Mak. ‘Dat is zuur voor de brave, hardwerkende historici die bezig zijn met het kloosterleven in de Middeleeuwen of de boekhouding van de VOC,’ meent Van Rossem. ‘Misschien zou er daarom een tweede lijst moeten komen, van historici die in de kelders van het gebouw een essentiële bijdrage hebben geleverd aan de geschiedwetenschap.’ 

Mak voelt zich niet aangesproken. ‘Ik heb groot respect voor de mensen die in de archieven boren op zoek naar nieuwe feiten en inzichten. Daar profiteer ik zelf ook van, want hun onderzoeksresultaten vinden hun weg in gefilterde vorm naar mijn boeken. Ik hoop echter dat die historici ook respect hebben voor mensen zoals ik, die al die kennis weten over te dragen aan een groter publiek. Ik beweeg me niet in het wereldje van vakhistorici. En dat is heel bevrijdend, kan ik zeggen.’

Onthutsend
De verkiezing van de historicus van het jaar is slechts één voorbeeld van de huisgemaakte scoops waarmee Historisch Nieuwsblad vanaf zijn prille begin de aandacht heeft weten te trekken. De beroemdste en beruchtste was het proefwerk Nederlandse geschiedenis dat honderd Tweede Kamerleden in het voorjaar van 1996 op verzoek van Historisch Nieuwsblad maakten. De geachte afgevaardigden bakten er helemaal niets van. ‘Ze dachten dat ze te maken hadden met een onschuldig blaadje,’ aldus Palm. ‘Maar de media sprongen erbovenop. Heel Nederland was onthutst, en de politici stonden in hun hemd.’ 

De Kamerleden in kwestie worden tien jaar na dato niet graag aan hun wanprestatie herinnerd. De toenmalige PvdA-afgevaardigde Marjet van Zuijlen, wier uitspraak dat Willem van Oranje was vermoord in Dokkum in alle kranten stond, laat via haar secretaresse bij Deloitte & Touch weten dat ze niet bereid is met Historisch Nieuwsblad te praten. 

Ook Marijn de Koning (D66), die met nul goede antwoorden als slechtste uit de bus kwam, heeft nog steeds de smoor in. ‘Mijn reputatie is door dat proefwerk geschaad. Ik was daar bij het beantwoorden van de vragen al bang voor, en daarom ben ik er na de tweede vraag al mee gestopt. Dat ik alle vragen fout zou hebben beantwoord, klopt dus niet.’ Maar niet alleen Van Zuijlen en De Koning bleken de vaderlandse geschiedenis niet op een rijtje te hebben. Gemiddeld haalden de Kamerleden het rapportcijfer 4+. 

Dit ontluisterende resultaat voedde het besef dat Nederlanders waren vervreemd van hun gezamenlijke historische wortels. De minister van Onderwijs stelde een commissie in onder leiding van de oud-commissaris van de koningin in Noord-Holland, Roel de Wit, om te bekijken hoe het geschiedenisonderwijs kon worden verbeterd. De commissie-De Wit bepleitte eerherstel voor feitenkennis en de instelling van een historische canon. Deze aanbevelingen zijn later uitgewerkt door de commissie-De Rooy, die een voor kinderen begrijpelijke tijdbalk ontwierp, en de commissie-Van Oostrom, die onlangs de nieuwe Canon presenteerde. 

‘Zonder het proefwerk van Historisch Nieuwsblad hadden we nu geen Canon gehad,’ zegt Palm stellig. Piet de Rooy, voorzitter van de gelijknamige onderwijscommissie, is daar minder van overtuigd. ‘Lang voor het proefwerk en de commissie-De Wit had premier Lubbers al opdracht gegeven tot het zogeheten ijkpuntenonderzoek, met als resultaat vier boeken over Nederland in 1650, 1800, 1900 en 1950. Lubbers deed dit vlak nadat hij was teruggekeerd van een Europees overleg. Ik denk dat de heroriëntatie op het nationale verleden in de jaren negentig een reactie was op het besef dat Nederland steeds meer werd opgenomen in Europa.’ 

Volgens De Rooy had dat het proefwerk onder de Kamerleden gemakkelijk een averechts effect kunnen hebben. ‘Ik hoorde ’s avonds op de radio de reacties van een aantal Kamerleden. Zij verweerden zich door te stellen dat als geschiedenis werd gereduceerd tot feiten en jaartallen, het geen zinvol vak was. Het politieke draagvlak voor verbeteringen aan het geschiedenisonderwijs had dus net zo goed kleiner kunnen worden door dit proefwerk.’ 

Daarom pleit De Rooy voor een voorlopig moratorium op proefwerken. ‘Het gevaar van dit soort toetsen is namelijk dat de irritatie toeneemt. Laten we nu eerst die broodnodige diepte-investering in het geschiedenisonderwijs doen, dan kunnen we over twintig jaar nog eens kijken of dat effect heeft gehad.’

Museumtest
Sinds Historisch Nieuwsblad in 2000 een commerciële uitgever vond, Veen Magazines, is het blad zich gaan richten op het grotere publiek. Het geschiedverhaal zelf is steeds centraler komen te staan. Maar zoals een goed publieksblad betaamt probeert Historisch Nieuwsblad zijn lezers ook op andere manieren van dienst te zijn. Zo werden zij van 2001 tot en met 2005 elke zomer geholpen een keuze te maken uit het museumaanbod, middels de Grote Museumtest. Tien historische musea kregen een cijfer voor hun klantvriendelijkheid, presentatie en inhoud. De Grote Museumtest was geliefd onder lezers, maar gevreesd onder museumdirecties. De resultaten verschenen niet alleen steevast in het vakblad Museumvisie, maar drongen ook door tot de landelijke pers. 

Toen het Haags Historisch Museum in 2003 een 2,5 kreeg, kwam dat hard aan in de hofstad. ‘Het was heel naar,’ zegt directeur Antoinette Visser. ‘Maar voor het museum was het eigenlijk goed. De slechte uitslag heeft bijgedragen aan het besef dat alles anders moest.’ Historisch Nieuwsblad was weinig gecharmeerd van de inrichting en miste een rode draad in de vaste opstelling. 

Inmiddels is het historische pand verbouwd. Vorig jaar september is het Haags Historisch Museum heropend met een tentoonstelling van stukken uit het Rijksmuseum. ‘Dat project kostte ons bijna de kop, maar een extra subsidie van de gemeente heeft faillissement voorkomen. Overigens is het Haags Historisch nog steeds het armste historische museum van Nederland. Amsterdammers en Rotterdammers zijn blijkbaar veel trotser op hun geschiedenis.’ 

Om ook de Hagenaars warm te maken voor hun historie, heeft het museum tal van nieuwe activiteiten gepland. Zo komt er een overzichtstentoonstelling over de groei van de stad en is er een heuse Haagse canon in de maak. Sinds de heropening ziet het Haags Historisch Museum het bezoekersaantal stijgen. Visser: ‘Een eventueel nieuw bezoek van Historisch Nieuwsblad zou ik met vertrouwen tegemoet zien.’ 

Het laagste cijfer ooit gegeven in de Grote Museumtest was een 2+. Slachtoffer was het Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum in Overloon. Vijf jaar later heet dit museum Liberty Park en is Erik van den Dungen er directeur. Hij herkent zich in de kritiek die Historisch Nieuwsblad in 2001 had op het gebrek aan balans en samenhang tussen enerzijds de enorme collectie legervoertuigen en anderzijds de informatieve afdeling over Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. 

Waarom stoot Liberty Park zijn geschiedenisafdeling niet af om zich volledig toe te leggen op het wapentuig? ‘We willen geen Autotron worden,’ antwoordt Van Dungen. ‘Al die wapens stralen een zekere heroïek uit, en daar komen veel vaders en zonen op af. We willen ook de andere kant laten zien.’ De verouderde expositie over de Nederlandse oorlogsgeschiedenis wordt de komende jaren door het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) heringericht. Op z’n vroegst in 2008 is de nieuwe opstelling klaar. ‘Uiteindelijk moet Liberty Park economisch rendabel zijn, maar ook de geschiedkundige kritiek kunnen weerstaan.’ 

Zo legde de Grote Museumtest elk jaar vele zwakke plekken in het Nederlandse museumaanbod bloot. Maar gelukkig waren er ook musea die de test glansrijk doorstonden. Het Verzetsmuseum in Amsterdam, bijvoorbeeld, dat de 9 die het verdiende in 2002 nog steeds trots vermeldt op zijn website. 

De positieve beoordeling door Historisch Nieuwsblad heeft het museum geen windeieren gelegd. ‘Op het tijdstip van de test waren we volop aan het knokken voor ons voortbestaan,’ zegt directeur Liesbeth van der Horst. ‘Niet veel mensen wisten ons te vinden. De laatste jaren neemt het aantal bezoekers echter gestaag toe. Daarnaast hebben we menigmaal met onze 9 geschermd richting de overheid. Dat heeft geholpen bij het binnenhalen van subsidies.’

Foute ouders
Hoe mediageniek de ‘historicus van het jaar’-verkiezing, het proefwerk geschiedenis en de Grote Museumtest ook zijn, de voornaamste opdracht die Historisch Nieuwsblad zich stelt, is het vertellen van geschiedenis. De geschiedverhalen in het blad zijn gebaseerd op de laatste stand van het historisch onderzoek, dat doorgaans wordt verricht door beroepshistorici aan universiteiten en instituten, en gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften en dikke boeken. Maar soms doet het blad zelf onderzoek. 

In februari 2001 hield Historisch Nieuwsblad een enquête onder 229 kinderen van ouders die ‘fout’ waren in de oorlog. De redactie wilde weten in hoeverre het oorlogsverleden van de ouders hun eigen leven had beïnvloed. De vaak schrijnende uitkomsten verschenen in september 2002 in Historisch Nieuwsblad en vormden de basis van het boek Fout geboren. 

Een van de voornaamste bevindingen was dat kinderen van ‘foute’ ouders zich tot dan toe genegeerd voelden door de geschiedwetenschap. Van de geënquêteerden verlangde 62 procent dat het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie hun ervaringen in kaart zou brengen. Het NIOD heeft naar de bede geluisterd en is dit jaar een onderzoek gestart, waarvan de resultaten in 2010 worden verwacht. 

‘Ik had al langer het gevoel dat dit onderwerp op onze onderzoeksagenda gezet moest worden,’ zegt NIOD-onderzoeker Peter Romijn. ‘De enquête van Historisch Nieuwsblad heeft dit versterkt. De historische professie heeft met dit soort kwesties nog wel eens de neiging aan te nemen dat we al weten wat we hierover moeten denken. Nu dankzij de enquête mensen hun ervaringen hebben kunnen vertellen en die in het publieke debat terecht zijn gekomen, is die aanname weer omgebogen tot een uitdaging.’ 

Paul Mantel is bestuurslid van de Werkgroep Herkenning, een lotgenotenorganisatie voor kinderen van ‘foute’ ouders. Volgens hem betekende de enquête van Historisch Nieuwsblad ‘een doorbraak’. ‘Er waren plannen bij het ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, om een onderzoek door het NIOD te subsidiëren. Dat het onderzoek ook echt van start is gegaan, is echter een direct gevolg geweest van de enquête.’ 

Voor de Werkgroep Herkenning zelf gaven de uitkomsten van de enquête aanleiding voor een verandering van koers. Mantel: ‘Herkenning is ooit begonnen als een therapeutische zelfhulpgroep. Nu is echter duidelijk geworden dat we ons ook moeten richten op de geschiedschrijving. Het heeft onze slagvaardigheid vergroot. Zo is Herkenning nu actief betrokken met het opzetten van een digitaal archief waarin mensen zelf hun levensverhalen kunnen onderbrengen.’ 

Een van de kinderen van ‘foute’ ouders wier verhaal in Fout geboren uitgebreid aan de orde komt, is Jantje. ‘Ik heb het contact met Historisch Nieuwsblad als heel prettig ervaren, heel veilig. Toch vond ik het griezelig toen het boek uitkwam. De angst voor negatieve reacties blijft. Toen ik het kocht in de boekhandel was ik zo laf om te zeggen dat het een cadeau was voor een vriendin.’ 

Jantje heeft het boek inmiddels inderdaad weggegeven. ‘Aan een man die af en toe bij mij in de tuin werkt, en van wie ik al een tijdlang vermoedde dat hij een lotgenoot was. Laatst sprak ik met hem over de politiek, en ik vertelde over mijn ouders. Toen begon hij te huilen en kwam het verhaal eruit: dat zijn vader en moeder ook “fout” waren geweest in de oorlog. Het was hetzelfde verhaal als zovelen van ons hebben: zijn eigen zoons mochten nergens van weten, zijn vrouw wilde er niet over praten, en zelf zat hij aan de antidepressiva. Hopelijk is het lezen van het boek voor hem een begin om met zichzelf in het reine te komen. Als ik zie wat de enquête allemaal teweeg heeft gebracht, dan denk ik: het is goed dat Historisch Nieuwsblad er was om onze verhalen naar buiten te brengen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.