Bijna alle politieke partijen willen dat er minder arbeidsmigranten naar Nederland komen. Maar is drastisch inperken van de arbeidsmigratie mogelijk? Het voormalige apartheidsregime in Zuid-Afrika probeerde het ooit, maar faalde.
Migratiebeperking was een cruciaal onderdeel van de apartheid in Zuid-Afrika, die officieel bestond van 1948 tot 1994. De overwegend Afrikaanstalige machthebbers spraken van instromingsbeheer. Het is nuttig dit Zuid-Afrikaanse migratiebeleid nader te bekijken. Vooral omdat het faliekant mislukte.
Nederlandse partijen die pleiten voor minder immigratie kun je niet gelijkstellen aan het voormalige apartheidsregime. Daarvoor verschillen de beweegredenen te veel. Instromingsbeheer was onderdeel van de brede agenda van de witte Zuid-Afrikaanse regering om het land te verdelen in een grote, overwegend witte rompstaat en een aantal kleine zwarte thuislanden. Dat kon alleen, als de massale arbeidsmigratie vanuit de thuislanden naar de ‘witte’ mijnbouw- en industriesteden werd gekeerd.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Het achterliggende motief was machtsbehoud voor de witte minderheid. Want als de zwarte meerderheid integreerde in de stedelijke samenleving, zou zij sociaal en politiek bewust worden en de macht opeisen. Volgens de apartheidspolitici betekende dat de ondergang van de blanke beschaving, of zelfs van het witte ras. Soortgelijke apocalyptische voorspellingen (‘omvolking’) vind je in de Nederlandse politiek alleen bij de PVV en Forum, en dan vooral gekoppeld aan de in omvang veel geringere asielmigratie. De meeste partijen gebruiken praktische argumenten om immigratie in te dammen. Zoals de extra druk op de woningmarkt.
Pascontroles
Buiten de ideologie zijn er wel overeenkomsten. De Zuid-Afrikaanse uitgangspositie leek op de Nederlandse. De grenzen tussen het blank verklaarde gebied en de thuislanden waren te grillig voor een muur. Ze waren open, net als de grens tussen Nederland en de rest van de Europese Unie. Deze kan alleen worden ‘gesloten’ na een Nexit. Maar zelfs dat zou weinig uithalen, want een waterdichte muur van Cadzand via Vaals naar de Dollard is praktisch onhaalbaar.
Veel bedrijven namen mensen illegaal in dienst
In plaats van muren gebruikte het apartheidsregime een vergunningenstelsel. Bedrijven die migranten wilden aannemen, moesten naar een arbeidsbureau. Dat gaf de nieuwkomers werk- en verblijfsvergunningen, die zij altijd op zak moesten hebben. De politie hield zwarte mensen om de haverklap staande om hun pas te controleren. Op straat, maar ook op de werkvloer. Wie geen geldige papieren had, werd in hechtenis genomen en tewerkgesteld in de landbouw of teruggestuurd naar het thuisland van herkomst.
De vernederende pascontroles en uitzettingen wakkerden het verzet aan, terwijl ze niet het beoogde effect hadden. De vraag naar goedkope arbeidskrachten was simpelweg te groot. Veel bedrijven namen mensen illegaal in dienst. Het politie- en inspectieapparaat had te weinig capaciteit om iedereen te controleren. Intussen werd de stedelijke bevolking alsmaar groter en zwarter.

Ontwikkelingshulp
Het apartheidsregime hoopte dat door mechanisering de vraag naar goedkope arbeidsmigranten zou afnemen, maar dat gebeurde in de praktijk onvoldoende. Verder probeerde de overheid ondernemers zover te krijgen dat ze hun productie verplaatsten naar de grensgebieden rond de thuislanden. Dan hoefden de arbeiders niet langer naar de ‘witte’ steden te trekken. Maar de meeste bedrijven bleven liever in de bestaande industriecentra gevestigd, zodat ook deze maatregel faalde.
De kiezer bekommerde zich het eerst om zijn auto en zijn huis in de suburbs
Nog één troef dacht het regime te kunnen spelen. Arbeidsmigratie werd niet alleen veroorzaakt door een grote vraag naar personeel in de steden, maar ook door schrijnende armoede in de thuislanden. Daarom beloofde de regering te investeren in betere grondbewerking, infrastructuur en onderwijs. De thuislanden zouden idyllische oorden worden, waar zwarte mensen graag een toekomst wilden opbouwen. Dan zou de migratiestroom niet alleen opdrogen, maar zelfs in tegengestelde richting gaan vloeien. Zelfs zwarte Zuid-Afrikanen die in de steden waren geboren of geworteld, zouden vrijwillig naar de thuislanden verhuizen. Echo’s van deze strategie zijn te beluisteren bij meerdere Nederlandse partijen, die hopen dat ontwikkelingshulp aan herkomstlanden zorgt dat migranten dáár blijven.
Ondanks mooie woorden bleef de economische ontwikkeling van de thuislanden ver achter. Om iets te maken van de ongunstig gelegen gebieden, die kampten met overbevolking en overbegrazing, waren bedragen nodig die het Zuid-Afrikaanse overheidsbudget ver te boven gingen. Witte kiezers en belastingbetalers eisten dat de regering in de eerste plaats omzag naar hún behoeftes. Zij raakten vanaf begin jaren zestig gewend aan een stijgende welvaart, die mogelijk was dankzij arbeidsmigranten. Leiders van de regerende Nationale Partij verzuchtten dat hun achterban niet bereid was offers te brengen voor de apartheid. Al riepen zij nog zo hard dat de blanke beschaving op het spel stond, de kiezer bekommerde zich het eerst om zijn auto en zijn huis in de suburbs.
Instromingsbeheer in Zuid-Afrika was een flop. Ondanks de gehate pascontroles, de zware straffen en het uitzetten van duizenden illegalen per jaar bleven arbeidsmigranten in groten getale naar de economisch vitale steden trekken. Het beleid was simpelweg niet bestand tegen de economische realiteit.
